Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
- € 1.365,97, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
- € 36,12, voor vergoeding van reiskosten;
- € 465,28, voor vergoeding van inkomstenderving;
- te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
- de aantekening van het mondelinge vonnis van de politierechter van 7 juni 2023, waarbij verzoeker is vrijgesproken;
- de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
2.De beoordeling
€ 1.245,97is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. In het oordeel van de rechtbank is het uurtarief van de advocaat meer dan redelijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
€ 36,12en de verzochte vergoeding in verband met inkomstenderving ter hoogte van
€ 465,28toe.
€ 680,00toegekend.
3.De beslissing
€ 2.547,37 zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] , ten name van Stichting Beheer Derdengelden Osté, onder vermelding van “23-018079”