ECLI:NL:RBZWB:2024:18

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 januari 2024
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10721518 AZ VERZ 23-37
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Van den Boom
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens onvoldoende meewerken aan re-integratie door werknemer met geestelijke problemen

In deze zaak heeft de werkgever, Roompot Recreatie B.V., verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, hierna te noemen [rechthebbende], op grond van onvoldoende medewerking aan de re-integratie. De werknemer was sinds 22 maart 2018 in dienst en had zich op 27 juni 2022 ziek gemeld. Na een periode van ziekte heeft hij zich op 18 september 2022 weer beter gemeld, maar op 7 oktober 2022 meldde hij zich opnieuw ziek. De bedrijfsarts concludeerde op 1 december 2022 dat de werknemer arbeidsongeschikt was voor zijn eigen werk, maar dat er mogelijkheden waren voor aangepaste werkzaamheden. Ondanks herhaalde verzoeken van de werkgever om een plan van aanpak voor re-integratie op te stellen, heeft de werknemer hieraan niet voldaan. Dit leidde tot een loonstop en uiteindelijk tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 april 2023, die later werd ingetrokken na tussenkomst van een advocaat.

De kantonrechter oordeelde dat de werknemer zijn re-integratieverplichtingen niet was nagekomen, maar dat zijn geestelijke problemen een verzachtende omstandigheid vormden. De rechter concludeerde dat het verwijtbaar handelen van de werknemer niet als ernstig verwijtbaar kon worden gekwalificeerd. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden met inachtneming van de opzegtermijn, en de werknemer kreeg recht op een transitievergoeding. De bewindvoerder werd veroordeeld in de proceskosten van de werkgever.

De beslissing werd genomen op 3 januari 2024, waarbij de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbond met ingang van 1 maart 2024 en de bewindvoerder in de proceskosten veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: 10721518 \ AZ VERZ 23-37
Beschikking van 3 januari 2024
in de zaak van
ROOMPOT RECREATIE B.V.,
te Goes,
verzoekende partij,
hierna te noemen: Roompot,
gemachtigden: mr. D.N.C. Doolaege en mr. drs. E.A.P. Ficq,
tegen
[verweerder] B.V.,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[rechthebbende],
te [plaats] ,
verwerende partij,
hierna respectievelijk te noemen: de bewindvoerder en [rechthebbende] ,
vertegenwoordigd door [naam] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 26 september 2023 ontvangen verzoekschrift met producties 1 tot en met 32;
- de mondelinge behandeling gehouden op 6 december 2023, alsmede de door [naam] op de mondelinge behandeling overgelegde zeven ongenummerde producties.

2.De feiten

2.1.
[rechthebbende] is op 22 maart 2018 in dienst getreden van Roompot. Hij heeft op dit moment de functie van Medewerker bediening bij Roompot Beach Resort.
2.2.
Op 27 juni 2022 heeft [rechthebbende] zich ziek gemeld. Per 18 september 2022 heeft hij zich weer beter gemeld en op 19 september 2022 heeft hij zijn werkzaamheden hervat.
2.3.
Per 7 oktober 2022 heeft [rechthebbende] zich een tweede keer ziek gemeld.
2.4.
De bedrijfsarts heeft op 1 december 2022 een probleemanalyse opgesteld. Daarin staat dat [rechthebbende] arbeidsongeschikt was voor het eigen werk, maar dat er mogelijkheden waren voor aangepaste werkzaamheden, bijvoorbeeld administratieve taken.
2.5.
Roompot heeft vanaf 10 januari 2023 per e-mail en per telefoon geprobeerd om een afspraak te maken met [rechthebbende] voor het opstellen van een plan van aanpak voor de re-integratie. Die afspraak heeft niet plaatsgevonden. Evenmin is een plan van aanpak tot stand gekomen.
2.6.
Bij brief van 28 februari 2023 heeft Roompot [rechthebbende] opgeroepen zich te melden op 3 maart 2023 om 10:00 uur op het park van Roompot om een plan van aanpak op te stellen. Daarbij is aangekondigd dat indien [rechthebbende] niet zou verschijnen, Roompot een loonstop zou toepassen. [rechthebbende] is niet op de afspraak op 3 maart 2023 verschenen. Evenmin heeft hij zich afgemeld. Roompot heeft vanaf 3 maart 2023 de loonstop toegepast.
2.7.
Bij brief van 30 maart 2023 heeft Roompot [rechthebbende] bericht dat zij het gedrag van [rechthebbende] kwalificeerde als ernstig verwijtbaar en dat zij de arbeidsovereenkomst per 1 april 2023 ontbond. Na tussenkomst van de advocaat mr. Van de Wijnckel voor de bewindvoerder en [rechthebbende] heeft Roompot het ontslag ingetrokken en [rechthebbende] opnieuw laten oproepen voor een afspraak bij de bedrijfsarts op 25 mei 2023. [rechthebbende] heeft die afspraak op 21 mei 2023 afgezegd. De afspraak bij de bedrijfsarts is vervolgens verplaatst naar 1 juni 2023. Op die afspraak is [rechthebbende] niet verschenen. Evenmin is van hem een afmelding ontvangen.
2.8.
Op 2 juni 2023 heeft Roompot aan het UWV een deskundigenoordeel gevraagd over de re-integratie-inspanningen van [rechthebbende] . Het UWV heeft geoordeeld in het deskundigenoordeel van 7 augustus 2023 dat [rechthebbende] onvoldoende meewerkte aan zijn re-integratie.

3.Het geschil

3.1.
Roompot verzoekt:
a. de arbeidsovereenkomst tussen haar en [rechthebbende] te ontbinden op grond van
verwijtbaar handelen en nalaten aan de zijde van [rechthebbende] ;
te verklaren voor recht dat geen transitievergoeding is verschuldigd bij een ontbinding
vanwege ernstig verwijtbaar handelen en nalaten door [rechthebbende] ;
bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de opzegtermijn van
[rechthebbende] en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden, nu de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [rechthebbende] , dan wel indien geen sprake mocht zijn van ernstig verwijtbaar handelen van [rechthebbende] , bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de duur gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de dagtekening van de ontbindingsbeschikking;
[rechthebbende] in de kosten van de onderhavige procedure te veroordelen.
3.2.
Roompot legt aan haar verzoek ten grondslag dat [rechthebbende] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld door zijn re-integratieverplichtingen niet na te komen.
3.3.
De bewindvoerder voert verweer.
3.4.
Op de standpunten van partijen zal – voor zover van belang – onder de beoordeling worden ingegaan.

4.De beoordeling

Opzegverbod
4.1.
[rechthebbende] is arbeidsongeschikt wegens ziekte, zodat het opzegverbod tijdens ziekte in artikel 7:670 lid 1 BW geldt. In dit geval is het opzegverbod evenwel niet van toepassing, omdat [rechthebbende] – kort gezegd – zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen, zoals hierna zal volgen (artikel 7:670a lid 1 BW). Niet gesteld of gebleken is dat sprake is van een ander opzegverbod in artikel 7:670 BW of een vergelijkbaar opzegverbod.
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst
4.2.
Een arbeidsovereenkomst kan op verzoek van de werkgever worden ontbonden als daarvoor een redelijke grond uit artikel 7:669 lid 3 BW aanwezig is. Op grond van artikel 7:669 lid 3 sub e BW kan een arbeidsovereenkomst worden ontbonden als sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Hieronder wordt mede verstaan het door de zieke werknemer zonder deugdelijke grond niet nakomen van de re-integratieverplichtingen in artikel 7:660a BW. Zo dient de werknemer gevolg te geven aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door de werkgever of een door hem aangewezen deskundige getroffen maatregelen (artikel 7:660a lid 1 sub a BW). Ook dient de werknemer zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak (7:660a lid 1 sub b BW) en dient de werknemer passende arbeid te verrichten waartoe de werkgever hem in de gelegenheid stelt (artikel 7:660a lid 1 sub c BW).
4.3.
Roompot heeft onweersproken gesteld dat [rechthebbende] bij herhaling zonder goede reden heeft verzuimd om mee te werken aan het opstellen van een plan van aanpak en om te verschijnen bij de bedrijfsarts en bij Roompot. De kantonrechter oordeelt, in gelijke zin als het UWV in haar deskundigenoordeel (zie rechtsoverweging 2.8), dat [rechthebbende] zijn re-integratieverplichtingen in artikel 7:660a BW niet is nagekomen.
4.4.
Het handelen van [rechthebbende] kan niet geheel los worden gezien van zijn geestelijke problemen. De bewindvoerder heeft op de mondelinge behandeling toegelicht dat [rechthebbende] paranoïde psychotisch is en daardoor fases heeft waarin hij zich opsluit en contact afhoudt. Roompot heeft daarop niet gereageerd op de mondelinge behandeling. Naar het oordeel van de kantonrechter is het aannemelijk dat [rechthebbende] zich door zijn geestelijke problemen niet steeds volledig bewust was dat hij zijn re-integratieverplichtingen verzuimde. Dat betekent niet dat hem in dat verband geen verwijt kan worden gemaakt of dat zijn geestelijke problemen een deugdelijke grond opleveren om de re-integratieverplichtingen niet op te volgen, maar het maakt wel dat het verwijtbaar handelen van [rechthebbende] niet kwalificeert als
ernstigverwijtbaar handelen. Daarbij weegt als verzachtende omstandigheid voor [rechthebbende] mee dat uit het door Roompot geschetste verloop volgt dat [rechthebbende] zich niet helemaal onbereikbaar heeft gehouden. Op momenten is hij wel naar de bedrijfsarts gegaan en is hij wel in contact getreden met Roompot.
4.5.
Aangezien [rechthebbende] zonder deugdelijk grond zijn re-integratieverplichtingen niet is nagekomen en daarmee sprake is van verwijtbaar handelen van [rechthebbende] , levert dat een grond op voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Daarbij is verder van belang dat Roompot haar verplichtingen in artikel 7:671b lid 5 BW is nagekomen. Zo heeft Roompot [rechthebbende] schriftelijk gemaand tot nakoming van de re-integratieverplichtingen en zij heeft om die reden de betaling van het loon gestaakt (artikel 7:671b lid 5 sub a BW) (zie rechtsoverweging 2.6). Daarnaast beschikt zij over een deskundigenoordeel van het UWV omtrent de re-integratie door [rechthebbende] (artikel 7:671b lid 5 sub b BW) (zie rechtsoverweging 2.8).
4.6.
Aangezien geen sprake is van
ernstigverwijtbaar handelen of nalaten door [rechthebbende] , zoals onder rechtsoverweging 4.5 is geoordeeld, dient bij de ontbinding van de arbeidsovereenkomst de opzegtermijn in acht te worden genomen. Gelet op de aanvang van de arbeidsovereenkomst op 22 maart 2018 zal het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op 1 maart 2024. Dat is de datum waarop de arbeidsovereenkomst met in achtneming van een opzegtermijn van twee maanden (artikel 7:672 lid 2 sub b BW) zou zijn geëindigd, verminderd met de duur van deze procedure met dien verstande dat ten minste een maand resteert (artikel 7:671b lid 9 aanhef en sub a BW).
4.7.
Vanwege de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en aangezien geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen door [rechthebbende] , komt hem een transitievergoeding toe. De verzochte verklaring voor recht in rechtsoverweging 3.1 sub b zal daarom worden afgewezen.
Proceskosten
4.8.
Aangezien sprake is van verwijtbaar handelen van [rechthebbende] , zal de bewindvoerder worden veroordeeld in de proceskosten (aanbeveling 3.3 van Aanbeveling schikking en proceskosten Wwz) aan de zijde van Roompot tot en met vandaag vastgesteld op:
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 793,00
- nakosten
€ 132,00
- totaal € 1.053,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 maart 2024,
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van Roompot tot deze beschikking vastgesteld op € 1.053,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, vermeerderd met de kosten van betekening als de beschikking daarna wegens niet betalen wordt betekend,
5.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Van den Boom en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2024.