Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
STICHTING JEUGDBESCHERMING BRABANT,
1.De procedure
3 producties;
8 producties.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter op 6 februari 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een moeder en de Stichting Jeugdbescherming Brabant (GI) over de omgang met hun minderjarige dochter. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.K. Ramdas, vorderde onder andere een omgangsregeling en de benoeming van een bijzondere curator. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. A. Mao, voerde verweer tegen de vorderingen van de moeder. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij contact tussen de moeder en de minderjarige, maar heeft geoordeeld dat onbegeleid contact op dit moment niet verantwoord is. De moeder heeft in het verleden haar dochter onttrokken aan het gezag van de vader, wat heeft geleid tot een ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de moeder tot het vaststellen van een omgangsregeling en het benoemen van een bijzondere curator afgewezen, en de GI de regie over het contact tussen de moeder en de minderjarige toebedeeld. De moeder moet laten zien dat zij betrouwbaar en voorspelbaar is in het contact met haar dochter. De vordering tot compensatie van proceskosten is toegewezen, waarbij iedere partij zijn eigen kosten draagt.