ECLI:NL:RBZWB:2024:1610

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 maart 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
10857568 VV EXPL 23-113
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. Rouwen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een huurwoning na beëindiging tijdelijke huurovereenkomst en overlast door huurder

In deze zaak vordert eiseres, Stichting WonenBreburg, dat gedaagde, vertegenwoordigd door een bewindvoerder, de door hem gehuurde woning moet verlaten. Eiseres stelt dat de tijdelijke huurovereenkomst, die onder begeleiding was aangegaan, rechtsgeldig is geëindigd. Gedaagde blijft volgens eiseres zonder recht of titel in de woning. Eiseres voert aan dat, zelfs als de huurovereenkomst niet zou zijn geëindigd, gedaagde de woning moet verlaten vanwege ernstige overlast die een ontbinding van de overeenkomst in een bodemprocedure zou rechtvaardigen. Gedaagde betwist de bevoegdheid van de kantonrechter en stelt dat er onvoldoende spoedeisend belang is bij de procedure. De kantonrechter oordeelt dat hij bevoegd is en dat er voldoende spoedeisend belang is. Hij constateert dat de aanzegging van het einde van de huurovereenkomst niet tijdig is gedaan, waardoor de overeenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd. Desondanks wijst de kantonrechter de ontruiming toe op basis van de ernstige overlast die gedaagde veroorzaakt. De kantonrechter bepaalt dat gedaagde de woning binnen veertien dagen moet verlaten en veroordeelt hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Tilburg
Zaaknummer: 10857568 \ VV EXPL 23-113
Vonnis in kort geding van 7 maart 2024
in de zaak van
STICHTING WONENBREBURG,
te Tilburg,
hierna te noemen: eiseres,
gemachtigde: mr. M.M. de Cock,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [bewindvoerderskantoor],
in hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van [rechthebbende] ,
te [plaats] ,
hierna te noemen: gedaagde,
procedeert met een toevoeging, onder [nummer] ,
gemachtigde: mr. J. van Boekel en [gemachtigde] .
De bewindvoerder is in zijn hoedanigheid in deze procedure als gedaagde aangesproken. Als het gaat om feitelijke handelingen van [rechthebbende] , zal verder worden gesproken over “ [rechthebbende] ”.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties, (de algemene huurvoorwaarden zijn later nog afzonderlijk nagestuurd);
- de producties 6-9 van gedaagde;
- productie 6 van eiseres, die eiseres op 21 februari 2024 heeft gestuurd;
- de mondelinge behandeling van 22 februari 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt;
- de pleitnota van gedaagde.
1.2.
Tot slot heeft de kantonrechter bepaald dat er een vonnis wordt uitgesproken.

2.Een samenvatting van de zaak

Deze zaak gaat over een (beneden)woning die gedaagde huurt of huurde van eiseres. Eiseres wil dat [rechthebbende] deze woning verlaat. Eiseres zegt dat er sprake was van een tijdelijke huurovereenkomst onder voorwaarde van begeleiding, die (rechts)geldig is geëindigd. [rechthebbende] blijft daarom volgens eiseres nu zonder recht of titel in de woning. Als de huurovereenkomst niet zou zijn geëindigd, zegt eiseres dat [rechthebbende] de woning moet verlaten omdat hij (kort gezegd) zulke (ernstige) overlast veroorzaakt, dat dit een ontbinding van deze overeenkomst in een bodemprocedure zou rechtvaardigen. Gedaagde voert als eerste het verweer dat de kantonrechter in dit geval niet bevoegd is en dat er onvoldoende spoedeisend belang is bij deze procedure. Daarnaast voert gedaagde inhoudelijk verweer en voert zij aan dat een proceskostenveroordeling tegen gedaagde niet toewijsbaar is.

3.Een samenvatting van de beslissing van de kantonrechter

3.1.
De kantonrechter overweegt als eerste dat hij in dit geval bevoegd is en dat er voldoende spoedeisend belang is bij deze procedure. Verder is het einde van de huurovereenkomst niet tijdig aangezegd door eiseres. Dit had namelijk niet bij [rechthebbende] , maar bij gedaagde (de bewindvoerder q.q.) moeten worden gedaan en dit is één dag te laat gedaan. Er kan dus niet worden vastgesteld dat de huurovereenkomst op 11 november 2023 (rechts)geldig is geëindigd. De kantonrechter wijst wel de ontruiming op de tweede gevorderde grond toe. In deze procedure is namelijk voldoende aannemelijk geworden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de overeenkomst tussen partijen wordt ontbonden. Dit betekent dat [rechthebbende] de woning moet verlaten, waarbij de kantonrechter een termijn van veertien dagen bepaalt. Gedaagde moet ook de proceskosten betalen. Een onredelijk bezwarend beding op dit punt staat namelijk los van wat de kantonrechter volgens de wet (ambtshalve) moet toekennen.
3.2.
De kantonrechter zal hieronder ingaan op de feiten, wat partijen willen, de (juridische) beoordeling en de beslissing in deze zaak.

4.De feiten

4.1.
In de beschikking van 29 mei 2018 is gedaagde als bewindvoerder (over de goederen) van [rechthebbende] benoemd.
4.2.
Gedaagde huurt sinds 11 november 2021 van eiseres de benedenwoning aan de [adres] in [plaats] . Het gaat hier om een tijdelijke huurovereenkomst voor de duur van 24 maanden, onder voorwaarde van begeleiding [1] .
4.3.
In artikel 5.4 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst is bepaald:
“De huurder zal zich als een goed huurder gedragen en zich houden aan de in deze huurovereenkomst en de daarbij geldende algemene huurvoorwaarden gestelde voorwaarden, waaronder:
(…)
-
geen geluidsoverlast veroorzaken, waaronder wordt begrepen; hard praten, schreeuwen, harde muziek draaien en met deuren slaan;
(…)
-
schade in/aan het gehuurde veroorzaakt door toedoen van de huurde of door toedoen van personen die zich met zijn toestemming in het gehuurde bevinden, moet vergoed worden aan verhuurder.
(…).”.
4.4.
In artikel 6.1 van de algemene bepalingen bij de huurovereenkomst is bepaald:
“Niet eerder dan drie maanden en uiterlijk één maand voor verstrijken van de bepaalde tijd van deze huurovereenkomst, zal verhuurder schriftelijk informeren over de dag waarop de huurovereenkomst van rechtswege eindigt en huurder aanzeggen dat het gehuurde op die dag deugdelijk zal moeten worden ontruimd.”.
4.5.
Tussen partijen zijn ook de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte d.d. 1 februari 2015 van toepassing. Ook op basis van deze voorwaarden moet de huurder (kort gezegd) de woning gebruiken als een goed huurder en mag hij geen overlast veroorzaken [2] . Ook is de huurder aansprakelijk voor schade aan het gehuurde, dat toerekenbaar door zijn tekortschieten is ontstaan [3] . Ook is in artikel 13.1 van deze voorwaarden bepaald dat als
“gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen”(…)”alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van die ene partij”komen.
4.6.
Eiseres heeft een interactielogboek overgelegd [4] . Hier staan onder andere de volgende meldingen:
- Op 8 juli 2022 is geconstateerd dat er brand bij [rechthebbende] is uitgebroken, die via het fornuis in de keuken is ontstaan. De brand lijkt moedwillig te zijn ontstaan. [rechthebbende] heeft door de woningbrand een nacht in het ziekenhuis geslapen.
- Op 2 september 2023 heeft [rechthebbende] zijn ruit ingeslagen en op straat geroepen dat hij zijn woning in brand ging steken. [rechthebbende] is vervolgens door de politie en ambulance meegenomen. Op 6 september 2023 heeft eiseres geconstateerd dat [rechthebbende] nog niet terug was in de woning. In de tafel in de woonkamer lag een broodplank waar verschillende grote keukenmessen rechtop stonden.
- In de maand november 2023 wordt gemeld dat [rechthebbende] zijn afspraken met [zorgaanbieder 1] niet na komt en hij afspraken uit de weg gaat en er een aantal dagen geen contact met hem te krijgen is.
16 november 2023 en 22 november 2023: “overlast”.
4.7.
[rechthebbende] en zijn woonconsulent zijn bij brief van 6 oktober 2023 uitgenodigd voor een gesprek met eiseres over de huurovereenkomst. In het gesprek op 10 oktober 2023 is besproken dat eiseres de tijdelijke huurovereenkomst wegens overlast door [rechthebbende] niet zou “omklappen” naar een gewone huurovereenkomst. In dit gesprek heeft [rechthebbende] persoonlijk de brief gekregen, waarin eiseres het einde van de huurovereenkomst aankondigt. Deze brief is een dag later, op 11 oktober 2023, ook per e-mail naar gedaagde (de bewindvoerder q.q.) gestuurd.
4.8.
[rechthebbende] /gedaagde heeft al eerder een woning met begeleiding gehuurd van eiseres. Deze overeenkomst is vervolgens “omgeklapt” naar een gewone huurovereenkomst. Eiseres had wegens overlast door [rechthebbende] en een huurachterstand een procedure tot ontbinding en ontruiming gestart. Deze vordering is toen door de kantonrechter toegewezen.

5.Wat partijen willen

5.1.
Eiseres vordert – samengevat – dat [rechthebbende] de woning aan [adres] te Tilburg moet verlaten en dat gedaagde de proceskosten van deze procedure moet betalen. Eiseres voert als eerste grond aan dat er sprake was van een tijdelijke huurovereenkomst onder voorwaarde van begeleiding, die (rechts)geldig is geëindigd. [rechthebbende] blijft daarom nu zonder recht of titel in de woning. Als de huurovereenkomst niet zou zijn geëindigd, voert eiseres als tweede grond aan dat [rechthebbende] de woning moet verlaten omdat hij (kort gezegd) zulke (ernstige) overlast veroorzaakt, dat dit een ontbinding van deze overeenkomst in een bodemprocedure zou rechtvaardigen.
5.2.
Gedaagde voert als eerste aan dat de kantonrechter niet bevoegd is om over de vorderingen te oordelen. Daarbij voert gedaagde aan dat eiseres onvoldoende spoedeisend belang heeft bij de vordering en dat productie 6 te laat is ingediend door eiseres. Daarnaast voert gedaagde inhoudelijk verweer tegen beiden gronden en zegt zij tot slot dat de door eiseres gevorderde proceskosten veroordeling niet toewijsbaar is. Zij vraagt dan ook om verwijzing van de zaak naar de sector civiel, danwel om de vorderingen van eiseres af te wijzen, met veroordeling van eiseres in de kosten van deze procedure (inclusief nakosten).
5.3.
De stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, verder per onderwerp besproken.

6.De beoordeling

Voordat de kantonrechter de zaak inhoudelijk kan beoordelen, moet worden getoetst of hij daartoe bevoegd is.
6.1.
Bevoegdheid
Het standpunt van eiseres
6.1.1.
De vordering vloeit, ook voor wat betreft de eerste grond, voort uit een huurovereenkomst. Gedaagde zegt zelfs dat er nu nog sprake is van een huurovereenkomst. De kantonrechter is hier dan ook bevoegd.
Het standpunt van gedaagde
6.1.2.
De kantonrechter is niet bevoegd omdat de eerste (primaire) grond van eiseres is, dat gedaagde in de woning verblijft zonder recht of titel. De vordering tot ontruiming is dan ook op de eerste grond niet gebaseerd op een aardvordering, zoals deze wordt genoemd in de wet [5] . Nu de vordering ook niet gaat om een waarde tot ten hoogste € 25.000,-, is de kantonrechter hier niet bevoegd, maar de handelsrechter.
Het oordeel van de kantonrechter
6.1.3.
In dit geval vloeit de vordering ook voor wat betreft de eerste grond voldoende voort uit een huurovereenkomst en de rechtstreekse gevolgen daarvan. De kantonrechter is hier dan ook bevoegd om de zaak verder te behandelen.
6.2.
Spoedeisend belang
6.2.1.
De kantonrechter moet vervolgens toetsen of eiseres voldoende spoedeisend belang heeft bij deze vordering. De kantonrechter stelt voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden (huur)bescherming van degene die er woont. Volgens vaste jurisprudentie moet de rechter zich bij de beoordeling van zo’n vordering terughoudend opstellen. Dit, gelet op de omstandigheid dat in een kort gedingprocedure geen plaats is voor een diepgaand onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
Het standpunt van eiseres
6.2.2.
Het klopt dat er veel overlastmeldingen zijn, ook al vanaf het begin van de huurovereenkomst. Maar gelet op de ernstige voorvallen, heeft eiseres gekozen om de huurovereenkomst niet om te klappen en de huurovereenkomst te laten eindigen. Deze voorvallen bestaan uit de brand in juli 2022, het op 2 september 2023 op straat roepen dat hij zijn woning (weer) in de brand ging steken, waarna hij door politie en ambulance is meegenomen en er grote messen in zijn woonkamer te zien waren. Op 10 oktober 2023 is verteld aan [rechthebbende] dat de huurovereenkomst zou eindigen. [rechthebbende] heeft uiteindelijk tot 30 november 2023 de tijd gekregen om de woning te verlaten. Toen bleek dat [rechthebbende] de woning niet wilde verlaten is eiseres deze procedure gestart. [rechthebbende] is onaanspreekbaar op zijn gedrag, verward, onvoorspelbaar en omwonenden hebben aangegeven niet meer veilig te kunnen wonen. Daarom is er spoed bij de vorderingen.
Het standpunt van gedaagde
6.2.3.
Er is geen spoedeisend belang bij de vordering omdat [rechthebbende] (samengevat) niet zonder recht of titel verblijft in de woning. Voor wat betreft de ten tweede aangevoerde overlast geldt dat hier volgens de dagvaarding al sprake van is vanaf het begin van de huurovereenkomst. Aangezien dit nooit een reden heeft gegeven om tot ontbinding van de huurovereenkomst te komen, zal de overlast niet zo ernstig zijn dat nu in deze procedure een ontruiming kan worden toegewezen.
Het oordeel van de kantonrechter
6.2.4.
Afgezien van de inhoudelijke discussie of de huurovereenkomst is geëindigd of niet, geldt het volgende. Eiseres stelt dat er ernstige overlast is en heeft op de zitting aangegeven dat [rechthebbende] feitelijk niet meewerkt aan de begeleiding. Weliswaar is het feitelijk niet meewerken aan de begeleiding niet ten grondslag gelegd aan de vordering, maar het zegt wel iets over wangedrag dat niet wordt weggenomen door bereidheid tot begeleiding. Gelet op de eerder genoemde gebeurtenissen, en dan met name die op 2 september 2023, staat voldoende vast dat er nu iets moet gebeuren, omdat er spoed is en [rechthebbende] zich niet echt laat begeleiden. [rechthebbende] heeft tot 30 november 2023 de tijd gehad om zelf zijn woning te verlaten. Vervolgens is deze procedure gestart in januari 2024. Daar zitten niet vele maanden tussen. Er is daarom voldoende spoedeisend belang bij de vordering.
6.2.5.
De kantonrechter zal de zaak hieronder verder inhoudelijk bespreken.
6.3.
Eerste grond: Is de tijdelijk huurovereenkomst van rechtswege geëindigd?
Het standpunt van eiseres
6.3.1.
Eiseres voert aan dat zij het einde van de huur overeenkomst tijdig heeft aangezegd. Zij heeft de brief persoonlijk gegeven aan [rechthebbende] in het gesprek van 10 oktober 2023. Aangezien de huurovereenkomst zou eindigen op 11 november 2023 is dit tijdig. [rechthebbende] had rond die tijd aangegeven dat de bewindvoering zou stoppen. Voor de zekerheid is de brief de dag er na, op 11 oktober 2023, ook nog gemaild aan de bewindvoerder.
Het standpunt van gedaagde
6.3.2.
Gedaagde is het met eiseres eens dat de huurovereenkomst zou eindigen op 11 november 2023. Eiseres kon echter niet bij [rechthebbende] het einde van de huurovereenkomst aanzeggen, omdat dit bij de bewindvoerder moest gebeuren. De brief met de aanzegging is op 11 oktober 2023 hoe dan ook één dag te laat gestuurd naar de bewindvoerder. De huurovereenkomst is dan ook niet van rechtswege geëindigd.
Het oordeel van de kantonrechter
6.3.3.
De huurovereenkomst is gesloten met ingang van 11 november 2021 voor de duur van twee jaar. Volgens artikel 6.1 van de voorwaarden in de huurovereenkomst moet gedaagde uiterlijk één maand voor het verstrijken van de bepaalde tijd worden geïnformeerd over de dag waarop de huurovereenkomst zal eindigen. Deze aanzegging had, zoals gedaagde aanvoert, niet naar [rechthebbende] , maar naar de bewindvoerder moeten worden gestuurd. Deze is gelet op het bewind van [rechthebbende] namelijk de formele vertegenwoordiger van [rechthebbende] . Eiseres mocht daarbij niet zo gemakkelijk afgaan op de mededeling van [rechthebbende] dat hij (mogelijk) niet meer onder bewind stond, maar had dit moeten controleren. De brief is op 11 oktober 2023 dan ook één dag te laat gestuurd naar de bewindvoerder. Dit betekent dat niet kan worden vastgesteld dat de huurovereenkomst op 11 november 2023 is geëindigd door rechtsgeldige aanzegging van het einde hiervan. Daarbij wordt overwogen dat de wet bepaalt dat als de aanzegverplichting in dit geval niet wordt nagekomen, de huurovereenkomst na het verstrijken van de bepaalde tijd, voor onbepaalde tijd wordt verlengd [6] .
6.3.4.
Nu de vordering niet toewijsbaar is op de eerste grond, zal hieronder de tweede grond besproken worden.
6.4.
Tweede grond: Is er sprake van overlast die een ontbinding in een bodemprocedure zal rechtvaardigen?
Het standpunt van eiseres
6.4.1.
Eiseres voert als tweede grond voor de gevorderde ontruiming aan [rechthebbende] (kort gezegd) zulke (ernstige) overlast veroorzaakt, dat dit een ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure zou rechtvaardigen.
Het standpunt van gedaagde
6.4.2.
Gedaagde betwist dat dit het geval is. De overlast is niet aangetoond, niet ernstig en niet structureel. Daarbij doet gedaagde een beroep op artikel 8 EVRM. Dit artikel beschermt het recht op privéleven en een zeer ernstige aantasting van het huisrecht, dat wordt aangetast door het verlies van een woning.
Het oordeel van de kantonrechter
6.4.3.
Er kan in deze procedure met voldoende zekerheid worden gezegd dat een rechter in een bodemprocedure de huurovereenkomst zal ontbinden en de ontruiming zal uitspreken. Uit het door eiseres overgelegde logboek blijkt namelijk voldoende duidelijk dat omwonenden al geruime tijd (ernstige) overlast ervaren van [rechthebbende] . Volgens het logboek is er namelijk veelvuldig sprake van hard praten, schreeuwen, slaan met deuren, bonken, harde muziek, maar ook veelvuldig bellen schelden, steentjes gooien, het misbruik maken van een van de omwonenden, verward gedrag en het inslaan van ruiten. Mede gelet op de meldingen over (het voornemen tot) brandstichting, komt de kantonrechter dan ook tot deze conclusie. Daarbij telt ook mee dat de politie heeft moeten optreden.
6.4.4.
Gedaagde heeft daarbij het verweer onvoldoende onderbouwd dat niet duidelijk is dat de klachten over [rechthebbende] gaan. Dit blijkt echter voldoende duidelijk uit het logboek en uit wat de woonconsulenten op de zitting uit eigen ervaring hebben verteld. Daarbij is op de zitting voldoende onderbouwd aangevoerd door eiseres dat [rechthebbende] zich moeilijk laat begeleiden en dat de directe achterburen van [rechthebbende] een hogere schutting hebben laten zetten om de ervaren overlast voor hen te beperken. Ook heeft eiseres op de zitting aangevoerd dat de overlast door [rechthebbende] ook niet verdwijnt. Volgens eiseres was het zelfs vorige week nog aan de orde en dit is niet weersproken.
6.4.5.
Het beroep dat gedaagde daarbij doet op artikel 8 EVRM, maakt het oordeel niet anders. Dit artikel geeft geen absoluut recht. Eiseres heeft daarbij toegelicht dat er sprake is van een kwetsbaar netwerk, waarbij [rechthebbende] niet wil meewerken. Zo heeft [rechthebbende] in het verleden ook bij een daklozenopvang verbleven en zijn er nog andere opvangalternatieven aangeboden, die (ook nu nog) mogelijk zijn.
6.4.6.
Dit betekent dat de gevorderde ontruiming in deze procedure zal worden toegewezen en dat [rechthebbende] de woning moet verlaten. De kantonrechter zal hierbij de termijn om dit te doen, bepalen op veertien dagen na betekening van dit vonnis. De discussie tussen partijen over de sleutels laat de kantonrechter in het midden. Gedaagde wordt veroordeeld om alle sleutels die [rechthebbende] van de woning (en hierbij horende ruimtes) heeft in te leveren bij eiseres.
Productie 6
De kantonrechter overweegt tot slot dat productie 6 van eiseres wordt toegelaten tot het procesdossier. Het is weliswaar niet tijdig ingediend, maar aangezien het enkel gaat om de inhoud van één brief, die is gestuurd naar [rechthebbende] , ziet de kantonrechter aanleiding tot deze beslissing. Daarbij heeft de inhoud van deze productie geen (doorslaggevende) rol gespeeld bij de beslissingen die in deze zaak moesten worden genomen.
6.5.
Proceskosten
Het standpunt van eiseres
6.5.1.
Gedaagde moet omdat zij ongelijk krijgt ook de proceskosten betalen. Er wordt geen beroep gedaan op een proceskosten beding uit de algemene voorwaarden, alleen een beroep op de wettelijke bepalingen van de proceskosten.
Het standpunt van gedaagde
6.5.2.
De gevorderde proceskostenveroordeling moet worden afgewezen, omdat in de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte een beding staat dat in strijd is met Richtlijn 93/113 EG. Er kan niet op de wettelijke bepalingen worden teruggevallen als in een beding is gehandeld in strijd met deze richtlijn.
Het oordeel van de kantonrechter
6.5.3.
In de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte d.d. 1 februari 2015 is een bepaling opgenomen over (onder andere) de proceskosten [7] . Het gaat hier om een beding dat door een professionele partij is gebruikt in een huurovereenkomst met een consument, terwijl het geen kernbeding is. Er is niet gesteld of gebleken dat over de inhoud ervan tussen partijen is onderhandeld. Het beding verstoort het evenwicht tussen partijen aanzienlijk, nu volgens vaste jurisprudentie alleen in buitengewone omstandigheden een volledige proceskostenveroordeling wordt uitgesproken. Het beding is dan ook onredelijk bezwarend en oneerlijk in de zin van de Richtlijn 93/13 en moet dus buiten toepassing worden gelaten.
6.5.4.
Dit betekent echter niet dat er geen proceskostenveroordeling kan worden uitgesproken [8] . De consequentie van dit oordeel is namelijk dat een rechter het contract tussen partijen niet op grond van wettelijke bepalingen kan aanvullen. De proceskostenveroordeling die de kantonrechter heeft uitgesproken, staat evenwel geheel los van de contractuele rechten en plichten van partijen jegens elkaar. De veroordeling is gebaseerd op artikel 237 Rv. De rechter heeft namelijk ambtshalve de taak om over de toewijsbaarheid van de proceskosten te beslissen. Een partij hoeft zo’n veroordeling niet te vorderen.
6.5.5.
Dit betekent dat gedaagde als de in het ongelijk gestelde partij wordt veroordeeld in de proceskosten. Er is daarbij in dit geval geen sprake van een hoofdelijke veroordeling, aangezien alleen gedaagde is gedagvaard. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten (inclusief nakosten) aan de zijde van eiseres als volgt begroot:
- dagvaarding
140,17
(inclusief informatiekosten en btw)
- griffierecht
130,-
- salaris gemachtigde
543,-
- nakosten
135,-
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing
Totaal
948,17
6.5.6.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

7.De beslissing

De kantonrechter:
7.1.
veroordeelt gedaagde om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woning aan [adres] te [plaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van eiseres zijn, en alle sleutels die [rechthebbende] van de woning (of hierbij horende ruimtes) in zijn bezit heeft, af te geven aan eiseres,
7.2.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten van € 948,17, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als gedaagde niet op tijd aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet gedaagde ook de kosten van betekening betalen,
7.3.
veroordeelt gedaagde in de wettelijke rente (als bedoeld in artikel 6:119 Burgerlijk Wetboek) over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn voldaan,
7.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,
7.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Rouwen en in het openbaar uitgesproken op 7 maart 2024.

Voetnoten

1.door in dit geval [zorgaanbieder 2] .
2.Artikelen 6.3 en 6.15 van de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte d.d. 1 februari 2015.
3.Artikel 12.1 van de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte d.d. 1 februari 2015.
4.Zie productie 3 bij dagvaarding.
5.Zie artikel 93 lid cRv.
6.Zie artikel 7:271 BW.
7.Zie artikel 13.1 van de Algemene Huurvoorwaarden Woonruimte d.d. 1 februari 2015.
8.Zie ook Gerechtshof 16 januari 2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:70.