ECLI:NL:RBZWB:2024:1888

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 maart 2024
Publicatiedatum
21 maart 2024
Zaaknummer
02/240322-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de verkoop van hard- en softdrugs, voorhanden hebben van vuurwapen en witwassen van geld

Op 21 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van hard- en softdrugs, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het witwassen van een geldbedrag. De verdachte, geboren in 1987 en gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg, werd bijgestaan door raadsman mr. H. van Asselt. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 7 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten.

De tenlastelegging omvatte vier feiten: de handel in harddrugs, de handel in softdrugs, het voorhanden hebben van een vuurwapen en het witwassen van een geldbedrag van € 90.031,31. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de verkoop van aanzienlijke hoeveelheden hard- en softdrugs, en dat hij het vuurwapen en de bijbehorende munitie voorhanden had. De rechtbank achtte het bewijs voor het witwassen van € 25.264,36 voldoende, maar sprak de verdachte vrij van het witwassen van de personenauto en een deel van het geldbedrag.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden met aftrek van het voorarrest, alsook een geldboete van € 50.000. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de impact op de samenleving en het feit dat de verdachte geen verantwoordelijkheid nam voor zijn daden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/240322-23
vonnis van de meervoudige kamer van 21 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Middelburg
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 7 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. E.M.H.B.C. van Aalst, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
feit 1: de handel in, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs;
feit 2: de handel in, dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van softdrugs;
feit 3: het voorhanden hebben van een vuurwapen en kogelpatronen;
feit 4: het witwassen van een geldbedrag van € 90.031,31 en een personenauto Audi A3 met [kenteken] (hierna: de personenauto).

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht op grond van de inhoud van het procesdossier de feiten 1 en 2 wettig en overtuigend bewezen, in die zin dat verdachte in de ten laste gelegde periode hoeveelheden hard- en softdrugs heeft verkocht, afgeleverd en verstrekt. Daarnaast kan op grond van de inhoud van het procesdossier worden bewezen dat verdachte het vuurwapen en de kogelpatronen voorhanden heeft gehad, zoals ten laste gelegd onder feit 3. Ten aanzien van feit 4 stelt zij zich op het standpunt dat alleen tot een bewezenverklaring van het witwassen van een geldbedrag van € 90.031,31 kan worden gekomen en vordert zij partiële vrijspraak van het witwassen van de personenauto.
De officier van justitie acht de door verdachte ter zitting afgelegde verklaring dat de drugs, het vuurwapen en de kogelpatronen en het contante geldbedrag van zijn broer zijn ongeloofwaardig.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ten aanzien van de feiten 1 en 2 bepleit dat bewezen kan worden dat verdachte de ten laste gelegde hoeveelheden hard- en softdrugs opzettelijk aanwezig heeft gehad. Verdachte had wetenschap van de drugs in zijn woning en er is dan ook sprake van voorwaardelijk opzet. Daarentegen kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte de hard- en softdrugs opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt dan wel vervoerd in Nederland. Verdachte dient van deze feiten te worden vrijgesproken. Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van feit 3, nu het vuurwapen niet van verdachte is maar van zijn broer en hij geen wetenschap had van dit wapen. Daarnaast dient vrijspraak te volgen van feit 4. De personenauto is op legale wijze door verdachte aangeschaft en verdachte heeft ten aanzien van in ieder geval een substantieel gedeelte van de gestorte bedragen op zijn rekening een aannemelijke verklaring gegeven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feiten en omstandigheden
Op 19 september 2023 werd naar aanleiding van een Europees onderzoeksbevel (EOB) de woning van verdachte aan [woonadres] binnengetreden en doorzocht. Op verschillende locaties in de woning en in de schuur werden grote hoeveelheden en verschillende soorten harddrugs en softdrugs aangetroffen. In de woonkamer werd een contant geldbedrag in kleine coupures aangetroffen van in totaal € 24.995,00. Daarnaast lag in de auto van verdachte een geldbedrag van in totaal € 269,36. Onder een tegel van het terras in de achtertuin werd een zuurkoolvat aangetroffen waarin een vuurwapen, 605 stuks pistoolmunitie en 897 stuks revolvermunitie zaten. Ook werden twee telefoons in de woning aangetroffen waarop chatberichten, accounts, advertenties en foto’s over de handel in verdovende middelen zijn aangetroffen. Tot slot werden er notitieboekjes in de woning van verdachte aangetroffen waarbij de teksten overeenkomsten vertonen met datgene wat op de telefoon is aangetroffen (accountnamen, aantekeningen over verdovende middelen).
Nader onderzoek door de politie en het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft uitgewezen dat in de woning (onder meer) werd aangetroffen:
- ongeveer 45,92 kilogram amfetamine;
- ongeveer 4,45 kilogram MDMA;
- ongeveer 9,03 kilogram tabletten, bevattende MDMA;
- ongeveer 1,02 kilogram cocaïne;
- ongeveer 0,92 kilogram methamfetamine;
- 2,2 kilogram hennep;
- 1,02 kilogram hasj;
Feiten 1 en 2: handel in dan wel opzettelijk aanwezig hebben van hard- en softdrugs
Handel in hard- en softdrugs
In de woning van verdachte zijn zoals blijkt uit het voorgaande grote handelshoeveelheden hard- en softdrugs aangetroffen. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in hard- en softdrugs, zoals impliciet primair is ten laste gelegd, dan wel aan het opzettelijk aanwezig hebben hiervan zoals impliciet subsidiair tenlastegelegd.
Allereerst stelt de rechtbank vast dat verdachte in de ten laste gelegde periode de gebruiker is geweest van de iPhone X en de iPhone 14 die in zijn woning zijn aangetroffen. Verdachte heeft op zitting verklaard dat de iPhone X van hem was en dat hij de telefoon gebruikte als huistelefoon. In de iPhone X zat een simkaart met telefoonnummer eindigend op [nummer] . Verdachte heeft verklaard dat de iPhone 14 niet van hem was, maar dat hij deze telefoon voor zijn broertje heeft besteld. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig, nu in de iPhone 14 onder meer de gebruikersnaam [e-mailadres] , de [accountnaam] en een foto van de bankpas van verdachte zijn aangetroffen. Ook stonden in de telefoon foto’s van het paspoort van verdachte en van zijn kinderen. Verdachte was dus de gebruiker van zowel de iPhone X als de iPhone 14.
Op die telefoons zijn chatberichten, accounts, advertenties en foto’s aangetroffen die erop duiden dat verdachte vanuit zijn woning in Nederland drugs heeft verkocht.
Verdachte heeft op zitting verklaard dat hij accounts op Wickr en Wire heeft aangemaakt. Uit de advertenties van de accounts blijkt duidelijk dat sprake is van het te koop aanbieden van diverse soorten hard- en softdrugs en dat die drugs geleverd kunnen worden in onder andere Nederland en België. Ook worden in de advertenties prijzen genoemd. Daarnaast corresponderen de in de advertenties aangeboden drugs met de drugs die zijn aangetroffen in de woning van verdachte en met de geschreven notities die in de woning zijn aangetroffen.
Dat verdachte zich ook daadwerkelijk actief heeft bezig gehouden met de verkoop van drugs blijkt onder meer uit de digitale notitie en de chatgesprekken die in de telefoon van verdachte zijn aangetroffen. De digitale notitie bevat een overzicht van de ritten die zijn gereden en de kosten die zijn gemaakt. Ook de gemaakte winst blijkt hieruit. Deze notitie is aangemaakt op 6 september 2021 en voor het laatst gewijzigd op 19 september 2023. Verder blijkt uit de chatgesprekken die zijn aangetroffen op de telefoons van verdachte dat hij opdrachten geeft aan een persoon om de drugs die verdachte heeft verkocht af te leveren bij de kopers hiervan in Nederland en België. Ook blijkt uit de chatgesprekken dat verdachte zijn adres geeft aan personen en dat deze personen worden uitgenodigd om naar zijn woning te komen. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze berichten en de bijbehorende context duidelijk dat het de bedoeling was van verdachte om aan deze personen vanuit zijn woning drugs te verkopen en dit ook daadwerkelijk heeft gedaan. Dat verdachte daadwerkelijk drugs verkocht wordt verder onder meer bevestigd door een chatbericht van 15 augustus 2023 van een klant genaamd ‘ [naam] ’, die aan verdachte bericht dat hij al zeker 60 keer bij verdachte heeft besteld.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich van 6 september 2021 tot 19 september 2023 bezig heeft gehouden met de daadwerkelijke verkoop van hard- en softdrugs.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat er drugs in zijn woning lagen, maar dat de drugs van zijn broer waren. Hij zou zijn woning in de tenlastegelegde periode aan zijn broer ter beschikking hebben gesteld. Daarnaast zou verdachte een deel van de accounts hebben aangemaakt voor zijn broer, nadat zijn broer dat aan hem had gevraagd. De rechtbank constateert dat verdachte pas ter zitting met deze voor hem ontlastende verklaring komt en dat het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt om aan te nemen dat de broer van verdachte verantwoordelijk moet worden gehouden voor de aangetroffen hoeveelheid drugs. Daarnaast acht de rechtbank het zeer onwaarschijnlijk dat verdachte de accounts op zijn telefoon voor zijn broer heeft aangemaakt en de iPhone 14 van zijn broer was, nu in die telefoon zoals eerder geconstateerd de persoonlijke gegevens van verdachte staan.
Gelet op al het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de tenlastegelegde periode in en vanuit Nederland hoeveelheden hard- en softdrugs heeft verkocht.
Geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd van harddrugs
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte zelf harddrugs heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. Verdachte zal daarom van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd van softdrugs
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte zelf softdrugs heeft afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd. Verdachte zal daarom van dat deel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Feit 3: voorhanden hebben van vuurwapen en munitie
De rechtbank heeft op grond van de bewijsmiddelen vastgesteld dat onder een tegel van het terras in de achtertuin een zuurkoolvat is aangetroffen met daarin een vuurwapen, 605 stuks pistoolmunitie en 897 stuks revolvermunitie. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of verdachte over het vuurwapen en de munitie kon beschikken en zich in meer of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie.
In beginsel heeft als uitgangspunt te gelden dat een bewoner weet wat er in zijn woning, daaronder begrepen de tuin, aanwezig is en daarvoor verantwoordelijk is. Dit is alleen anders indien de bewoner een aannemelijke verklaring kan geven voor het ontbreken van die bekendheid.
Verdachte heeft verklaard dat zijn broer in zijn huis verbleef, dat het vuurwapen en de munitie van zijn broer waren en dat hij hier niks vanaf wist. Hij zou van de aanwezigheid hiervan pas op de hoogte zijn gekomen na zijn aanhouding. De rechtbank schuift deze verklaring van verdachte als ongeloofwaardig terzijde, gelet op hetgeen zij hierover onder feit 1 en 2 heeft overwogen. Daarnaast merkt de rechtbank op dat er een foto van een revolver in de map DCIM staat op de telefoon van verdachte. Deze revolver is gelijkend op de revolver die op 19 september 2023 is aangetroffen tijdens de huiszoeking van de woning van verdachte. Het is een feit van algemene bekendheid dat de in de map DCIM opgeslagen foto’s door het desbetreffende toestel zijn gemaakt.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het vuurwapen, 605 stuks pistoolmunitie en 897 stuks revolvermunitie voorhanden heeft gehad.
Feit 4: witwassen van € 90.031,31 en de personenauto
Beoordelingskader witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp of geldbedrag afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling voor witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp of geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp of geldbedrag en een bepaald misdrijf, kan niettemin worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is. Dit is het geval indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Daarvoor moet allereerst worden vastgesteld of de feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen. Als dat het geval is, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de gelden. Deze verklaring moet concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Bij de beoordeling van deze verklaring spelen de omstandigheden waaronder en het moment en de wijze waarop deze verklaring tot stand is gekomen een rol. Zo kan het van belang zijn of verdachte van meet af aan tegenwicht tegen de verdenking heeft geboden of dat hij pas in een later stadium van het onderzoek is gaan verklaren. Indien de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de gelden. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de gelden waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Witwassen personenauto
Verdachte heeft ten aanzien van de personenauto bij de politie en op zitting verklaard dat in 2021 in zijn woning is ingebroken en dat toen zijn voorgaande auto, zijnde een Volkswagen Golf, is weggenomen. Van het ontvangen verzekeringsgeld zou verdachte de Audi A3 hebben gekocht. De rechtbank constateert dat uit het procesdossier blijkt dat Voogd & Voogd verzekeringen een bedrag van € 30.277,54 aan schade en restitutiepolis heeft uitgekeerd aan verdachte. Verder bevat het dossier een afschrijving van de rekening van verdachte van [B.V.] ter hoogte van € 32.400,00. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank dan ook van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat dat verdachte de personenauto heeft verkregen met uit misdrijf afkomstig geld. Verdachte zal van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Witwassen van € 90.031,31
Vermoeden van witwassen
Op 19 september 2023 is in de woning van verdachte een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal € 24.995,00. In zijn auto werd daarnaast een contant geldbedrag aangetroffen van in totaal € 269,36. Verdachte bewaarde deze grote hoeveelheden contante gelden in zijn woning en in zijn auto, terwijl hij beschikte over een spaarrekening en zodoende het geld had kunnen onderbrengen bij de bank. Bovendien waren de contanten in de woning in kleine coupures gebundeld. Vervolgens is onderzoek gedaan naar de bankrekeningen van verdachte en is gekeken naar bijschrijvingen die niet afkomstig waren uit arbeid, familie of overige ondernemingen. Hieruit bleek dat verdachte in de periode 1 oktober 2021 tot en met 26 september 2023 in totaal € 17.422,16 op zijn bankrekening heeft gestort. Deze contante geldstroom heeft verdachte niet benoemd in zijn belastingaangifte en hij hield zodoende deze geldstroom uit het zicht van de Belastingdienst. Voorgaande contante gelden van in totaal € 42.686,52 (€ 24.995,00 + € 269,36 + € 17.422,16) staan niet in verhouding tot het legale inkomen van verdachte. Ook bleek uit de transactieoverzichten van de Rabobank dat er in de periode 1 oktober 2021 tot en met 26 september 2023 gelden werden bijgeschreven op zijn bankrekening die afkomstig waren van meerdere particulieren en ondernemingen. Deze bijschrijvingen hadden geen of geen duidelijke omschrijving. Daarnaast heeft verdachte gelden ontvangen van een online payment service waarvan niet duidelijk is waar deze gelden voor waren. Deze onverklaarbare betalingen omvatten een bedrag van € 47.344,79.
Gelet op voorgaande onverklaarbare vermogensstromen in combinatie met het feit dat in de woning van verdachte grote hoeveelheden hard- en softdrugs zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat er voldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen om een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen.
Gezien dit vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken.
Witwassen contant geld woning en auto
Verdachte heeft op zitting verklaard dat het contante geldbedrag ter hoogte van € 24.995,00 van zijn broer was die in zijn woning verbleef. De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat deze verklaring van verdachte over zijn broer als ongeloofwaardig terzijde kan worden geschoven. Zij gaat er dan ook van uit dat dit geldbedrag van verdachte is. Verder heeft verdachte over de herkomst van dit geldbedrag niets verklaard. Over het contante geldbedrag dat in de auto van verdachte lag ter hoogte van € 269,36 heeft verdachte ook geen verklaring afgelegd. Het Openbaar Ministerie heeft daar dan ook geen nader onderzoek naar hoeven verrichten. De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het op 19 september 2023 in de woning en in de auto van verdachte aangetroffen contante geldbedrag ter hoogte van € 25.264,36 (€ 24.995,00 + € 269,36) het vermoeden van witwassen niet is weerlegd. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft en dat verdachte dit geldbedrag op 19 september 2023 voorhanden had.
Witwassen contante stortingen en onverklaarbare betalingen
Uit het voorgaande blijkt dat onderzoek is gedaan naar de historische bankgegevens van verdachte in de periode 1 oktober 2021 tot en met 26 september 2023. Ten laste is gelegd dat verdachte op 19 september 2023 deze geldbedragen zou hebben witgewassen. Het dossier bevat echter onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte het geldbedrag ter hoogte van € 64.766,95 op die specifieke datum voorhanden heeft gehad, dan wel heeft verworven, overgedragen, omgezet en/of gebruik heeft gemaakt, zoals is ten laste gelegd onder feit 4. De rechtbank zal verdachte daarom voor dit geldbedrag partieel vrijspreken.
Conclusie
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het witwassen van de personenauto Audi A3 met [kenteken] en het geldbedrag ter hoogte van € 64.766,95. Zij acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 25.264,36.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 6 september 2021 tot en met 19 september 2023 te [plaats] , althans in
Nederland, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine en een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde amfetamine en MDMA en cocaïne en methamfetamine telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2
in de periode van 6 september 2021 tot en met 19 september 2023 te [plaats] , althans in
Nederland, opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid hennep en Hasj, zijnde hennep en Hasj telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3
op 19 september 2023 te [plaats] een wapen van categorie III, onder 1, te weten een revolver, van het merk Colt, type Python 357, kaliber .357 Magnum en .38 special, zijnde een vuurwapen en meerdere munities van categorie III, te weten
605 centraalvuur kogelpatronen (pistoolmunitie) van het merk S&B kaliber 9 en 9mm Luger (9x19) en
897 centraalvuur kogelpatronen (revolvermunitie) van onder andere de merken S&B kaliber .38 Special en CCI kaliber .38 Special en G.F.L. kaliber .38 S&W Special, en Magtech, kaliber en 38 S&W special en 38 wad-cutter en 357 Magnum, voorhanden heeft gehad;
4
op 19 september 2023 te [plaats] een hoeveelheid geld te weten 25.264,36 euro voorhanden heeft gehad terwijl hij, verdachte, wist dat dat voorwerp - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van het voorarrest en daarnaast een geldboete ter hoogte van
€ 50.000,00.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om aan verdachte een zo laag mogelijke gevangenisstraf op te leggen, gelet op de strafzaak die verdachte nog in België heeft lopen en waarbij artikel 63 van het Wetboek van Strafvordering niet van toepassing is, omdat de rechtssystemen van Nederland en België niet op elkaar zijn afgestemd. Daarnaast wordt verzocht om geen geldboete aan verdachte op te leggen gelet op zijn financiële situatie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van ongeveer twee jaar schuldig gemaakt aan de verkoop van hard- en softdrugs. Gelet op de aangetroffen hoeveelheden drugs in zijn woning betreft het een grootschalige handel. Het is algemeen bekend dat harddrugs zoals cocaïne, MDMA en (meth)amfetamine en softdrugs zoals hennep en hasj middelen zijn die voor gebruikers sterk verslavend zijn en ernstige schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers. Door de verkoop hiervan heeft verdachte een bijdrage geleverd aan de instandhouding van het criminele drugscircuit, waarvan een sterk ondermijnende en maatschappelijk ontwrichtende werking uitgaat. Bovendien gaat de handel in drugs veelal gepaard met illegale geldstromen en andersoortige criminaliteit, zoals delicten tussen handelaren onderling en strafbare feiten die drugsgebruikers plegen om aan de drugs te kunnen komen. Verdachte heeft voor dit alles geen oog gehad en heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financieel gewin.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en een grote hoeveelheid kogelpatronen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van
€ 25.264,36. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
Verdachte heeft geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor deze feiten. Het feit dat verdachte geen inzicht heeft willen geven in zijn handelen baart zorgen voor de toekomst en weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee. Bovendien rekent de rechtbank het verdachte aan dat in ieder geval ten tijde van de inval van de politie twee minderjarige kinderen van verdachte in deze woning verbleven en dat een groot deel van de drugs binnen handbereik lag van hen. Zo zijn er drugs aangetroffen in de woonkamer en de koelkast in de keuken.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor Opiumwetfeiten.
Gelet op de aard en ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur in combinatie met een forse geldboete een passende strafrechtelijke reactie is.
Ten aanzien van de hoogte van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Zij komt daarom tot een hogere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. Alles overziend legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van het voorarrest en een geldboete ter hoogte van € 50.000,00.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24c, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de
Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
meermalen gepleegd;
feit 4:witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 36 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte tot
betaling van een geldboete van € 50.000,00;
- beveelt dat bij niet betaling van de geldboete,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
285 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. K. Verschueren, voorzitter, mr. R.J.H. van der Linden en mr. L.W. Louwerse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.B.H. van Overveld, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 21 maart 2024.
Mr. L.W. Louwerse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.