Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een boete ontvangen voor het stilstaan op een trottoir in Breda op 17 oktober 2022. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld, maar de officier van justitie verklaarde dit beroep niet-ontvankelijk omdat het te laat was ingediend. Betrokkene heeft echter aangevoerd dat er bijzondere persoonlijke omstandigheden waren die hem verhinderden om tijdig beroep in te stellen, waaronder een suïcidepoging en financiële problemen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat betrokkene voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de termijnoverschrijding niet aan hem kan worden toegerekend, waardoor het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond is.
Vervolgens heeft de kantonrechter de inhoud van de zaak beoordeeld. De gedraging waarvoor de boete was opgelegd, werd door de kantonrechter bevestigd op basis van de verklaring van de verbalisant. Echter, de kantonrechter heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene en de schending van de hoorplicht door de officier van justitie. Gelet op deze omstandigheden heeft de kantonrechter besloten de boete te matigen tot nihil. De beslissing van de officier van justitie is gewijzigd en het beroep is gedeeltelijk gegrond verklaard. Betrokkene heeft recht op terugbetaling van de teveel betaalde zekerheid.