ECLI:NL:RBZWB:2024:1784

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10826118 _ MB VERZ 23-669
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete tot nihil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had een administratieve sanctie ontvangen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor zijn motorrijtuig. Betrokkene heeft tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde, beroep ingesteld bij de kantonrechter. Tijdens de zitting heeft betrokkene aangevoerd dat de boete niet redelijk was, omdat het voertuig niet op de openbare weg was geweest en in restauratie was. Betrokkene stelde ook dat hij niet tijdig was geïnformeerd over de afloop van de schorsing van het voertuig.

De zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren, maar erkende dat er een schending van de hoorplicht had plaatsgevonden en vroeg om een matiging van de boete met 25%. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond, maar heeft ook rekening gehouden met de misstanden die betrokkene had ervaren tijdens het proces. De kantonrechter heeft besloten de boete te matigen tot nihil, gezien de onterecht opgelegde verhogingen en de schending van de hoorplicht. De beslissing van de officier van justitie werd gewijzigd en de bedragen die betrokkene te veel had betaald, moesten worden terugbetaald.

De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige procedure en de noodzaak om rekening te houden met de omstandigheden van de betrokkene. De kantonrechter heeft de beslissing van de officier van justitie gedeeltelijk gegrond verklaard en de boete gematigd tot nihil, met terugbetaling van de te veel betaalde bedragen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10826118 \ MB VERZ 23-669
CJIB-nummer: 4062 5422 5084 3709
uitspraakdatum: 19 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een motorrijtuig niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd door het RDW Veendam, op 31 mei 2022 om 17:03 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Betrokkene stelt dat het voertuig (een Oldtimer) niet op de openbare weg is geweest. Het voertuig was bij aankoop niet in rijdende staat en is momenteel nog in restauratie. Na aankoop was het voertuig geschorst. Het RDW heeft niet tijdig een melding gedaan aan betrokkene dat de schorsing verliep, wat volgens de ANWB wel moet gebeuren.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat hij nadat hij de boete had ontvangen in beroep is gegaan via de post bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard en daartegen heeft betrokkene beroep ingesteld bij de rechtbank. Hierbij heeft betrokkene meerdere malen brieven ontvangen waarin stond dat hij de boete niet hoefde te betalen zo lang zijn beroep in behandeling is. Betrokkene kreeg hierna een brief binnen om € 234,- aan zekerheid te betalen, wat betrokkene ook heeft gedaan. Vervolgens kreeg betrokkene een verhoging boven op het sanctiebedrag. Als reactie hierop heeft betrokkene meerdere malen contact opgenomen met het CJIB. Betrokkene heeft daarna het nog openstaande bedrag van zijn boete ook betaald. Als reactie hierop kreeg betrokkene een nieuwe aanmaning van € 200,- bovenop zijn sanctie. Betrokkene heeft deze aanmaning meteen betaald, om hogere kosten te voorkomen. Betrokkene had niet de intentie om het voertuig met opzet niet te laten schorsen. Betrokkene stelt dat het voertuig voorheen altijd geschorst of verzekerd is geweest.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Uit de uitdraai van het RDW blijkt dat het voertuig eerder geschorst is geweest, maar deze niet tijdig is verlengd. De kentekenhouder is verantwoordelijk voor alle verplichten van het voertuig, ook voor het tijdig schorsen van het voertuig. Wanneer er met een onverzekerd voertuig gereden wordt, kan dat grote gevolgen hebben waardoor deze boetes zo hoog zijn. Indien een voertuig wordt geschorst, is het meteen bekend wanneer het voertuig opnieuw geschorst moet worden. Inhoudelijk is het beroep ongegrond, echter gelet op de schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger om de boete met 25% te matigen. De aanmaning die naar betrokkene is gestuurd komt doordat de beslissing van de officier van justitie niet op tijd binnen is gekomen bij het CJIB. Deze aanmaning is onterecht geweest en de zittingsvertegenwoordiger verzoekt dan ook om deze te laten vervallen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de constatering van het RDW. Het systeem houdt geen rekening met mensen die de juiste intentie hebben. Het systeem is rigide. De regels zijn duidelijk en het is ook duidelijk op welke manier die toegepast moeten worden. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat er veel is misgegaan tijdens het in beroep gaan voor betrokkene. Betrokkene heeft ten onrechte een verhoging opgelegd gekregen. Daarbij heeft betrokkene meerdere malen contact moeten opnemen met het CJIB. Ook is de hoorplicht van betrokkene bij de officier van justitie geschonden. De kantonrechter ziet in al de bovenstaande punten samen voldoende aanleiding om de boete te matigen. De boete zal worden gematigd tot nihil. Ook ziet de kantonrechter voldoende bewijs om de verhogingen eraf te halen.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 409,- dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 200,- dat betrokkene te veel als verhoging heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: