ECLI:NL:RBZWB:2024:1799

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
RK 23-009937
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van schadevergoeding ex artikel 530 Sv voor rechtsbijstand na beëindiging strafzaak

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Verzoekster, geboren in 1986 en woonachtig in Tilburg, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van € 2.992,30 voor rechtsbijstand, na de vroegtijdige beëindiging van haar strafzaak door het Openbaar Ministerie. De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster niet aanwezig was bij de behandeling van het verzoek, maar dat haar advocaat, mr. P. van de Kerkhof, wel aanwezig was en het verzoek heeft toegelicht. De officier van justitie, mr. C.P.G. Tax, refereerde zich aan het oordeel van de rechtbank, waarbij hij de uitleg van de advocaat begrijpelijk achtte.

De rechtbank overwoog dat de zaak was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en dat zij bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen. Op basis van artikel 530 Sv kan een vergoeding worden toegekend voor gemaakte kosten van rechtsbijstand, en de rechtbank oordeelde dat het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand voldoende onderbouwd was en billijk werd geacht. Daarnaast werd een forfaitair bedrag van € 680,00 toegekend voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer.

De rechtbank heeft het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toegewezen tot een totaalbedrag van € 3.672,30, bestaande uit de kosten van rechtsbijstand en de kosten van het verzoekschrift. De beslissing is gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 11 maart 2024. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door verzoekster hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
rk-nummer: 23-009937
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering
Beslissing op het verzoekschrift ex artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv) ingekomen ter griffie op 18 april 2023, in de zaak:
[verzoekster]
geboren op [geboortedag] 1986
wonende te [woonadres]
woonplaats kiezende ten kantore van mr. P. van de Kerkhof op het adres Tivolistraat 30, 5017 HR Tilburg
[verzoekster] voornoemd.

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
 het verzoekschrift dat strekt tot toekenning van een vergoeding
ex artikel 530 Svten laste van de Staat voor een bedrag van:
  • € 2.992,30, voor vergoeding van kosten rechtsbijstand;
  • te vermeerderen met de kosten met betrekking tot het opstellen en indienen van het verzoekschrift ad € 340,00 dan wel € 680,00 bij behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
  • de e-mail d.d. 2 maart 2023 van het Openbaar Ministerie waaruit blijkt dat de strafzaak jegens verzoekster vroegtijdig is beëindigd;
  • de schriftelijke reactie van de officier van justitie.
Op 26 februari 2024 heeft het onderzoek door de raadkamer plaatsgevonden. Hierbij zijn de officier van justitie, mr. C.P.G. Tax en mr. R.A.H. van Huijgevoort als de vervangend advocaat van de gemachtigd advocaat van verzoekster, P. van de Kerkhof, gehoord.
Verzoekster is behoorlijk opgeroepen maar niet bij de behandeling van het verzoek verschenen.
Namens verzoekster is aangevoerd dat het Openbaar Ministerie desgevraagd op 6 maart 2023 per e-mail heeft bevestigd dat de strafzaak jegens verzoekster bij de politie vroegtijdig is beëindigd. Een parketnummer en/of sepotbeslissing is daarom niet beschikbaar. Redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er sprake is van een einde zaak als bedoeld in artikel 530 en 533 Sv. Verzoekster heeft schade geleden voor de aan haar verleende rechtsbijstand ter hoogte van € 2.992,30 en verzoekt deze aan haar te vergoeden. In raadkamer heeft de advocaat hieraan toegevoegd dat alle gefactureerde werkzaamheden mede zijn verricht omdat het 14 maanden heeft geduurd voordat de afdoening van de strafzaak bekend was. Daarbij voert de advocaat aan dat het gebruikelijk is dat de werkzaamheden omtrent een verhoor uitgebreider zijn dan enkel het bijstaan van verzoeker tijdens de exacte verhoortijd.
De officier van justitie refereert zich in tegenstelling tot de schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie aan het oordeel van de rechtbank. Hierbij is van belang dat de officier van justitie de uitleg van de advocaat in raadkamer begrijpelijk acht.

2.De beoordeling

De rechtbank overweegt als volgt.
De zaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis niet is toegelaten en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank is bevoegd om het verzoek in behandeling te nemen, nu de zaak in feitelijke aanleg bij de rechtbank is vervolgd, zou worden vervolgd of laatstelijk werd vervolgd.
Ingevolge artikel 530 Sv wordt aan de gewezen verdachte een vergoeding toegekend in
de ten behoeve van het onderzoek en de behandeling van de zaak gemaakte reis- en verblijfkosten, en kan een vergoeding worden toegekend voor de schade welke hij ten gevolge van tijdverzuim door de vervolging en de behandeling der zaak ter terechtzitting werkelijk heeft geleden, alsmede in de kosten van een raadsman.
Ingevolge artikel 534, eerste en vierde lid, Sv vindt toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe, naar het oordeel van de rechtbank, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn.
Het verzochte bedrag aan kosten van rechtsbijstand ter grootte van
€ 2.992,30is in voldoende mate onderbouwd en komt de rechtbank billijk voor. In het oordeel van de rechtbank is het verzochte bedrag aan vergoeding meer dan redelijk. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen.
Voor de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer wordt het forfaitaire bedrag van
€ 680,00toegekend.

3.De beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot toekenning van een vergoeding ex artikel 530 Sv toe tot een bedrag van
€ 3.672,3‬0, bestaande uit:
- € 2.992,30 aan kosten van rechtsbijstand;
- € 680,00 de kosten verbonden aan de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer;
wijst het verzoek voor het overige af;
bepaalt dat een bedrag van
€ 3.672,3‬0zal worden overgemaakt op [rekeningnummer] ten name van Stichting Beheer Derdengelden Woodrow Van de Kerkhof, onder vermelding van “23-009937”.
Deze beslissing is op 11 maart 2024 gegeven door mr. J.C. Gillesse, rechter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Spelde, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 11 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beschikking mede te ondertekenen.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen de beslissing ex artikel 530 Sv kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na de dagtekening van deze beslissing en door verzoeker binnen een maand na de betekening van deze beslissing hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (artikel 535 lid 1 Sv).