ECLI:NL:RBZWB:2024:1800

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
RK 23-011110
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van vergoeding voor kosten rechtsbijstand ex artikel 530 Sv na sepot

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen op een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) dat op 26 april 2023 was ingediend. De verzoeker, geboren in 1997 en vertegenwoordigd door mr. E. Stam, vroeg om een vergoeding van € 861,91 voor gemaakte kosten van rechtsbijstand, na een sepot van de strafzaak op 31 januari 2023. Tijdens de zitting op 26 februari 2024 was de verzoeker niet aanwezig, maar zijn advocaat voerde aan dat de verzoeker recht had op vergoeding, aangezien de strafzaak zonder straf of maatregel was geëindigd. De officier van justitie, mr. C.P.G. Taks, merkte op dat hij niet bekend was met de verdenking van de medeverdachte, die wel een vergoeding had gekregen.

De rechtbank overwoog dat de verzoeker recht had op een vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, omdat hij niet de kans had gehad om zijn onschuld aan te tonen in een strafzaak. De rechtbank oordeelde dat het verzochte bedrag van € 861,91 voor rechtsbijstand voldoende onderbouwd was en dat het billijk was om deze vergoeding toe te kennen. Daarnaast werd een forfaitair bedrag van € 680,00 toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift.

De rechtbank besloot het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe te wijzen tot een totaalbedrag van € 1.721,91, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en de kosten van het verzoekschrift. De beslissing werd genomen door mr. J.C. Gillesse en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 maart 2024. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 02/201016-20
rk-nummer: 23-011110
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 26 april 2023, in de zaak:
[verzoeker]
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats]
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. E. Stam op het adres: Achillesstraat 79, 1076 PX Amsterdam
Verzoeker is [verzoeker] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 861,91, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de kennisgeving sepot van 31 januari 2023;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 26 februari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Taks en mr. E. Stam als gemachtigd advocaat van verzoeker, gehoord.
Verzoeker is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoeker is aangevoerd dat de strafzaak jegens verzoeker middels een sepot op 31 januari 2023 is geëindigd zonder de oplegging van een straf of maatregel of de toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker heeft naar aanleiding van de verdenking kosten gemaakt voor de aan hem verleende rechtsbijstand voor een bedrag van € 861,91 en verzoekt dit bedrag aan hem te vergoeden. Te vermeerderen met het bedrag aan forfaitaire vergoeding voor het opstellen, indienen en in raadkamer behandelen van het verzoekschrift. Verzoeker verzoekt om het toewijzing van het verzoekschrift. De advocaat heeft in raadkamer hieraan toegevoegd dat als de strafzaak van verzoeker voor de rechter was gekomen hij zeker vrijspraak had bepleit en het bijzonder is dat hetzelfde verzoek van de medeverdachte door het Openbaar Ministerie direct is toegewezen.
De officier van justitie persisteert bij het schriftelijke standpunt van het Openbaar Ministerie en merkt hierbij op dat hij niet bekend is met de verdenking van de medeverdachte.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede, behoudens in het zich hier niet voordoende geval dat - kort gezegd - de raadsman was toegevoegd, in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 861,91is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. Gelet op het feit dat verzoeker niet de kans heeft gehad om in een strafzaak zijn onschuld aan te tonen is het naar het oordeel van de rechtbank in het kader van de onschuldpresumptie billijk om de vergoeding aan verzoeker toe te wijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 1.721,91‬, bestaande uit:
- € 861,91 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 1.721,91‬zal worden overgemaakt op een nader door de advocaat op te geven rekeningnummer ten name van Stichting Beheer Derdengelden Takens Admiraal Advocaten, onder vermelding van “23-011110”.
Deze beslissing is op 11 maart 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).