2.De feiten
Tussen partijen staan, voor zover voor de beoordeling van deze zaak van belang, de volgende feiten vast:
a. [eisers in conventie] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde in conventie] werkzaamheden verricht. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door de advocaten mr. [eiser in conventie sub 3] en mr. Meuwissen. In de opdrachtbevestiging van 5 februari 2021 is een uurtarief van € 230,- exclusief btw, verschotten en 6% kantoorkosten overeengekomen. Per 1 januari van elk jaar wordt het uurtarief aangepast.
[gedaagde in conventie] is een procedure gestart tegen zijn ex-partner. Het betreft een verzoekschriftprocedure ex art. 1:160 BW. In die procedure wilde [gedaagde in conventie] aantonen dat zijn ex-partner samenwoonde volgens de wet. Dit met als doel het stopzetten van zijn alimentatieverplichtingen.
In januari 2021 heeft [gedaagde in conventie] recherchebureau RBZ (hierna: RBZ) opdracht gegeven om zijn ex-partner te observeren en die bevindingen vast te leggen in een rapport.
Op 27 januari 2022 is door mr. [eiser in conventie sub 3] het verzoekschrift met het rapport van RBZ ingediend bij de rechtbank. Op 15 februari 2022 is een reactie van de ex-partner van [gedaagde in conventie] ontvangen. Hierin is onder andere de informatie en observaties uit het rapport van RBZ betwist.
Vanwege de inhoudelijke betwistingen door de ex-partner van [gedaagde in conventie] van de observaties uit het rapport, is RBZ om een reactie gevraagd. Een reactie is niet ontvangen.
Op 14 maart 2022 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen [gedaagde in conventie] en mr. [eiser in conventie sub 3] . In dat gesprek is onder andere door mr. [eiser in conventie sub 3] aangegeven dat het zijn inschatting is dat de zitting, de mondelinge behandeling van het verzoek, nog maanden zou duren.
Op 18 maart 2022 is het verweerschrift van de ex-partner van [gedaagde in conventie] ontvangen.
Eind maart 2022 heeft de rechtbank laten weten dat de zitting is gepland op 4 mei 2022.
i. Op 31 maart 2022 stuurt [gedaagde in conventie] een email aan mr. [eiser in conventie sub 3] . Hierin vraagt hij onder andere of het handig is om naast het rapport van RBZ, nog een ander recherchebureau opdracht te geven om zijn ex-partner te observeren en een rapport uit te laten brengen.
Op 4 april 2022 heeft [gedaagde in conventie] een overleg met recherchebureau RISCON (hierna: RISCON). Na dit gesprek belt [gedaagde in conventie] met mr. [eiser in conventie sub 3] voor overleg. Hij is niet aanwezig en er is een terugbelverzoek achtergelaten.
Op 6 april 2022 geeft [gedaagde in conventie] RISCON de opdracht om observaties uit te voeren bij zijn ex-partner en hiervan rapportage uit te brengen.
Op 15 april 2022 ontvangt [gedaagde in conventie] een email van mr. Meuwissen waarin zij meedeelt de zaak over te hebben genomen van mr. [eiser in conventie sub 3] . Vanwege een grote zaak waar mr. [eiser in conventie sub 3] mee bezig is, kan hij de zaak van [gedaagde in conventie] niet langer doen. Daarbij speelt ook mee dat de zitting is gepland op 4 mei 2022. Zij geeft aan dat de kosten voor het inlezen van het dossier door mr. Meuwissen voor rekening van [eisers in conventie] komt en als niet-declarabel op de factuur worden vermeld. In deze mail reageert zij ook op de vraag van [gedaagde in conventie] over het inschakelen van een tweede recherchebureau. Zij geeft aan dat als RBZ in staat is de opmerkingen op haar rapport goed en duidelijk te weerleggen, zij geen tweede recherchebureau in zou schakelen.
Op 4 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Bij beschikking van 19 mei 2022 heeft de rechtbank het verzoek van [gedaagde in conventie] afgewezen.
Op 30 mei 2022 heeft de ex-partner van [gedaagde in conventie] het voorstel gedaan om tegen finale kwijting over en weer de alimentatieverplichting per 1 september 2022 stop te zetten waarbij zij afziet van verdere aanspraken op alimentatie. Dit voorstel is door [gedaagde in conventie] aanvaard.
De werkzaamheden zijn tussentijds aan [gedaagde in conventie] gedeclareerd. Deze declaraties heeft [gedaagde in conventie] steeds voldaan, met uitzondering van de laatste facturen van in totaal € 9.022,08. Dit betreft de facturen uit de periode dat het dossier door mr. [eiser in conventie sub 3] is overgedragen aan en in behandeling was bij mr. Meuwissen.
Op 28 december 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mr. Meuwissen en [gedaagde in conventie] vanwege de openstaande declaraties en de klachten die [gedaagde in conventie] heeft over de verrichte werkzaamheden. Met de brief van 9 januari 2023 heeft mr. [eiser in conventie sub 3] op de klachten van [gedaagde in conventie] gereageerd. In die brief is voorgesteld om in het kader van het treffen van een regeling de openstaande facturen te matigen tot € 5.000,-. [gedaagde in conventie] is niet op dit voorstel ingegaan.