Op 12 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die op 28 mei 2022 te Vrouwenpolder samen met een ander heeft geprobeerd om met geweld geld en/of een telefoon van een slachtoffer te stelen. De zaak werd behandeld met gesloten deuren op 27 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. D.M.I.C. Schijns, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de handelingen van de verdachte niet als een grap konden worden gekwalificeerd en dat er sprake was van een poging tot diefstal met bedreiging en geweld. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de poging tot diefstal, met uitzondering van het onderdeel dat hij de aangever bij de keel zou hebben gegrepen, waarvoor onvoldoende bewijs was. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve ontwikkeling en het feit dat hij een first-offender was. De redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, wat de rechtbank compenseerde in de strafmaat. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uur, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht.