ECLI:NL:RBZWB:2024:174
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht bij CBR
Op 10 januari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak van een opposant tegen een eerdere uitspraak van 28 juli 2023, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De opposant had beroep ingesteld tegen een beslissing op bezwaar van de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) van 22 maart 2023. De rechtbank oordeelde dat het griffierecht niet tijdig was betaald, wat leidde tot de niet-ontvankelijkheid van het beroep. In de verzetzaak werd uitsluitend beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De opposant voerde aan dat er sprake was van verschoonbare overmacht, omdat zijn gemachtigde recentelijk was verhuisd en de post niet op de juiste wijze was ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de gemachtigde was om ervoor te zorgen dat de post tijdig werd ontvangen. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om de eerdere uitspraak te herzien, aangezien de betaling van het griffierecht een dwingende wetsbepaling is en er geen ruimte is voor belangenafweging. Het verzet werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.