Op 13 februari 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak betreft de Stichting Jeugdbescherming Brabant als gecertificeerde instelling, die sinds 13 september 2018 onder toezicht staat van de GI. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren voortgezet, waarbij de moeder, vader, stiefmoeder en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren. Tijdens de behandeling is [minderjarige] gehoord, die aangaf dat het beter met haar gaat en dat zij bij haar vader en stiefmoeder wil blijven wonen.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er vooruitgang is geboekt in de samenwerking tussen de ouders en de stiefmoeder, wat positief bijdraagt aan de ontwikkeling van [minderjarige]. Ondanks deze vooruitgang zijn er nog zorgen over haar kwetsbaarheid en de noodzaak van hulpverlening. De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, met de hoop dat de hulpverlening kan worden overgedragen naar een vrijwillig kader in de toekomst. De beslissingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat ze onmiddellijk moeten worden uitgevoerd, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 3 september 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader zonder gezag eveneens tot dezelfde datum. Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.