Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene]
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. Betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het negeren van een rood verkeerslicht op de Lunetstraat in Breda op 19 januari 2023. Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. Tijdens de zitting was de betrokkene niet aanwezig, maar de zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, was wel aanwezig om de zaak te bepleiten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedraging, het doorrijden bij een rood verkeerslicht, voldoende is aangetoond door de verklaring van de verbalisant, die direct zicht had op de gedraging. Betrokkene heeft in zijn beroepschrift aangevoerd dat hij de gedraging niet heeft verricht en dat er geen bewijs is voor de boete. De kantonrechter oordeelt echter dat de verklaring van de verbalisant in beginsel voldoende is om de gedraging vast te stellen, tenzij er specifieke feiten zijn die aan de juistheid van deze verklaring twijfelen.
De kantonrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de verklaring van de verbalisant en heeft geconcludeerd dat de boete terecht is opgelegd. Ook is er geen reden gevonden om de boete te matigen. Het beroep van betrokkene is daarom ongegrond verklaard. De uitspraak is openbaar gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, en griffier X.L.C.M. van Sprundel.