ECLI:NL:RBZWB:2024:1863
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Rekestprocedure
- mr. De Graaf
- mr. Jansen
- mr. Sumner
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van het gezag van de moeder over een minderjarige die sinds geboorte bij pleegouders verblijft
Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de beëindiging van het gezag van de moeder over haar minderjarige kind, dat sinds de geboorte bij pleegouders verblijft. De moeder, die onder een ISD-maatregel staat en in een penitentiaire inrichting verblijft, heeft ingestemd met de beëindiging van haar gezag. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek ingediend, waarbij werd gesteld dat de moeder niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van het kind te dragen vanwege haar verslavingsproblemen en de omstandigheden waarin zij zich bevindt.
De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de situatie van de moeder en de ontwikkeling van het kind. Het kind heeft sinds de geboorte een sterke band opgebouwd met de pleegouders, en de rechtbank oordeelde dat het in het belang van het kind is om deze band niet te verstoren. De moeder heeft aangegeven dat zij zich wil richten op haar eigen herstel en dat zij niet in staat is om de nodige aandacht te geven aan gezagsbeslissingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beëindiging van het gezag van de moeder noodzakelijk is voor de stabiliteit en het welzijn van het kind.
De rechtbank heeft de Stichting Jeugdbescherming Brabant benoemd tot voogdes over het kind en verklaarde de beschikking uitvoerbaar bij voorraad. De beslissing is genomen met inachtneming van de relevante wetgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Hoger beroep tegen deze beschikking kan binnen drie maanden na de uitspraak worden ingesteld.