ECLI:NL:RBZWB:2024:1624

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10700711 CV EXPL 23-3688 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiele procedure over juridische dienstverlening en schadevergoeding

In deze civiele procedure stond de vraag centraal of er fouten zijn gemaakt door het advocatenkantoor in de juridische dienstverlening aan de gedaagde, waardoor deze een procedure heeft verloren. De gedaagde had het advocatenkantoor ingeschakeld voor een verzoekschriftprocedure tegen zijn ex-partner, met als doel het stopzetten van alimentatieverplichtingen. De gedaagde stelde dat het advocatenkantoor steken had laten vallen, wat leidde tot een ongunstige uitkomst in de procedure. De kantonrechter oordeelde echter dat er geen causaal verband was tussen de vermeende fouten van het advocatenkantoor en de uitkomst van de procedure. De kantonrechter wees de vordering van de gedaagde tot schadevergoeding af en oordeelde dat de facturen van het advocatenkantoor moesten worden betaald. De zaak omvatte ook een reconventionele vordering van de gedaagde tegen het advocatenkantoor, waarin hij schadevergoeding eiste voor de kosten die hij had gemaakt in verband met de juridische procedure. De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet had aangetoond dat de fouten van het advocatenkantoor de uitkomst van de procedure hadden beïnvloed. De kantonrechter compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10700711 \ CV EXPL 23-3688
Vonnis van 28 februari 2024
in de zaak van

1.DE BURGERLIJKE MAATSCHAP [eiser in conventie sub 1] ,

te [plaats 1] ,
2.
MR. [eiser in conventie sub 2],
3.
MR. [eiser in conventie sub 3],
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: [eisers in conventie] ,
gemachtigde: mr. A. Youssuf,
tegen
[gedaagde in conventie],
te [plaats 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde in conventie] ,
procederend in persoon.
De zaak in het kort
[eisers in conventie] heeft [gedaagde in conventie] bijgestaan in een juridische procedure. Een deel van de facturen heeft [gedaagde in conventie] niet betaald. [gedaagde in conventie] stelt dat [eisers in conventie] fouten heeft gemaakt, waardoor hij de procedure heeft verloren. De kantonrechter is van oordeel dat [eisers in conventie] in haar dienstverlening weliswaar steken heeft laten vallen, maar dat er geen sprake is van juridische fouten waardoor [gedaagde in conventie] zijn procedure heeft verloren en schade heeft geleden. Er is geen sprake van een causaal verband. Hoe tot dit oordeel is gekomen, wordt in dit vonnis toegelicht.

1.De verdere procedure

1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 oktober 2023;
- de conclusie van antwoord in reconventie;
- de mondelinge behandeling van 16 januari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2
Na de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter besloten voldoende te zijn voorgelicht om vonnis te kunnen wijzen.
1.3
Schriftelijke stukken waarop een partij tijdens de mondelinge behandeling een beroep wil doen, moeten tien dagen voor de zittingsdatum worden verzonden naar de rechtbank en de wederpartij. Op 10 januari 2024 is door de rechtbank van [gedaagde in conventie] een reactie op de conclusie van antwoord in reconventie ontvangen. Dit stuk is te laat ingediend, het betreft een omvangrijk stuk en is door de wederpartij niet ontvangen. Om deze redenen wordt het niet als processtuk aan het dossier toegevoegd.

2.De feiten

Tussen partijen staan, voor zover voor de beoordeling van deze zaak van belang, de volgende feiten vast:
a. [eisers in conventie] heeft in opdracht en voor rekening van [gedaagde in conventie] werkzaamheden verricht. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door de advocaten mr. [eiser in conventie sub 3] en mr. Meuwissen. In de opdrachtbevestiging van 5 februari 2021 is een uurtarief van € 230,- exclusief btw, verschotten en 6% kantoorkosten overeengekomen. Per 1 januari van elk jaar wordt het uurtarief aangepast.
[gedaagde in conventie] is een procedure gestart tegen zijn ex-partner. Het betreft een verzoekschriftprocedure ex art. 1:160 BW. In die procedure wilde [gedaagde in conventie] aantonen dat zijn ex-partner samenwoonde volgens de wet. Dit met als doel het stopzetten van zijn alimentatieverplichtingen.
In januari 2021 heeft [gedaagde in conventie] recherchebureau RBZ (hierna: RBZ) opdracht gegeven om zijn ex-partner te observeren en die bevindingen vast te leggen in een rapport.
Op 27 januari 2022 is door mr. [eiser in conventie sub 3] het verzoekschrift met het rapport van RBZ ingediend bij de rechtbank. Op 15 februari 2022 is een reactie van de ex-partner van [gedaagde in conventie] ontvangen. Hierin is onder andere de informatie en observaties uit het rapport van RBZ betwist.
Vanwege de inhoudelijke betwistingen door de ex-partner van [gedaagde in conventie] van de observaties uit het rapport, is RBZ om een reactie gevraagd. Een reactie is niet ontvangen.
Op 14 maart 2022 heeft er een overleg plaatsgevonden tussen [gedaagde in conventie] en mr. [eiser in conventie sub 3] . In dat gesprek is onder andere door mr. [eiser in conventie sub 3] aangegeven dat het zijn inschatting is dat de zitting, de mondelinge behandeling van het verzoek, nog maanden zou duren.
Op 18 maart 2022 is het verweerschrift van de ex-partner van [gedaagde in conventie] ontvangen.
Eind maart 2022 heeft de rechtbank laten weten dat de zitting is gepland op 4 mei 2022.
i. Op 31 maart 2022 stuurt [gedaagde in conventie] een email aan mr. [eiser in conventie sub 3] . Hierin vraagt hij onder andere of het handig is om naast het rapport van RBZ, nog een ander recherchebureau opdracht te geven om zijn ex-partner te observeren en een rapport uit te laten brengen.
Op 4 april 2022 heeft [gedaagde in conventie] een overleg met recherchebureau RISCON (hierna: RISCON). Na dit gesprek belt [gedaagde in conventie] met mr. [eiser in conventie sub 3] voor overleg. Hij is niet aanwezig en er is een terugbelverzoek achtergelaten.
Op 6 april 2022 geeft [gedaagde in conventie] RISCON de opdracht om observaties uit te voeren bij zijn ex-partner en hiervan rapportage uit te brengen.
Op 15 april 2022 ontvangt [gedaagde in conventie] een email van mr. Meuwissen waarin zij meedeelt de zaak over te hebben genomen van mr. [eiser in conventie sub 3] . Vanwege een grote zaak waar mr. [eiser in conventie sub 3] mee bezig is, kan hij de zaak van [gedaagde in conventie] niet langer doen. Daarbij speelt ook mee dat de zitting is gepland op 4 mei 2022. Zij geeft aan dat de kosten voor het inlezen van het dossier door mr. Meuwissen voor rekening van [eisers in conventie] komt en als niet-declarabel op de factuur worden vermeld. In deze mail reageert zij ook op de vraag van [gedaagde in conventie] over het inschakelen van een tweede recherchebureau. Zij geeft aan dat als RBZ in staat is de opmerkingen op haar rapport goed en duidelijk te weerleggen, zij geen tweede recherchebureau in zou schakelen.
Op 4 mei 2022 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaatsgevonden. Bij beschikking van 19 mei 2022 heeft de rechtbank het verzoek van [gedaagde in conventie] afgewezen.
Op 30 mei 2022 heeft de ex-partner van [gedaagde in conventie] het voorstel gedaan om tegen finale kwijting over en weer de alimentatieverplichting per 1 september 2022 stop te zetten waarbij zij afziet van verdere aanspraken op alimentatie. Dit voorstel is door [gedaagde in conventie] aanvaard.
De werkzaamheden zijn tussentijds aan [gedaagde in conventie] gedeclareerd. Deze declaraties heeft [gedaagde in conventie] steeds voldaan, met uitzondering van de laatste facturen van in totaal € 9.022,08. Dit betreft de facturen uit de periode dat het dossier door mr. [eiser in conventie sub 3] is overgedragen aan en in behandeling was bij mr. Meuwissen.
Op 28 december 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen mr. Meuwissen en [gedaagde in conventie] vanwege de openstaande declaraties en de klachten die [gedaagde in conventie] heeft over de verrichte werkzaamheden. Met de brief van 9 januari 2023 heeft mr. [eiser in conventie sub 3] op de klachten van [gedaagde in conventie] gereageerd. In die brief is voorgesteld om in het kader van het treffen van een regeling de openstaande facturen te matigen tot € 5.000,-. [gedaagde in conventie] is niet op dit voorstel ingegaan.

3.Het geschil

in conventie
Het standpunt van [eisers in conventie]
3.1
heeft de kosten van de voor [gedaagde in conventie] uitgevoerde werkzaamheden bij hem gedeclareerd. Deze bij hem in rekening gebrachte kosten, heeft hij ten onrechte deels niet betaald.
3.2
[eisers in conventie] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde in conventie] tot betaling van € 10.136,71, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit onbetaalde facturen van in totaal € 9.022,08, wettelijke rente tot 5 juli 2023 € 288,53 en buitengerechtelijke incassokosten van € 826,10.
Het standpunt van [gedaagde in conventie]
3.3
[gedaagde in conventie] is het niet eens met de vordering. Wat betreft de in rekening gebrachte kosten zijn ten onrechte 90 minuten gefactureerd voor het inlezen van het dossier door mr. Meuwissen. Deze kosten zouden voor rekening van [eisers in conventie] blijven. Verder vordert [gedaagde in conventie] in reconventie vergoeding van door hem geleden schade.
3.4
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
Het standpunt van [eiser in reconventie]
3.5
[verweerders in reconventie] heeft fouten gemaakt en [eiser in reconventie] niet van goed juridisch advies voorzien. Als gevolg van het handelen en nalaten door [verweerders in reconventie] heeft [eiser in reconventie] de procedure verloren en schade geleden. [verweerders in reconventie] is gehouden deze schade aan [eiser in reconventie] te vergoeden.
3.6
[eiser in reconventie] vordert - samengevat - veroordeling van [verweerders in reconventie] tot betaling van € 116.181,15, vermeerderd met rente en kosten. Dit bedrag bestaat uit de kosten voor het rapport van RBZ van € 9.075,-, de kosten voor het rapport van RISCON van € 14.803,99, de door [eiser in reconventie] betaalde factuurbedragen aan [verweerders in reconventie] van in totaal € 27.476,56 en de door [eiser in reconventie] vanaf de scheiding aan zijn ex-partner betaalde alimentatie van in totaal € 64.825,60.
3.7
[verweerders in reconventie] voert verweer. [verweerders in reconventie] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiser in reconventie] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser in reconventie] .
3.8
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie
De facturen
4.1
Tussen partijen is niet in geschil dat de gedeclareerde werkzaamheden door [eisers in conventie] zijn uitgevoerd. Dit met uitzondering van de op 1 april 2022 gedeclareerde 90 minuten ‘studie dossier’. De reactie van [gedaagde in conventie] op de vordering zit met name in zijn eis in reconventie, waar hij zijn gestelde schade van [eisers in conventie] vordert.
90 minuten voor studie dossier
4.2
[gedaagde in conventie] heeft verweer gevoerd tegen 90 gedeclareerde minuten op 1 april 2022. [gedaagde in conventie] heeft naar voren gebracht dat deze werkzaamheden door mr. Meuwissen zijn verricht en hem is toegezegd dat de kosten voor het inlezen door mr. Meuwissen niet bij hem in rekening zouden worden gebracht. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eisers in conventie] er op gewezen dat er op 15 april 2022 12 minuten en op 19 april 2022 36 minuten ‘niet-declarabel in zaken’ in de specificatie bij de declaraties is opgenomen. Dit zou de tijd zijn voor het inlezen in het dossier. Mogelijk zouden die 90 minuten ‘studie dossier’ nog van mr. [eiser in conventie sub 3] zijn.
4.3
De kantonrechter oordeelt ten aanzien van de gedeclareerde 90 minuten op 1 april 2022 als volgt. In het licht van het verweer van [gedaagde in conventie] lag het op de weg van [eisers in conventie] om haar vordering ten aanzien van de 90 gedeclareerde minuten met feiten en omstandigheden nader te onderbouwen. Gezien het tijdsverloop is het niet waarschijnlijk dat mr. [eiser in conventie sub 3] op 1 april 2022 90 minuten besteed aan het bestuderen van het dossier, vervolgens geen werkzaamheden in het dossier verricht, waarna het dossier wordt overgedragen aan mr. Meuwissen. De kantonrechter gaat er dan ook van uit dat het mr. Meuwissen is die 90 minuten heeft besteed aan het bestuderen van het dossier. Volgens de toezegging in de email van 15 april 2022, komen deze kosten voor rekening van [eisers in conventie] en zijn deze ten onrechte bij [gedaagde in conventie] in rekening gebracht.
Toe te wijzen hoofdsom
4.4
Op de hoofdsom worden 90 gedeclareerde minuten in mindering gebracht. Dit is een bedrag van: € 230,- x 1,5 (90 minuten) = € 345,-, te vermeerderen met 6 % kantoorkosten = € 365,70, te vermeerderen met 21% btw = € 442,50 totaal. In hoofdsom wordt toegewezen € 9.022,08 min € 442,50 = € 8.579,58.
De wettelijke rente
4.5
Tegen de gevorderde wettelijke rente is geen zelfstandig verweer gevoerd. Dit deel van de vordering wordt als op de wet gegrond toegewezen. Omdat op de hoofdsom een bedrag in mindering is gebracht als onterecht gevorderd, wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf de dag van de vervaldatum van de verschillende facturen tot de dag dat alles is betaald.
De buitengerechtelijke incassokosten
4.6
[eisers in conventie] maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. De gevorderde vergoeding komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet is gesteld en/of gebleken is dat een kosteloze aanmaning conform de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW heeft plaatsgevonden. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen.
In reconventie
Zijn er door [verweerders in reconventie] fouten gemaakt?
4.7
[eiser in reconventie] stelt dat er door [verweerders in reconventie] fouten zijn gemaakt waardoor hij niet de juridische bijstand heeft gekregen die hij mocht verwachten. Hij legt aan die stelling het volgende ten grondslag. De ex-partner van [eiser in reconventie] heeft de observaties uit het rechercherapport van RBZ in twijfel getrokken. Mr. [verweerder in reconventie sub 3] had op dat moment een betere inschatting moeten maken van de haalbaarheid van de zaak. Ook had mr. [verweerder in reconventie sub 3] er bij RBZ meer op aan moeten dringen om de reactie van de ex-partner van [eiser in reconventie] te weerleggen en de observaties uit het rapport beter te onderbouwen. Op dit punt heeft mr. [verweerder in reconventie sub 3] te passief gehandeld. Uit de gedeclareerde werkzaamheden blijkt dat de zaak al begin april 2022 is overgedragen van mr. [verweerder in reconventie sub 3] aan mr. Meuwissen, [eiser in reconventie] is daar pas op 15 april 2022 over geïnformeerd. Vervolgens heeft [eiser in reconventie] pas op 19 april 2022 in de middag voor het eerst contact met mr. Meeuwissen gehad. Op dat moment waren er nog maar 2 a 3 dagen over, om op tijd voor de zitting stukken bij de rechtbank te krijgen. Op 31 maart 2022 stuurt [eiser in reconventie] een email aan mr. [verweerder in reconventie sub 3] waarin hij onder andere vraagt of het zinvol is om een tweede recherchebureau in te schakelen. Ook probeert hij daarna nog telefonisch contact te krijgen, wat niet lukt. Vervolgens krijgt hij pas op 15 april 2022 van mr. Meuwissen antwoord. Zij geeft aan het op dat moment niet nodig te vinden een tweede recherchebureau in te schakelen. Omdat er tijdsdruk is ontstaan, vanwege de zitting die al op 4 mei 2022 is gepland, heeft [eiser in reconventie] inmiddels RISCON al opdracht gegeven. Als [eiser in reconventie] op tijd een antwoord had gekregen op zijn vraag of het zinvol was een tweede recherchebureau in te schakelen, had hij RISCON geen opdracht gegeven. Nu heeft het inschakelen van RISCON hem € 14.803,99 gekost. [eiser in reconventie] is door RISCON geattendeerd op de mogelijkheid om bewijsbeslag te leggen. Pas op 19 april 2022 heeft hij dit met mr. Meuwissen kunnen bespreken. Omdat de zitting al op 4 mei 2022 plaats zou vinden, was het op dat moment niet meer mogelijk. Na de uitspraak van de rechtbank heeft de ex-partner van [eiser in reconventie] hem een schikkingsvoorstel gedaan, die geldig was tot 9 juni 2022. Dit voorstel is door [eiser in reconventie] en mr. Meuwissen ontvangen. Op 28 mei 2022 heeft [eiser in reconventie] ook een email aan mr. Meuwissen gestuurd met vragen over de uitspraak en verdere mogelijkheden voor bijvoorbeeld hoger beroep. In afwachting van een antwoord op die email, wilde [eiser in reconventie] nog geen beslissing op het schikkingsvoorstel nemen. Omdat er geen reactie van mr. Meuwissen kwam, besluit [eiser in reconventie] onder tijdsdruk op 6 juni 2022 met het voorstel in te stemmen. Pas op 15 juni 2022 reageert mr. Meuwissen op de email van [eiser in reconventie] en vraagt zij of hij in wil stemmen met het schikkingsvoorstel.
4.8
[verweerders in reconventie] verweert zich tegen de stellingen van [eiser in reconventie] . Zij is niet tekortgeschoten in de nakoming van de uitvoering van de opdracht. Er is geen causaal verband tussen de wijze waarop de werkzaamheden zijn uitgevoerd en de vermeende schade van [eiser in reconventie] . Dat [eiser in reconventie] de procedure heeft verloren, staat los van de wijze waarop [verweerders in reconventie] haar werkzaamheden heeft uitgevoerd. [verweerders in reconventie] heeft niet kunnen voorzien dat de observaties uit het rapport van RBZ op zeer hoog detailniveau door de ex-partner van [eiser in reconventie] zouden worden betwist. Dat het rapport op zichzelf onvoldoende was om de procedure mee te starten, betwist [verweerders in reconventie] . [verweerders in reconventie] heeft er op mogen vertrouwen dat de observaties van RBZ feitelijk juist waren. Indien een zaak wordt verloren omdat de observaties feitelijk onjuist blijken te zijn, is dat niet toe te rekenen aan de advocaat. Het gaat hier niet om een juridisch inhoudelijk oordeel of advies. [eiser in reconventie] zou zelf achter een reactie van RBZ aangaan. Het zijn immers de observaties van RBZ die door de wederpartij in twijfel zijn getrokken. Met [eiser in reconventie] is ook besproken dat RBZ een repliek moet maken ten aanzien van de opmerkingen over het rapport en niet een ander recherchebureau. Het is de keuze van [eiser in reconventie] zelf geweest om een tweede recherchebureau in te schakelen. De kosten moeten daarom voor zijn rekening blijven. Of het rapport van RBZ goed is geweest of niet, kan [verweerders in reconventie] zich niet over uitlaten. Dit is iets tussen [eiser in reconventie] en RBZ. Op grond van de algemene voorwaarden van [verweerders in reconventie] , kon zij de zaak intern overdragen aan een andere advocaat. [eiser in reconventie] heeft overigens op dat moment ook niet aangegeven dat hij dit niet wilde. Dat op 18 maart 2022 het verweerschrift is ontvangen en eind maart de mededeling volgt dat op 4 mei 2022 de zitting plaats zal vinden, volgt erg kort op elkaar en is zeer ongebruikelijk. Dit is de planning van de rechtbank geweest en valt [verweerders in reconventie] niet aan te rekenen. Toch zijn alle stukken tijdig bij de rechtbank ingediend en ook meegenomen in de behandeling van de zaak, mr. Meuwissen heeft die dagen fulltime aan de zaak gewerkt. Het leggen van bewijsbeslag was in de procedure geen reële optie. Voor het met succes leggen van bewijsbeslag, moet naar heel specifieke documenten worden gevraagd, voorzien van een omschrijving en datum. Het in algemene zin vragen naar documenten en/of administratie wordt gezien als een ‘fishing expedition’ en niet toegelaten.
Wat moet er worden beoordeeld?
4.9
De kantonrechter oordeelt als volgt. Dat [verweerders in reconventie] in de dienstverlening steken heeft laten vallen, staat op zichzelf wel vast en wordt ook niet door [verweerders in reconventie] ontkent. Zo schrijft [verweerders in reconventie] in haar brief van 9 januari 2023 aan [eiser in reconventie] dat op de mails en terugbelverzoeken eind maart 2022 / begin april 2022 ten onrechte niet of niet tijdig is gereageerd. Ook wordt in die brief excuus aangeboden voor niet reageren op de email van 28 mei 2022. Die email was aan de aandacht van mr. Meuwissen ontsnapt. Dat er gezien de korte periode waarin de zitting is gepland tijdsdruk is ontstaan of in ieder geval is gevoeld bij [eiser in reconventie] is te begrijpen. Dat net op dat moment het dossier is overgedragen aan een andere advocaat, [eiser in reconventie] hier laat over is geïnformeerd en er niet tijdig adequaat op berichten van [eiser in reconventie] is gereageerd, maakt dat [eiser in reconventie] niet het idee had dat hij op dat moment goed werd bijgestaan. Dit is op zichzelf begrijpelijk. Vraag is echter of er in de juridische dienstverlening dusdanige fouten zijn gemaakt, dat de procedure een andere uitkomst had kunnen krijgen. Met andere woorden of er een causaal verband is tussen ‘de steken’ die [verweerders in reconventie] heeft laten vallen en de uitkomst van de procedure, met schade voor [eiser in reconventie] als gevolg.
Is er een causaal verband?
4.1
De kantonrechter is van oordeel dat dit causaal verband er niet is. Alles is begonnen met het vermoeden van [eiser in reconventie] dat zijn ex-partner samenwoonde als zijnde gehuwd volgens de wet. Om dit aan te tonen heeft hij RBZ opdracht gegeven te observeren en een rapport op te stellen. [verweerders in reconventie] heeft er op mogen vertrouwen dat de bevindingen in dit rapport juist waren. Dat de ex-partner van [eiser in reconventie] in staat was de observaties tot op detailniveau inhoudelijk te betwisten, heeft [verweerders in reconventie] niet van te voren kunnen voorzien. Dat RBZ niet heeft gereageerd op de verzoeken de observaties uit het rapport met stukken te onderbouwen, valt [verweerders in reconventie] niet aan te rekenen.
4.11
[eiser in reconventie] heeft vervolgens zelf RISCON opdracht gegeven te observeren en een rapport op te stellen. Door [verweerders in reconventie] is ten aanzien van dit punt naar voren gebracht dat in het overleg tussen [eiser in reconventie] en mr. [verweerder in reconventie sub 3] op 14 maart 2022 is besproken dat het van belang was dat RBZ op de reactie van de ex-partner van [eiser in reconventie] zou reageren. Dit is door [eiser in reconventie] niet weersproken. Dat [eiser in reconventie] vanwege de tijdsdruk die hij ervaarde toch RISCON opdracht heeft gegeven, is begrijpelijk, maar wel een eigen keuze geweest. Het rapport van RISCON is overigens niet voor niets geweest. Het is ingebracht bij de rechtbank en meegewogen in het oordeel, zo volgt uit de beschikking van 19 mei 2022.
4.12
Ten aanzien van het leggen van bewijsbeslag is het juridisch oordeel hierover van [verweerders in reconventie] begrijpelijk en niet op voorhand een juridisch inhoudelijk onjuist oordeel.
4.13
Alles afgewogen komt de kantonrechter tot het oordeel dat er geen fouten zijn gemaakt door [verweerders in reconventie] die als gevolg hebben gehad dat [eiser in reconventie] de procedure tegen zijn ex-partner heeft verloren. Dat er op een cruciaal moment in de procedure steken zijn laten vallen in de dienstverlening, waardoor [eiser in reconventie] (nog meer) tijdsdruk heeft ervaren en zich niet goed geholpen voelde, is zeker te begrijpen. In de brief van 9 januari 2022 is dit ook door [verweerders in reconventie] onderschreven. Ook het schikkingsvoorstel dat zij deed om de openstaande facturen te verminderen tot € 5.000,-, geeft hier blijk van. In deze procedure is de kantonrechter echter meer gebonden. De gedeclareerde werkzaamheden zijn gemaakt en in de uitvoering van die werkzaamheden zijn geen vast te stellen fouten gemaakt. De steken die [verweerders in reconventie] in de uitvoering van haar dienstverlening heeft laten vallen, hebben naar het oordeel van de kantonrechter voor [eiser in reconventie] geen negatieve gevolgen gehad voor de uitkomst van de procedure. Vanwege het ontbreken van dat causaal verband, wordt de vordering in reconventie afgewezen.
In conventie en reconventie gezamenlijk
4.14
Vanwege hetgeen hiervoor in 4.13 is overwogen, ziet de kantonrechter wel aanleiding de proceskosten te compenseren in die zijn dat ieder van de partijen de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
1. veroordeelt [gedaagde in conventie] om aan [eisers in conventie] te betalen een bedrag van € 8.579,58, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, vanaf de vervaldatum van de verschillende facturen tot de dag dat alles is betaald,
2. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
4. wijst de vorderingen van [eiser in reconventie] af,
in conventie en reconventie gezamenlijk
5. compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2024.