ECLI:NL:RBZWB:2024:1797

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
18 maart 2024
Zaaknummer
C/02/418366 / KG ZA 24-32 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • R. Römers
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag in kort geding tussen een eenmanszaak en een groothandel in bouwmaterialen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 maart 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Mao, en de gedaagde partij Arsenius B.V., vertegenwoordigd door mr. C.P.R. Vrakking. De eiser, die een eenmanszaak dreef die per 29 maart 2022 is ingebracht in een vennootschap, vorderde de opheffing van conservatoir beslag dat door Arsenius was gelegd op zijn bankrekeningen en onroerende zaken. Arsenius had een verzoekschrift ingediend tot beslaglegging, omdat er aanzienlijke openstaande vorderingen waren van de eenmanszaak en de vennootschap op eiser. De eiser betwistte de vorderingen en stelde dat de facturen en herinneringsbrieven door Arsenius waren gefabriceerd en dat hij niet in privé aansprakelijk was voor de schulden van de eenmanszaak.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de schulden van de eenmanszaak waren overgenomen door de vennootschap en dat hij in privé aansprakelijk was voor de openstaande vorderingen. De rechter concludeerde dat er geen summierlijk gebleken ondeugdelijkheid van de vordering was en dat de belangenafweging in het voordeel van Arsenius uitviel. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van € 1.952,00.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de bewijsvoering in kort geding procedures en de verantwoordelijkheden van bestuurders van vennootschappen ten opzichte van hun schuldeisers.

Uitspraak

RECHTBANK Zeeland-West-Brabant

Civiel recht
Zittingsplaats Breda
Zaaknummer: C/02/418366 / KG ZA 24-32
Vonnis in kort geding van 1 maart 2024
in de zaak van
[eiser],
te [plaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. A. Mao te Schiedam,
tegen
ARSENIUS B.V.,
te Rotterdam,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Arsenius,
advocaat: mr. C.P.R. Vrakking te Blaricum.
.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 7,
- de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 5,
- het verzoekschrift tot beslaglegging met producties,
- de mondelinge behandeling van 26 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de pleitaantekeningen van Arsenius.
- de aanvullende schriftelijke reactie van [eiser] .

2.De feiten

2.1.
Arsenius is een groothandel in bouwmaterialen.
2.2.
[eiser] dreef een eenmanszaak onder de naam [eenmanszaak] (hierna: de eenmanszaak). Deze onderneming is per 29 maart 2022 ingebracht in [vennootschap] . (hierna: de vennootschap). Bestuurder en enig aandeelhouder (via [b.v.] ) van de vennootschap was [eiser] . De vennootschap is op 7 november 2023 failliet verklaard.
2.3.
Op 22 december 2023 heeft Arsenius bij deze rechtbank een verzoekschrift tot het leggen van conservatoir beslag ten laste van [eiser] ingediend.
2.4.
In dat verzoekschrift heeft Arsenius het volgende gesteld.
Zij heeft in opdracht van de eenmanszaak diverse bouwmaterialen geleverd. Zij heeft daarvoor diverse facturen gestuurd, waarvan een bedrag van € 71.337,59 niet is voldaan. [eiser] is daarvoor als eigenaar van de eenmanszaak privé aansprakelijk.
Daarnaast heeft zij diverse bouwmaterialen geleverd aan de vennootschap Zij heeft de vennootschap daarvoor meerdere facturen gestuurd, waarvan nog een bedrag van
€ 498.993,99 verschuldigd is. [eiser] is daarvoor persoonlijk aansprakelijk, omdat hij als bestuurder van de vennootschap opzettelijk en doelbewust de facturen niet heeft voldaan en hij bovendien bij het plaatsen van de bestellingen bij Arsenius al wist dat de vennootschap niet in staat zou zijn om de facturen voor die bestellingen te voldoen. Dit is onrechtmatig.
Bovendien werden de door Arsenius geleverde bouwmaterialen volledig gebruikt voor de aan [eiser] in privé in eigendom toebehorende woningen. Dit duidt op een vooropgezet plan om Arsenius te benadelen en om [eiser] in privé on onrechtmatige wijze te verrijken,
2.5.
De voorzieningenrechter heeft Arsenius op 22 december 2023 verlof verleend tot het leggen van conservatoir beslag op de bankrekeningen van [eiser] bij de SNS-Bank, de ABN-AMRO-Bank, de ING-Bank en de Rabobank, zijn auto Mercedes Benz AMG G 63 met [kenteken] en 39 hem in eigendom toebehorende onroerende zaken. Daarbij zijn de vorderingen van Arsenius op [eiser] , inclusief rente en kosten en buitengerechtelijke kosten begroot op een bedrag van in totaal € 747.189,39.
2.6.
Arsenius heeft daarna conservatoire beslagen doen leggen.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
i. Arsenius te gelasten om alle beslagen op grond van het verlof op haar beslagrekest van 22 december 2023 op te heffen en opgeheven te houden, op verbeurte van een dwangsom van € 15.000,= per dag of gedeelte daarvan met een maximum van
€ 150.000,=;
ii. Arsenius te verbieden ten laste van [eiser] beslagen te leggen wegens vermeend vorderingen, op verbeurte van een dwangsom van € 15.000,=- per dag of gedeelte daarvan met een maximum van € 150.000,=;
iii. Arsenius te veroordelen in de kosten van dit geding, zulks met bepaling dat daarover de wettelijke rente verschuldigd zal zijn met ingang van de vijftiende dag na de datum van het te dezen te wijzen vonnis, en in de nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vorderingen samengevat het volgende ten grondslag.
Arsenius heeft in het verzoekschrift tot beslaglegging onjuiste informatie opgenomen en de feiten niet volledig en naar waarheid vermeld namelijk:
- Arsenius heeft de facturen en herinneringsbrieven aan de eenmanszaak die door haar als producties 2 en 4 bij het verzoekschrift zijn overgelegd ten behoeve van het verzoekschrift heeft gefabriceerd. [eiser] kent deze facturen en betalingsherinneringen niet. Uit productie 4 bij dagvaarding blijkt dat Arsenius de facturen en betalingsherinneringen via de email niet aan de eenmanszaak maar aan de vennootschap heeft gestuurd;
- Arsenius heeft in het verzoekschrift niet vermeld dat de vennootschap na 25 maart 2023 nog bouwmaterialen bij Arsenius heeft besteld, geleverd heeft gekregen en direct heeft betaald;
- Arsenius heeft in het verzoekschrift de betekening van de exploten van 17 november 2023 niet genoemd.
Dit is in strijd met artikel 21 Rv. Bij een juiste voorstelling van zaken zou de voorzieningenrechter het verlof tot het leggen van conservatoir beslag niet hebben verleend.
Daarnaast is summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering :
  • De eenmanszaak is vanaf 29 maart 2022 voortgezet door de vennootschap. Deze heeft de schulden van de eenmanszaak overgenomen. [eiser] is dus niet in privé aansprakelijk voor de vordering op de eenmanszaak.
  • [eiser] heeft als bestuurder van de vennootschap niet onrechtmatig gehandeld ten opzichte van Arsenius. Hij heeft niet ernstig verwijtbaar gehandeld met betrekking tot het faillissement van de vennootschap en is dus niet in privé schadeplichtig. Het faillissement is het gevolg van een te sterke groei van de onderneming in het jaar 2022 en te weinig werkkapitaal. Het is niet zo dat alle facturen tot en met 25 maart 2023 onbetaald zijn gebleven. De vennootschap heeft binnen haar mogelijkheden betalingen verricht aan Arsenius. De door Arsenius geleverde bouwmaterialen zijn gebruikt voor diverse projecten van de vennootschap. [eiser] is daardoor dus niet in privé verrijkt.
Bovendien zijn de door Arsenius gelegde beslagen disproportioneel. De hypotheekverstrekker dreigt de hypotheek van zijn privéwoning op te eisen. Ook is het pand gelegen aan [straat] [huisnummer 1] , [huisnummer 2] , [huisnummer 3, 4, 5] en [huisnummer 6] te [plaats 2] vóór de beslaglegging verkocht en dat pand moet nu geleverd worden.
3.3.
Arsenius concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] met veroordeling van [eiser] in de kosten en de nakosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente. Samengevat is haar verweer als volgt.
Arsenius leverde al jaren bouwmaterialen aan de eenmanszaak. Vanaf eind 2021 begon [eiser] de facturen van Arsenius onbetaald te laten. Arsenius is toch blijven leveren omdat [eiser] steeds toezegde spoedig te zullen betalen. [eiser] heeft nooit te kennen gegeven dat er sprake was van financiële problemen. Arsenius heeft niet ingestemd met schuldoverneming van de openstaande vordering door de vennootschap. Zij wist tot november 2022 niet eens dat de eenmanszaak in de vennootschap was ingebracht.
[eiser] had als bestuurder van de vennootschap Arsenius in bescherming moeten nemen en haar moeten informeren over de financiële situatie van de vennootschap. [eiser] heeft haar echter misleid en voorgelogen door steeds betalingstoezeggingen te doen om zodoende de levering van bouwmaterialen door te laten gaan. Deze handelwijze van [eiser] is onrechtmatig. Hij is daarom jegens haar in privé schadeplichtig
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Spoedeisend belang
4.1.
De vordering tot opheffing van een conservatoir beslag is naar zijn aard spoedeisend. De omstandigheid dat [eiser] eerder heeft nagelaten om de dagvaarding tijdig aan Arsenius te betekenen maakt dat niet anders.
Artikel 21 Rv
4.2.
Door [eiser] is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat zijn eenmanszaak gebruik maakte van het [e-mailadres] en dat de vennootschap dat emailadres na de inbreng van de eenmanszaak ongewijzigd is blijven gebruiken. Uit de door [eiser] als productie 4 overlegde e-mails blijkt dat Arsenius de herinneringsbrieven zowel aan de eenmanszaak als aan de vennootschap heeft gestuurd.. Overigens is het gebruik van een emailadres niet van doorslaggevend belang voor de beantwoording van de vraag wie juridisch de schuldenaar is. Van belang is dat de als productie 2 en 4 bij het verzoekschrift tot beslaglegging gevoegde facturen op naam van de eenmanszaak staan. Het is niet aannemelijk dat Arsenius de tenaamstelling van de facturen en herinneringsbrieven heeft aangepast en dat zij de voorzieningenrechter onjuist heeft voorgelicht op dit punt.
4.3.
De omstandigheid dat door Arsenius in het verzoekschrift geen melding is gemaakt van het feit dat de vennootschap na 25 maart 2023 nog bouwmaterialen bij Arsenius heeft besteld, geleverd heeft gekregen en heeft betaald, betekent niet dat de voorzieningenrechter onvolledig is geïnformeerd. Deze informatie was voor het verzochte verlof niet van belang. Door [eiser] is niet betwist dat dat een deel van de facturen van voor 25 maart 2023 niet is betaald en dat nog er nog steeds sprake is van een aanzienlijke vordering van Arsenius.
4.4.
Tenslotte is ook het niet vermelden van de exploten van 17 november 2023 in het verzoekschrift niet aan te merken als het achterhouden van informatie die voor de beslissing van de voorzieningenrechter van belang zou zijn geweest Het zijn sommatie-exploten en deze hebben naast de bij het verzoekschrift tot beslaglegging overgelegde facturen en herinneringsbrieven geen extra toegevoegde waarde.
4.5.
Dit alles leidt ertoe dat niet aannemelijk is geworden dat Arsenius in haar verzoekschrift tot beslaglegging de voor de beslissing van de voorzieningenrechter van belang zijnde feiten niet volledig en naar waarheid heeft aangevoerd, zodat het beroep op artikel 21 Rv niet slaagt.
Summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering
4.6.
Volgens artikel 705 lid 2 Rv moet het beslag worden opgeheven indien summierlijk van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht blijkt. Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is (HR 14 juni 1996, NJ 1997/481). Er zal beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen. Daarbij moet worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder moet wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. Hierbij geldt dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade.
De vordering van € 71.337,59
4.7.
[eiser] heeft niet aannemelijk gemaakt dat de schulden van de eenmanszaak zijn ingebracht in de vennootschap. Indien daarvan wel sprake is heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat Arsenius heeft ingestemd met schuldoverneming door de vennootschap. Dit wordt door Arsenius uitdrukkelijk betwist. De omstandigheid dat Arsenius betalingsherinneringen heeft gestuurd aan de vennootschap is onvoldoende om tot een stilzwijgende instemming te concluderen, zoals [eiser] heeft gesteld. Daarbij is van belang dat, zoals hiervoor onder 4.4. is overwogen, de vennootschap gebruikt maakte van het emailadres dat eerder door de eenmanszaak werd gebruikt. Door [eiser] is verder niets overgelegd waaruit die instemming zou kunnen worden afgeleid. Dit betekent dat [eiser] in privé aansprakelijk is voor de schuld van de eenmanszaak.
De vordering van € 498.993,99
4.8.
Uit de whatsappcorrespondentie tussen partijen (productie 2 van Arsenius) blijkt dat [eiser] Arsenius gedurende een lange periode herhaaldelijk heeft toegezegd de op dat moment openstaande facturen te zullen gaan betalen Daarnaast is hij als bestuurder van de vennootschap doorgegaan met het plaatsen van bestellingen, waardoor het openstaande bedrag steeds verder is opgelopen. Arsenius heeft verklaard dat zij nog gedurende lange tijd is blijven leveren in het vertrouwen dat [eiser] zijn betalingstoezegging zou nakomen.
In het faillissementsverslag van de vennootschap staat vermeld dat er in 2022 sprake was van een verlies van € 569.439,0 en in 2023 van een verlies van € 1.213.401,00. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiser] verklaard dat andere partijen zijn gestopt met leveren toen het openstaand bedrag te groot werd maar dat Arsenius bleef doorleveren. Ook heeft hij verklaard dat zijn accountant hem wel eens te kennen gaf dat het wel heel erg opliep en dat hij zelf ook vaak schrok als er een weekoverzicht kwam van Arsenius.
Dit alles maakt dat er naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aanknopingspunten zijn dat de bodemrechter mogelijk tot het oordeel zal komen dat [eiser] bij het aangaan van de verbintenis wist of redelijkerwijs behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet meer aan haar vertalingsverplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden, zodat persoonlijke aansprakelijkheid van [eiser] als de bestuurder van de vennootschap kan worden aangenomen.
4.9.
Gelet op wat hiervoor is overwogen is daarom niet summierlijk gebleken van de ondeugdelijkheid van de vordering.
Proportionaliteit en belangenafweging
4.10.
Gelet op de grootte van de vordering is door [eiser] onvoldoende onderbouwd dat de gelegde beslagen disproportioneel zijn. Uit de door Arsenius als productie 5 overgelegde verklaring van de deurwaarder blijkt dat niet op alle onroerende zaken waarvoor verlof was verleend beslag is gelegd. Gelet op de grootte van de vordering en het aandeel van [eiser] in het ontstaan daarvan, moet het belang van Arsenius bij handhaving van het beslag zwaarder te wegen dan het belang van [eiser] bij opheffing
Conclusie
4.11.
De vorderingen van [eiser] worden afgewezen.
Proceskosten
4.12.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Arsenius B.V. worden begroot op:
- griffierecht
667,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.952,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.952,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Wordt bij niet betaling het vonnis daarna betekend, dan moet [eiser] € 92,00 extra betalen, plus de kosten van betekening,
5.3.
verklaart voormelde kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Römers en in het openbaar uitgesproken op 1 maart 2024.