Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 5 maart 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte werd beschuldigd van openlijk geweld tegen een slachtoffer op 18 april 2022 in Tilburg. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging.
De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte op de genoemde datum openlijk geweld heeft gepleegd in vereniging. De verdachte heeft het feit bekend, maar de verdediging vroeg om vrijspraak voor het letsel dat aan het slachtoffer zou zijn toegebracht, wat de rechtbank ook toekende. De rechtbank legde een taakstraf op van 100 uur, waarvan 40 uur voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar, en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en deelname aan de CoVa-training. De rechtbank weegt de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee in de strafoplegging.
De rechtbank concludeerde dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezenverklaarde. Het vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, waarbij de oudste rechter niet in staat was om het vonnis mede te ondertekenen.