ECLI:NL:RBZWB:2024:1801

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
RK 24-001942
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake beslag op hond

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een zaak waarin klager, geboren in 1987, een klaagschrift had ingediend op basis van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift richtte zich tegen de rechtmatigheid van het beslag op zijn hond, die op 17 december 2023 in beslag was genomen in het kader van een strafvorderlijk onderzoek tegen een derde, [naam 1]. Klager betwistte de rechtmatigheid van het beslag en verzocht om teruggave van de hond, die 1,5 jaar oud is en zich buiten het incident nimmer agressief had gedragen. Klager was niet aanwezig bij het incident en had zorgen over de communicatie omtrent de vervreemding van de hond. Hij was bereid om alle noodzakelijke stappen te ondernemen om zijn eigendom te behouden.

De procedure omvatte een behandeling in raadkamer op 26 februari 2024, waar de officier van justitie, mr. C.P.G. Taks, en klager aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat er op 8 februari 2024 een bewaarderscontract met voorwaarden aan klager was gestuurd, maar klager gaf aan niet bekend te zijn met dit contract en dat hij de hond graag in bewaring wilde nemen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat de raadkamer bevoegd was om het klaagschrift te behandelen.

Na beoordeling van de stukken en de argumenten van klager, concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende belang was voor de behandeling van het beklag, aangezien klager het bewaarderscontract met voorwaarden had geaccepteerd. De rechtbank verklaarde klager niet-ontvankelijk in zijn beklag. Deze beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 11 maart 2024. Klager en het Openbaar Ministerie hebben de mogelijkheid om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk.nummer: 24-001942
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 17 december 2023 in het strafvorderlijk onderzoek tegen [naam 1] in beslag is genomen: een hond genaamd [naam 2], ras Mechelse herder kleur bruin (hierna te noemen: de hond);
  • het klaagschrift, ingediend op 23 januari 2024 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 26 februari 2024. Gehoord zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Taks en klager.
De (overige) belanghebbende (overeenkomstig artikel 552a lid 5 Sv), zijnde [naam 1] is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Het klaagschrift richt zich tot opheffing van het gelegde beslag met last tot teruggave aan klager. Daarnaast verzet klager zich tegen vervreemding van de hond. Klager betwist de rechtmatigheid van het beslag op de hond. De hond is 1.5 jaar oud en heeft zich buiten het incident nimmer agressief gedragen. Echter was klager niet bij dit incident aanwezig en heeft klager hieruit de les getrokken dat de hond niet door een derde uitgelaten kan worden. Daarbij is er een gebrek aan communicatie omtrent de vervreemding en heeft klager recht op bezwaar en verdediging. Klager is bereid om alle benodigde stappen te ondernemen die noodzakelijk zijn voor het behouden van het eigendom van zijn hond. Klager verzoekt om het klaagschrift gegrond te verklaren. In raadkamer heeft klager hieraan toegevoegd niet met het voorgestelde bewaarderscontract met voorwaarden bekend te zijn, maar hij de hond graag in bewaring wil nemen.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat er op 8 februari 2024 een bewaarderscontract met voorwaarden ter ondertekening aan klager is gestuurd om de hond aan klager in bewaring te geven.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt vast dat uit het raadkamerdossier is gebleken dat er er een bewaarderscontract met voorwaarden ter ondertekening aan klager is gestuurd om de hond aan klager in bewaring te geven.
Omdat klager in raadkamer heeft aangevoerd dat hij het bewaarderscontract met voorwaarden zal accepteren is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende belang voor de behandeling van het beklag.
De rechtbank zal klager niet ontvankelijk verklaren in zijn beklag.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn beklag.
Deze beslissing is op 11 maart 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).