ECLI:NL:RBZWB:2024:1659
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake sluiting woning door burgemeester
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van de burgemeester van de gemeente Hulst, dat op 27 februari 2024 is genomen, om een woning aan [adres] te [plaats] voor een periode van drie maanden te sluiten. Verzoekster heeft op 11 maart 2024 een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank, omdat de burgemeester voornemens was om de woning per 18 maart 2024 te sluiten. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) de mogelijkheid om een voorlopige voorziening te treffen indien onverwijlde spoed dat vereist.
De rechtbank heeft contact opgenomen met de burgemeester om te vragen of deze bereid was om de uitspraak van de voorzieningenrechter af te wachten. De burgemeester heeft echter op 12 maart 2024 aangegeven niet bereid te zijn om te wachten op de uitspraak. Hierdoor was de voorzieningenrechter niet in staat om een weloverwogen oordeel te geven over het verzoek om een voorlopige voorziening voordat de sluiting van de woning zou plaatsvinden.
De voorzieningenrechter heeft daarom besloten om de werking van het bestreden besluit te schorsen tot uiterlijk twee weken na de zitting waarop het verzoek om een voorlopige voorziening zal worden behandeld. Dit betekent dat de burgemeester de woning tot die tijd niet mag sluiten. De ordemaatregel heeft een voorlopig karakter en de voorzieningenrechter is daar in de verdere procedure niet aan gebonden. De uitspraak is gedaan op 12 maart 2024 door mr. L.P. Hertsig, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.