Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Tilburgseweg te Breda op 8 maart 2023. Betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 19 februari 2024 was de betrokkene niet aanwezig, maar de officier van justitie werd vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, werd door de verbalisant bevestigd. Betrokkene voerde aan dat het onduidelijk was om welk stoplicht het ging en dat hij niet had geremd omdat het licht op groen sprong toen hij de stopstreep passeerde. De zittingsvertegenwoordiger heeft echter betoogd dat de betrokkene drie keer door rood licht was gereden en dat hij na de gedraging was staande gehouden door de verbalisant.
De kantonrechter oordeelde dat de verklaring van de verbalisant voldoende bewijs bood voor de gedraging en dat er geen reden was om aan de juistheid van deze verklaring te twijfelen. De kantonrechter verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde dat de boete terecht was opgelegd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en de betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.