ECLI:NL:RBZWB:2024:1617

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419017 / FA RK 24/655
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • M. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanhouding van verzoek tot zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 21 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging. Dit verzoek was ingediend door de officier van justitie op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) ten aanzien van een betrokkene, geboren in 1993. De rechtbank heeft het verzoek aanhouden voor een periode van twee maanden, omdat er onvoldoende duidelijkheid was over de bereidheid van de betrokkene om in gesprek te gaan over zijn situatie en de voorgestelde zorg. Tijdens de mondelinge behandeling op 21 februari 2024, waar de betrokkene en zijn advocaat aanwezig waren, werd duidelijk dat de betrokkene niet akkoord ging met de zorgmachtiging en dat hij openstond voor hulpverlening, maar geen medicatie wilde. De casemanagers gaven aan dat er bemoeizorg betrokken was en dat er meer onderzoek nodig was om tot een zorgmachtiging te komen. De rechtbank oordeelde dat het verlenen van een zorgmachtiging op dat moment de situatie zou verslechteren, terwijl een dialoog met de betrokkene mogelijk zou kunnen leiden tot een betere oplossing. De rechtbank verzocht de zorgverantwoordelijke om de rechtbank schriftelijk te informeren over het verdere procesverloop en de standpunten van de betrokkenen. De beslissing om het verzoek aan te houden werd mondeling gegeven door rechter M. Pulskens en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Breda
Zaaknummer: C/02/419017 / FA RK 24/655
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 21 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene],
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats],
wonende te [woonadres],
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. F.J. Koningsveld te Breda.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift, ingekomen ter griffie op 12 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 8 februari 2024;
- de medische verklaring van 31 januari 2024;
- een zorgplan van 31 januari 2024;
- een afschrift van de justitiële documentatie en/of de politiemutaties.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 februari 2024, voor de woning van betrokkene.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door zijn advocaat;
- dhr. [naam 1], casemanager GGz;
- mevr. [naam 2], casemanager GGz.
Betrokkene is door de rechtbank gehoord in het bijzijn van de overige aanwezigen, waarna de mondelinge behandeling naar de wens van betrokkene buiten zijn aanwezigheid is voortgezet.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen van vocht, voeding en medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1.
Door betrokkene is tijdens de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat hij liever geen zorgmachtiging wil. Betrokkene sluit zich niet aan bij hetgeen in de medische verklaring staat beschreven. Volgens betrokkene zijn er meer sessies nodig om tot conclusies te kunnen komen; dit kan niet in één oogopslag. Hij is het niet eens met de mening van de dokter en wil graag met iemand anders praten, bij voorkeur een psycholoog nu hij liever geen medicatie wil.
3.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling brengen de casemanagers naar voren dat bemoeizorg betrokken is. Betrokkene heeft een huurachterstand van vier maanden. De woningcorporatie is coulant omdat ze weten wat er speelt. Ook wenst betrokkene geen voedselpakket. Om de huidige situatie te kunnen doorbreken is medicatie nodig. Betrokkene heeft in het verleden heel veel meegemaakt; zijn vertrouwen is beschadigd. De casemanagers kunnen zich erin vinden wanneer de zaak wordt aangehouden voor nader onderzoek en om te kijken of men er alsnog in slaagt om met betrokkene in gesprek te raken. Een nieuw onderzoek zal een betere basis kunnen bieden voor een zorgmachtiging.
3.3.
Namens betrokkene heeft de advocaat toegelicht dat betrokkene open staat voor hulpverlening. Het is mis gegaan bij het onderzoek van de onafhankelijk psychiater ten behoeve van de medische verklaring. De informatie die hier wordt beschreven is onvoldoende voor het verlenen van een zorgmachtiging. Duidelijk is dat er wat aan de hand is. Betrokkene is geen voorstander van medicatie, maar is hier ook niet faliekant tegen. Betrokkene heeft wel degelijk een hulpvraag en staat open voor dialoog. Hij is nu bezig met het oplossen van zijn problemen. Een zorgmachtiging zou ervoor zorgen dat een dialoog niet mogelijk is en betrokkene zich terugtrekt. Primair vraagt de advocaat afwijzing van het verzoek. Subsidiair verzoekt de advocaat het verzoek aan te houden; er is meer onderzoek nodig.

4.Beoordeling

4.1.
De rechtbank oordeelt als volgt. Gelet op de inhoud van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek voor een periode van twee maanden aan te houden. De rechtbank stelt vast dat de medische verklaring van 31 januari 2024 is opgesteld zonder dat er een duidelijk gesprek met betrokkene heeft kunnen plaatsvinden. De rechtbank is gebleken dat betrokkene nu wel bereid is om in overleg te gaan met medewerkers van de GGz en wellicht een psychiater. Hij staat niet afkerend tegenover medicatie, maar wil erover in gesprek. Dit maakt dat een onderzoek door een onafhankelijk psychiater op dit moment mogelijk lijkt. Het vertrouwen van betrokkene is broos. Dat betrokkene open staat voor onderzoek ziet de rechtbank dan ook als een goede ontwikkeling. Op dit moment een zorgmachtiging afgeven zal de situatie naar het oordeel van de rechtbank enkel verslechteren, terwijl een dialoog betrokkene verder zou kunnen helpen. Hierbij komt dat er op dit moment geen acuut gevaar bestaat.
De rechtbank zal het verzoek aldus aanhouden en verzoekt de zorgverantwoordelijke om via de officier van justitie de rechtbank
uiterlijk 28 maart 2024nader schriftelijk te informeren, teneinde een nieuwe medische verklaring te overleggen alsook een standpunt kenbaar te maken omtrent het aangehouden verzoek en het verdere gewenste procesverloop. Afhankelijk van het antwoord op de vraag of de officier van justitie haar verzoek handhaaft zal de rechtbank een nadere mondelinge behandeling bepalen.

5.Beslissing

De rechtbank:
houdt iedere beslissing op het verzoek van de officier van justitie aan tot 21 april 2024, met inachtneming van hetgeen in rechtsoverweging 4.1 is bepaald.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Pulskens, rechter en in het openbaar uitgesproken op 21 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. Oude Weernink als griffier, en op 28 februari 2024 uitgewerkt en ondertekend.
.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.