In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 januari 2024, wordt het beroep van eiseres beoordeeld, die stelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op haar bezwaar tegen de weigering van een WIA-uitkering. Eiseres had op 11 april 2023 bezwaar gemaakt tegen het besluit van 31 maart 2023, maar het UWV heeft pas na de wettelijke beslistermijn van 20 oktober 2023 gereageerd. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat het UWV niet binnen de gestelde termijn heeft beslist. De rechtbank maakt gebruik van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om zonder zitting uitspraak te doen.
De rechtbank legt het UWV een termijn op van vier maanden om alsnog een besluit te nemen op het bezwaar, in plaats van de gebruikelijke twee weken, vanwege de noodzaak van een zorgvuldige heroverweging. Tevens wordt een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten en het UWV moet het griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over hun recht om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.