Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Procesverloop
- cliënt, bijgestaan door haar advocaat;
2.Het verzoek
3.Standpunten
4.Beoordeling
5.Beslissing
21 augustus 2024.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 21 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1939. Het verzoek is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en betreft een machtiging voor de duur van zes maanden, zoals bedoeld in de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft de mondelinge behandeling gehouden op het thuisadres van de cliënt, waar zowel de cliënt als haar advocaat en een wijkverpleegkundige aanwezig waren.
De cliënt heeft tijdens de behandeling aangegeven dat zij niet akkoord gaat met de opname en dat zij haar thuissituatie wil behouden. De advocaat van de cliënt heeft de medische verklaring en de gegevens in het dossier niet betwist, maar heeft wel aangegeven dat de cliënt zich verzet tegen de opname. De wijkverpleegkundige heeft de zorgen van de kinderen van de cliënt bevestigd en gewezen op de noodzaak van opname.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de cliënt lijdt aan een psychogeriatrische aandoening, mogelijk dementie, en dat er sprake is van ernstige somatische problematiek. De rechtbank concludeert dat de opname noodzakelijk is om ernstig nadeel te voorkomen, waaronder levensgevaar en ernstige verwaarlozing. De cliënt heeft geen ziektebesef en verzet zich tegen de opname, maar de rechtbank oordeelt dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om het ernstig nadeel te voorkomen. De machtiging tot opname en verblijf is verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid tot cassatie tegen deze beschikking.