ECLI:NL:RBZWB:2024:1653

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
13 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 24_1556 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake bijzondere bijstand voor reiskosten

Op 12 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die om bijzondere bijstand voor reiskosten had verzocht, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, dat deze bijstand op 2 januari 2024 had geweigerd. De voorzieningenrechter heeft in deze uitspraak geoordeeld dat er onvoldoende spoedeisend belang is aangetoond door verzoeker.

Verzoeker stelde dat hij een spoedeisend belang had omdat hij zonder vergoeding van reiskosten niet in staat was om werk te zoeken. De griffier had verzoeker gevraagd om zijn financiële situatie nader toe te lichten, maar verzoeker heeft geen overzicht van zijn financiën overlegd. In plaats daarvan gaf hij aan dat hij psychische problemen heeft, waardoor hij zonder geldig vervoersbewijs reist en problemen ondervindt met opsporingsambtenaren.

De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker niet voldoende had onderbouwd dat hij een spoedeisend belang had bij een voorlopige voorziening. De rechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen, waarbij de spoedeisendheid van groot belang is.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, en deze uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1556 PW VV

uitspraak van 12 maart 2024 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoeker] , te [plaats] , verzoeker,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom, verweerder.

Procesverloop

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker.
2. Met het bestreden besluit van 2 januari 2024 heeft het college geweigerd om bijzondere bijstand voor reiskosten toe te kennen. Verzoeker heeft bezwaar aangetekend tegen dit besluit. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen.
3. Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

4. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorzieningenprocedure is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Daarom speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol.
5. Bij zijn verzoek om een voorlopige voorziening heeft verzoeker gesteld een spoedeisend belang te hebben omdat hij met vergoeding van reiskosten op zoek kan naar werk. De griffier heeft aan verzoeker gevraagd om het spoedeisend belang nader toe te lichten. Daarbij is gevraagd om aan te geven waarom hij zonder bijzondere bijstand voor reiskosten niet in staat is om werk te zoeken. Tevens is gevraagd of verzoeker de kosten voor het openbaar vervoer zelf kan dragen en als dat niet het geval is, om een overzicht te geven van zijn financiële situatie. Daarbij is opgemerkt dat aan verzoeker eind januari 2024 een dwangsom van € 460,-- is toegekend en is aan hem gevraagd waarom hij met dat bedrag niet gedurende enige tijd zijn reiskosten kan betalen.
6. Verzoeker heeft in zijn brief van 15 februari 2024 aangevoerd dat per abuis is gesteld dat het spoedeisend belang is gelegen in het vinden van werk. Verzoeker heeft psychische problemen waardoor hij dagelijks, zonder geldig vervoersbewijs, met het openbaar vervoer van plaats naar plaats reist. Hierdoor krijgt hij problemen met de opsporingsambtenaren die boetes aan verzoeker opleggen.
7. Met deze gegeven toelichting is onvoldoende gebleken dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij een voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter. Verzoeker heeft immers geen overzicht gegeven van zijn financiële situatie. Het is dan ook niet vast te stellen of verzoeker, in afwachting van de bezwaarprocedure, in staat is om zelf de reiskosten te betalen. Omdat alleen hierom al verzoeker onvoldoende heeft onderbouwd een spoedeisend belang te hebben, zal de voorzieningenrechter in het midden laten of verzoeker door een psychische stoornis niet in staat is zijn gedrag (tijdelijk) te veranderen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier op 12 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.