ECLI:NL:RBZWB:2024:1820

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
RK 23-022657
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslaglegging en teruggave van in beslag genomen goederen

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw mr. J.C.H. Pronk, had verzocht om opheffing van het beslag dat door de politie was gelegd op verschillende persoonlijke voorwerpen, waaronder telefoons en een bankpas. Klager stelde dat deze voorwerpen niet waren verkregen door een strafbaar feit en dat hij geen afstand had gedaan van zijn eigendommen. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, betwistte de ontvankelijkheid van het klaagschrift en stelde dat klager afstand had gedaan van de meeste in beslag genomen goederen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beslag op de telefoons reeds was opgeheven door een eerder vonnis van de politierechter van 16 maart 2023, waarin de teruggave aan klager was bevolen. Daarnaast bleek uit het dossier dat klager van de overige in beslag genomen goederen afstand had gedaan. Gezien deze feiten heeft de rechtbank geoordeeld dat klager niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn beklag. De beslissing is genomen in raadkamer op 11 maart 2024, waarbij de rechtbank de procedure en de argumenten van beide partijen heeft gewogen. De uitspraak is gedaan door rechter mr. J.C. Gillesse in aanwezigheid van griffier mr. M. van Grinsven.

Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open voor zowel het Openbaar Ministerie als klager, binnen veertien dagen na de betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/068701-23
rk.nummer: 23-022657
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. J.C.H. Pronk op het adres Regentesselaan 4, 7316 AC Apeldoorn
Klager is [klager] voornoemd.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het klaagschrift, ingediend op 11 september 2023 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 26 februari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax en mr. J.C.H. Pronk als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Hiertoe is aangevoerd dat op een onbekende datum door de politie onder klager in beslag is genomen, telefoons die in de auto lagen, een carte bleu verzekeringskaart en andere persoonlijke voorwerpen die nog in de auto lagen. De voorwerpen zijn niet door enig strafbaar feit verkregen, noch onttrokken aan een rechthebbende. Klager is eigenaar van de in beslag genomen voorwerpen. Hij heeft geen afstand van die voorwerpen gedaan (of willen doen). Nu de strafzaak jegens verzoeker middels een vonnis van 7 maart 2023 is geëindigd verzet het belang van strafvordering zich niet tegen de teruggave van het beslag nu de goederen redelijkerwijs niet voor het bewijs kunnen dienen, niet in aanmerking komen voor een ontneming of verbeurdverklaring of een een ontnemingsvordering. Daarbij is van belang dat de inbeslagneming van de identiteitskaart niet rechtmatig was, evenals de inbeslagname van de bankpas en andere persoonlijke eigendommen. Klager heeft de voorwerpen nodig om in zijn dagelijkse levensonderhoud te kunnen voorzien, en zit al reeds lange tijd in onzekerheid mede door het uitblijven van een reactie van het Openbaar Ministerie. In raadkamer heeft de raadsvrouw hieraan toegevoegd dat de telefoons aan klager terug zijn gegeven, er als het goed is ook een bankpas en een id-kaart van klager in beslag zijn genomen en klager nergens afstand van heeft gedaan.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen beslagleggingen zijn waartegen klager beklag in kan stellen. Gelet op pagina 4 van het procesdossier is er van alle goederen – met uitzondering van de telefoons – die onder klager in beslag zijn genomen door klager afstand gedaan. Nu is vast komen te staan dat de telefoons aan klager terug zijn gegeven dient klager niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn beklag.

2. De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt vast dat het beslag gelegd op grond van artikel 94 reeds is geëindigd omdat bij vonnis van de politierechter van 16 maart 2023 de teruggave van de twee telefoons aan klager is bevolen én uit het raadkamer dossier is gebleken dat klager van de overige inbeslaggenomen goederen afstand heeft gedaan.
De rechtbank zal klager niet ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beslissing is op 11 maart 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).