ECLI:NL:RBZWB:2024:1754

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 februari 2024
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
10509150 _ MB VERZ 23-265
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen verkeersboete wegens niet vastgestelde gedraging

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 19 februari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een verkeersboete die was opgelegd aan een bestuurder. De boete was opgelegd voor het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat tijdens het rijden op de A58 te Ulvenhout op 13 december 2022. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft betwist dat de gedraging heeft plaatsgevonden. De gemachtigde stelde dat de telefoon in een houder zat die bevestigd was aan het ventilatierooster van de auto, waardoor deze niet in de hand van de bestuurder was. Tijdens de zitting heeft de gemachtigde de houder getoond en toegelicht dat deze hoog was bevestigd, wat de telefoon boven het dashboard deed uitsteken.

De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. A. de Vreeze, heeft het beroep ongegrond verklaard en verzocht om de boete te matigen vanwege een schending van de hoorplicht. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld dat de gedraging had plaatsgevonden. De rechter merkte op dat er op de foto een lichte vlek zichtbaar was, maar niet met zekerheid kon worden vastgesteld of dit de vinger van de bestuurder was of iets anders. De kantonrechter heeft de houder die ter zitting werd getoond herkend op de foto, maar had te veel twijfels om te concluderen dat de telefoon daadwerkelijk in de hand van de bestuurder was.

Daarom heeft de kantonrechter het beroep gegrond verklaard, de beschikking waarbij de boete was opgelegd en de beslissing van de officier van justitie vernietigd. Tevens is bepaald dat het bedrag van € 359,- dat als zekerheid was betaald, door de officier van justitie aan de betrokkene moet worden terugbetaald. Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken. Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer : 10509150 \ MB VERZ 23-265
CJIB-nummer : 3062 5422 5463 1207
uitspraakdatum : 19 februari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam :
[betrokkene] B.V.
adres : [adres]
woonplaats : [postcode] [plaats]
hierna: betrokkene
gemachtigde : [gemachtigde]

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door gemachtigde beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 19 februari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. A. de Vreeze (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Gemachtigde is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: als bestuurder tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat vasthouden op de A58 (links) te Ulvenhout (gemeente Breda) op 13 december 2022 om 13:57 uur.
Gemachtigde heeft namens betrokkene in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Gemachtigde was de bestuurster en stelt dat haar telefoon tijdens het rijden in een houder zat geklikt, welke houder in het ventilatierooster was bevestigd.
Ter zitting heeft gemachtigde hieraan toegevoegd dat de houder hoog was bevestigd in het ventilatierooster, waardoor haar telefoon boven het dashboard uit kwam. Ook heeft gemachtigde de houder waarin haar mobiele apparaat ten tijde van de gedraging zat, getoond op de zitting.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep ongegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. De foto is door twee verbalisanten bekeken, één verbalisant heeft deze op locatie bekeken en de andere verbalisant via de computer. De zittingsvertegenwoordiger herkende de houder die gemachtigde had meegenomen naar zitting ook niet van de foto, waardoor er geen reden is om te twijfelen aan de verklaringen van de verbalisanten. Inhoudelijk is het beroep ongegrond, echter gelet op de schending van de hoorplicht verzoekt de zittingsvertegenwoordiger om de boete met 25% te matigen.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de gedraging is verricht. Daarbij is van belang dat de kantonrechter op de foto een lichte vlek achter het toestel ziet, maar niet met zekerheid kan zeggen of het de vinger van gemachtigde is of iets anders. De kantonrechter meent wel de houder die ter zitting getoond is te herkennen op de foto. De kantonrechter heeft te veel twijfel om met volle zekerheid vast te stellen dat betrokkene haar mobiele telefoon ten tijde van de gedraging daadwerkelijk in haar hand had. Dit betekent dat de boete ten onrechte is opgelegd.
Het beroep is daarom gegrond. De beschikking waarbij de boete is opgelegd en de beslissing van de officier van justitie zullen worden vernietigd. Het bedrag dat gemachtigde aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gegrond;
‒ vernietigt de bestreden beslissing van de officier van justitie en de beschikking waarbij de boete is opgelegd;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 359,- dat betrokkene als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.I. Beudeker, kantonrechter, bijgestaan door de griffier X.L.C.M. van Sprundel, en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2024.
Tegen deze beslissing is geen hoger beroep mogelijk.
Datum verzending: