ECLI:NL:RBZWB:2024:1817
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing van proceskostenvergoeding en rentevergoeding als winst uit onderneming
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 maart 2024, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de Belastingdienst beoordeeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, waarbij de proceskostenvergoeding en rentevergoeding die belanghebbende had ontvangen naar aanleiding van civiele procedures als winst uit onderneming werden belast. De rechtbank behandelt de vraag of deze vergoedingen terecht tot de winst uit onderneming behoren.
Belanghebbende, die sinds 2010 een eenmanszaak heeft, had civiele procedures aangespannen tegen zijn voormalige opdrachtgever vanwege onbetaalde facturen. De rechtbank oordeelt dat de ontvangen vergoedingen voortvloeien uit de ondernemingsactiviteit van belanghebbende en dat er een oorzakelijk verband bestaat tussen de civiele procedures en de onderneming. De rechtbank wijst het beroep van belanghebbende af, omdat de vergoedingen terecht door de inspecteur als belastbare winst uit onderneming zijn aangemerkt.
De rechtbank concludeert dat de aanslag IB/PVV voor het jaar 2020 in stand blijft en dat belanghebbende geen recht heeft op teruggaaf van griffierecht of vergoeding van proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.