ECLI:NL:RBZWB:2024:1779

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10815112 _ MB VERZ 23-640
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging van de boete tot nihil

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het stilstaan op een trottoir in Breda op 17 oktober 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft echter aangevoerd dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die hem verhinderden om tijdig beroep in te stellen, waaronder een suïcidepoging en financiële problemen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend, waardoor het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is.

Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoud van de zaak beoordeeld. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, werd door de kantonrechter bevestigd op basis van de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene en de schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Gelet op deze omstandigheden heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot nihil. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard. Betrokkene heeft recht op terugbetaling van de teveel betaalde zekerheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer.: 10815112 \ MB VERZ 23-640
CJIB-nummer: 3062 5422 5353 4560
uitspraakdatum: 19 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: stilstaan op het trottoir, voetpad, fietspad, fiets/bromfietspad of het ruiterpad (niet de rijbaan gebruiken) op de Robijnstraat te Breda op 17 oktober 2022 om 12:13 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden en het boetebedrag te hoog is, gelet op de financiële situatie van betrokkene. Betrokkene stelt niet te kunnen betalen en momenteel in een bijstand- en hulpverlenerstraject zit. Betrokkene voert aan dat hij het beroepschrift bij de officier van justitie te laat heeft ingediend vanwege zijn mentale gezondheidstoestand (suïcidepoging). Betrokkene had op het moment van de gedraging zijn auto uitgeleend aan zijn verloofde. Zijn verloofde had de auto aan de wegzijde geparkeerd om even snel tampons te halen bij een winkel, omdat zij hevig bloeide. Betrokkene stelt dat er sprake was van een noodsituatie.
Ter zitting heeft betrokkene en zijn verloofde [naam] hieraan toegevoegd dat zijn verloofde al tien maanden niet ongesteld was geweest en ten tijde van de gedraging weer ongesteld werd. Hierdoor had zij ook geen menstruatiespullen in huis. Gemachtigde is maar twee minuten binnen geweest, waardoor betrokkene dit als laad- en losactiviteiten ziet in plaats van parkeren. De plek waar gemachtigde geparkeerd had, was niet verboden om te laden- en lossen.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht de zekerheid op nihil te stellen en het beroep ongegrond te verklaren. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt ook de termijnoverschrijding bij de officier van justitie op nihil te stellen en de beslissing van de officier van justitie te vernietigen gelet op recente uitspraken. De zittingsvertegenwoordiger voert het volgende aan. De boete is terecht opgelegd aangezien de auto op de stoep geparkeerd was. Dit is nooit toegestaan, ook niet voor even. Indien er echt niet anders gehandeld kan worden, wordt er pas gesproken van een noodsituatie. Tijdens deze gedraging was er geen sprake van een noodsituatie. Inhoudelijk is het beroep ongegrond, echter gelet op de schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger om de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

Zekerheidstelling
Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 109,- niet betaald.
Betrokkene heeft aangevoerd de zekerheid niet te kunnen betalen. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene dit voldoende aannemelijk heeft gemaakt. De te betalen zekerheid wordt daarom op nihil gesteld.
Ontvankelijkheid beroep bij de officier van justitie
De officier van justitie heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat het te laat is ingesteld.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor het instellen van beroep bij de officier van justitie geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Die termijn eindigde in dit geval op 23 december 2022. De officier van justitie heeft het beroepschrift echter pas op 2 januari 2023 ontvangen. Dat is te laat.
Artikel 6:11 van de Awb bepaalt - kort gezegd - dat een te laat ingesteld beroep tóch ontvankelijk kan zijn, wanneer het de betrokkene niet kan worden toegerekend dat te laat beroep is ingesteld. Betrokkene heeft aangevoerd dat er veel persoonlijke omstandigheden speelden op dat moment. Het was voor betrokkene op dat moment onzeker of zijn verloofde in Nederland mocht blijven. Tegelijkertijd viel zijn bijstand weg én had hij nog een andere rechtszaak lopen. Betrokkene kwam in een soort crisis terecht. Een maand later kreeg betrokkene hulp vanuit de gemeente, waardoor betrokkene weer stabieler werd. In die maand heeft betrokkene beroep ingediend bij de officier van justitie. De kantonrechter is van oordeel dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor het te laat beroep instellen niet aan hem kan worden toegerekend.
De officier van justitie heeft het beroep dus ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Dit betekent dat het beroep tegen die beslissing gegrond is en dat die beslissing moet worden vernietigd.
Inhoudelijk
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De plekken om te laden- en lossen zijn niet bedoeld voor klanten die iets willen kopen in de supermarkt.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat de kantonrechter kan begrijpen dat er een panieksituatie was, welke niet mag gelden als noodsituatie. De kantonrechter houdt ook rekening met alle aangevoerde persoonlijke omstandigheden. Ook is er sprake van de schending van de hoorplicht bij de officier van justitie. Gelet op het totaal ziet de kantonrechter aanleiding om de boete te matigen. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, postbus 90008, 4800 PA Breda Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: