Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[betrokkene] B.V.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan een bestuurder. De boete was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A58 te Ulvenhout op 13 december 2022. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft betwist dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De gemachtigde stelde dat de telefoon in een houder zat die bevestigd was aan het ventilatierooster van de auto, waardoor deze niet in de hand van de bestuurder was. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde de houder getoond en toegelicht dat deze hoog was bevestigd, wat de telefoon boven het dashboard deed uitsteken.
De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, heeft het beroep ongegrond verklaard en verzocht om de boete te matigen vanwege een schending van de hoorplicht. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat de gedraging had plaatsgevonden. De rechter merkte op dat er op de foto een lichte vlek zichtbaar was, maar niet met zekerheid kon worden vastgesteld of dit de vinger van de bestuurder was of iets anders. De kantonrechter heeft de houder die ter zitting werd getoond herkend op de foto, maar had te veel twijfels om te concluderen dat de telefoon daadwerkelijk in de hand van de bestuurder was.
Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beschikking waarbij de boete was opgelegd en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Tevens is bepaald dat het bedrag van € 359,- dat als zekerheid was betaald, door de officier van justitie aan de betrokkene moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.