ECLI:NL:RBZWB:2024:1668

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3167
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van eiseres met hypermobiele Ehlers-Danlos syndroom na scooterongeluk

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar Ziektewet (ZW)-uitkering door het UWV. De rechtbank heeft op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in de zaak, waarin eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.J.E.M. Edelmann, het UWV als verweerder had. Het UWV had op 29 september 2022 besloten om de ZW-uitkering van eiseres te beëindigen per 30 oktober 2022, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 16 mei 2023.

De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigden van het UWV. De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV onderzocht, die was gebaseerd op rapporten van artsen en verzekeringsartsen. Eiseres heeft aangevoerd dat haar medische beperkingen niet correct waren vastgesteld, vooral na een scooterongeluk in juni 2021, dat haar klachten verergerde. De rechtbank concludeert dat het UWV de ZW-uitkering terecht heeft beëindigd, omdat eiseres niet meer dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank oordeelt dat de medische onderzoeken zorgvuldig zijn uitgevoerd en dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van eiseres correct was.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst erop dat eiseres geen recht heeft op een proceskostenvergoeding of terugbetaling van griffierechten. De uitspraak benadrukt dat de rechtbank de impact van eiseres' klachten op haar dagelijks leven erkent, maar dat er geen objectieve medische redenen zijn om aan te nemen dat haar beperkingen ernstiger zijn dan vastgesteld. De rechtbank bevestigt dat de geselecteerde functies voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling geschikt zijn en dat de mate van arbeidsongeschiktheid correct is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3167 ZW

uitspraak van 12 maart 2024 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.J.E.M. Edelmann,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Rotterdam), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de
beëindiging van haar uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 29 september 2022 (primair besluit) de ZW-uitkering van eiseres beëindigd met ingang van 30 oktober 2022.
In een besluit van 16 mei 2023 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard, waarbij het UWV bij de beëindiging van de ZW-uitkering gebleven.
1.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 28 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en [naam 1] en [naam 2] als gemachtigden van het UWV.

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres per 1 september 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is.
Zij doet dit aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
Bij deze beoordeling is van belang of eiseres medische beperkingen heeft en
of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te
verwerven.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd per 30 oktober 2022.
Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1
Eiseres is bekend met het hypermobiele Ehlers-Danlos syndroom (hEDS). Zij is werkzaam geweest als gastvrouw bij [bedrijf] gedurende 30,09 uur per week. Op 9 juni 2021 heeft zij een scooterongeval gehad. Vanwege toegenomen klachten van het bewegingsapparaat als gevolg daarvan heeft zij zich op 15 juni 2021 voor haar werk ziekgemeld. Het UWV heeft aan eiseres een ZW-uitkering toegekend. Na een zogeheten eerstejaarsbeoordeling heeft het UWV gesteld dat eiseres in staat is om passende arbeid te verrichten.
3.2
Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Bespreking van de medische beroepsgronden.
De arts heeft het dossier bestudeerd en eiseres op 1 september 2022 op het spreekuur gezien en onderzocht. De arts heeft gerapporteerd dat eiseres meerdere belemmeringen ondervindt.
De functionele beperkingen doen zich met name voor op de dynamische handelingen buigen, duwen, trekken, dragen, lopen, knielen of hurken. Ook zijn er beperkingen op de statische houdingen zitten, staan en geknield of gehurkt zijn. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 september 2022.
De verzekeringsarts b&b heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Zij heeft eiseres op 25 april 2023 op de hoorzitting gezien en aansluitend medisch onderzocht. De aanwezige medische informatie van onder meer de huisarts, reumatoloog en revalidatiearts heeft zij bij de beoordeling betrokken. Ook het rapport van verzekeringsarts [naam 3] van 22 mei 2022 dat is uitgebracht in de letselschadeprocedure is bestudeerd. De verzekeringsarts b&b heeft gerapporteerd dat zij geen reden ziet om de door de arts opgestelde FML te wijzigen omdat uit de in bezwaar ingebrachte medische informatie niet blijkt dat eiseres meer beperkt is dan door de arts is vastgesteld.
4.2
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat zij al langer bekend was met hEDS en dat de klachten aan het bewegingsapparaat als gevolg van het scooterongeluk in juni 2021 zijn toegenomen. Tijdens haar revalidatie is eiseres gevallen en heeft zij haar pols gebroken waardoor het revalidatietraject acht maanden vertraging opliep. Eiseres wijst op het rapport van verzekeringsarts [naam 3] van 22 mei 2022 waaruit volgt dat het herstel nog wel een jaar na de behandeling kan vergen. De datum in geding is volgens eiseres 30 oktober 2022, dat vijf maanden later is (dan de datum van die brief, zodat – zo begrijpt de rechtbank deze beroepsgrond – de periode van herstel toen nog niet was verstreken). Eiseres stelt daarnaast dat zij geen 40 uur per week kan werken gelet op de benodigde recuperatietijd tussen de activiteiten; omdat eiseres niets mag overbelasten kan er niet snel worden opgebouwd.
4.3
Oordeel rechtbank over beroepsgronden
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. De medische informatie van de behandelaars is bij de beoordeling betrokken. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
Ter zitting is door eiseres naar voren gebracht dat op de opgestelde FML per onderdeel weinig valt aan te merken, maar dat zij daarin een urenbeperking in verband met de benodigde recuperatie mist. Eiseres stelt dat zij weinig energie heeft als gevolg van haar klachten. Zij mist in de rapporten van het UWV dat zij na twee tot drie uur werken moet gaan liggen, zodat volgens eiseres een urenbeperking tot maximaal drie uur per dag aangewezen is.
De rechtbank overweegt dat de verzekeringsarts b&b heeft onderzocht of een urenbeperking voor eiseres nodig is. Zij heeft in haar rapport van 9 mei 2023 gemotiveerd waarom daarvoor geen indicatie bestaat. Een urenbeperking kan gesteld worden wanneer er sprake is van een energetische reden (bijvoorbeeld op basis van een aangetoonde verminderde hart- of longfunctie, ernstig invaliderende systeemaandoeningen, M.S. enz.), op basis van beschikbaarheid (bijvoorbeeld dagtherapie) of om een preventieve reden (bijvoorbeeld om recidief psychose als gevolg van overbelasting te voorkomen). De verzekeringsarts b&b concludeert dat in het geval van eiseres geen sprake is van een van deze indicatiegebieden. Daarbij neemt zij in aanmerking dat het dagverhaal van eiseres niet wijst in de richting van een beperking in duurbelasting in voor haar passende arbeid. Dat tijdens re-integratie wordt geadviseerd het aantal uren geleidelijk op te bouwen is iets anders dan het stellen van een urenbeperking in het kader van een arbeidsongeschiktheidsbeoordeling. De rechtbank kan dit volgen.
Eiseres heeft in beroep haar standpunt dat een urenbeperking aangewezen is niet onderbouwd met (nieuwe) medische gegevens. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts b&b dat er geen indicatie is voor een urenbeperking.
Niet gebleken is dat in de FML van 5 september 2022 de beperkingen van eiseres zijn onderschat. De beroepsgrond dat eiseres meer beperkt moet worden, slaagt niet. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
De rechtbank wil in dit licht benadrukken dat zij met dit oordeel geen afbreuk wil doen aan de beleving door eiseres van haar klachten en de impact van die beleving op haar dagelijks leven. De rechtbank moet echter, in lijn met de wet- en regelgeving over arbeidsongeschiktheid, toetsen of op basis van de beroepsgronden een medisch objectiveerbare reden bestaat voor het aannemen van meer beperkingen dan waarop het bestreden besluit is gebaseerd. Hiervan is naar oordeel van de rechtbank niet gebleken.
Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de FML, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: baliemedewerker (service en info) (Sbc-code 315150), telefonist (centrale) (Sbc-code 315174) en snackbereider (Sbc-code 111071).
5.2
Oordeel rechtbank over beroepsgronden.
De beroepsgronden van eiseres geven de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?
6. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering terecht en met inachtneming van de geldende uitlooptermijn beëindigd per 30 oktober 2022.

Conclusie en gevolgen

Het beroep zal ongegrond worden verklaard.
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt eiseres geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiseres het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. Ponds, rechter, in aanwezigheid van mr. T.B. Both-Attema, griffier, op 12 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).