ECLI:NL:RBZWB:2024:1757

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10803995 _ MB VERZ 23-629
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet-verzekeren van bromfiets

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een administratieve sanctie opgelegd gekregen voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een bromfiets. De gedraging werd vastgesteld door het RDW op 11 maart 2022. De betrokkene heeft tegen de opgelegde boete beroep ingesteld bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierna heeft de gemachtigde van de betrokkene, mr. N.G.A. Voorbach, beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting heeft de gemachtigde aangevoerd dat de boete niet redelijk is gezien de omstandigheden, waaronder het feit dat de bromfiets na de aankondiging van de beschikking was geschorst. De gemachtigde verzocht om het beroep gegrond te verklaren of de sanctie te matigen. De zittingsvertegenwoordiger, mr. A. de Vreeze, heeft echter verzocht om het beroep ongegrond te verklaren, stellende dat de betrokkene verantwoordelijk is voor het tijdig schorsen van het voertuig.

De kantonrechter heeft overwogen dat de betrokkene de zekerheidstelling van € 234,- niet had betaald, maar heeft het bedrag op € 225,- gesteld. Na beoordeling van de stukken in het dossier, concludeerde de kantonrechter dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was aangetoond. De kantonrechter oordeelde dat de boete terecht was opgelegd en dat er geen reden was om deze te matigen. Het beroep werd ongegrond verklaard en het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10803995 \ MB VERZ 23-629
CJIB-nummer : 9062 5422 4894 8408
uitspraakdatum : 19 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene]
adres : [adres]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : mr. N.G.A. Voorbach (Verkeersboete.nl)

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Namens gemachtigde is mr. P. van den Aarsen verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: voor een bromfiets niet de vereiste verzekering afsluiten en in stand houden, geconstateerd door het RDW Veendam, op 11 maart 2022 om 17:07 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de boete niet redelijk is gelet op de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden. Gemachtigde voert aan dat de registercontroles onrechtvaardig kunnen uitpakken. Betrokkene heeft na de aankondiging van beschikking het voertuig alsnog geschorst. Gemachtigde verzoekt het beroep gegrond te verklaren of de sanctie te matigen en proceskosten toe te wijzen op rekening van gemachtigde.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de brommer in maart 2022 alweer was geschorst. De brommer was al meer dan een maand weer geschorst voordat de beschikking binnenkwam. Ook had betrokkene geen herinnering gekregen van het RDW dat de schorsing verliep. De scooter lag ten tijde van de constatering zodanig uit elkaar dat er geen gebruik van gemaakt kon worden.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en zekerheid op € 225,- te stellen. Daartoe heeft de zittingsvertegenwoordiger het volgende aangevoerd. Er is sprake geweest van een registercontrole en daarbij is het niet van belang of met het voertuig is gereden. Uit de foto’s blijkt dat het voertuig niet zodanig uit elkaar was dat er ook niet mee gereden kon worden. De zittingsvertegenwoordiger heeft met meerdere uitdraaien van het RDW onderbouwd, dat het voertuig op 11 februari 2021 geschorst was voor één jaar. De schorsing liep één maand voor de pleegdatum af. Aangezien het voertuig op 11 februari 2021 werd geschorst, had betrokkene ook op de hoogte moeten zijn wanneer de schorsing weer af zou lopen. Het nalaten hiervan is de eigen verantwoordelijkheid en komt voor het eigen risico van betrokkene.

Overwegingen

Op grond van artikel 11 Wahv moet de indiener van een beroepschrift eerst een bedrag aan zekerheidstelling betalen voordat het beroep in behandeling kan worden genomen. Betrokkene heeft deze zekerheidstelling van € 234,- (inclusief administratiekosten) niet betaald. Betrokkene heeft € 225,- aan zekerheid betaald.
Betrokkene heeft niks aangevoerd over dat zij de zekerheid niet kan betalen. De kantonrechter geeft betrokkene het voordeel van de twijfel. De te betalen zekerheid wordt daarom op € 225,- gesteld.
De kantonrechter zal het beroep tegen de boete vervolgens inhoudelijk beoordelen.
De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de constatering van het RDW - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd ook geen reden om de boete te matigen. De kantonrechter is van oordeel dat het een eigen verantwoordelijkheid is van de kentekenhouder om een voertuig tijdig te schorsen of te verzekeren. Het had voor betrokkene duidelijk moeten zijn dat het voertuig opnieuw geschorst moest worden, aangezien hij het voertuig een jaar daarvoor ook had geschorst. Daarbij is het niet van belang of met het voertuig is gereden
Het beroep wordt daarom ongegrond verklaard.
Gelet hierop is er geen aanleiding voor het toekennen van een proceskostenvergoeding.

Beslissing

De kantonrechter:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing, dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.
Datum verzending: