In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 maart 2024, wordt het beroep van eiser beoordeeld dat is ingesteld tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tholen. Eiser stelt dat het college niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag volgens artikel 4.1 van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en doet uitspraak zonder zitting, zoals mogelijk gemaakt door artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank stelt vast dat het college op 30 mei 2023 wel degelijk heeft beslist op het Woo-verzoek van eiser. Eiser heeft op 9 juni 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen, maar de rechtbank concludeert dat er op dat moment geen sprake was van niet tijdig beslissen, omdat het college al had beslist. Dit betekent dat het beroepschrift niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
De rechtbank merkt op dat, hoewel het beroep tegen het niet tijdig beslissen niet-ontvankelijk is, eiser ook bezwaar heeft tegen de inhoud van het besluit van 30 mei 2023. De rechtbank besluit daarom om het beroep tegen het niet tijdig beslissen mede te beschouwen als een bezwaar tegen het primaire besluit van 30 mei 2023. Aangezien de standpunten van partijen nog niet voldoende zijn besproken, verwijst de rechtbank het bezwaar naar het college voor verdere behandeling.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling, en wijst erop dat de regels omtrent bestuurlijke dwangsommen niet van toepassing zijn op besluiten op grond van de Woo. De uitspraak wordt openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.