Op 6 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat er ernstige ontwikkelingsbedreigingen zijn vastgesteld. De kinderen hebben ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt, waaronder de scheiding van hun ouders en geweld van de vader richting de moeder. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, heeft zelf ook te maken met problematiek, waaronder PTSS en een lichtverstandelijke beperking, wat haar in staatstelling om voor de kinderen te zorgen beïnvloedt.
Tijdens de mondelinge behandeling op 6 maart 2024 waren de moeder, haar advocaat, een vertegenwoordiger van de Raad en twee vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen in hun ontwikkeling ernstig worden bedreigd en dat de hulpverlening in het verleden niet effectief is geweest. De moeder heeft erkend dat zij momenteel niet in staat is om de zorg voor de kinderen adequaat te vervullen en heeft ervoor gekozen om de kinderen tijdelijk bij mw. [naam] te plaatsen.
De kinderrechter heeft het verzoek van de Raad toegewezen en de kinderen onder toezicht gesteld van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering voor de duur van een jaar, met ingang van 6 maart 2024. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is dat er snel passende hulpverlening wordt ingezet voor zowel de kinderen als de moeder, om de ernstige ontwikkelingsbedreigingen weg te nemen. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de kinderen direct de benodigde bescherming kunnen krijgen.