ECLI:NL:RBZWB:2024:1577

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
12 maart 2024
Zaaknummer
C/02/419416 / FA RK 24/831
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • Mr. Van de Poll
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg

Op 26 februari 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Middelburg een beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende de verlening van een zorgmachtiging voor een betrokkene, geboren op [geboortedag] 1978. De officier van justitie had verzocht om een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden, gebaseerd op artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene lijdt aan een chronische paranoïde psychotische stoornis, wat leidt tot ernstig nadeel voor haarzelf en anderen. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de betrokkene, haar advocaat en een psychiater aanwezig. De betrokkene heeft aangegeven dat het goed met haar gaat en dat zij geen medicatie wil innemen, maar de psychiater heeft de noodzaak van verplichte zorg benadrukt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn en dat verplichte zorg noodzakelijk is om ernstig nadeel af te wenden. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van zes maanden, met ingang van de datum van de beschikking, en heeft de overige verzochte vormen van zorg afgewezen. De beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll en schriftelijk uitgewerkt op 11 maart 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/419416 / FA RK 24/831
Machtiging tot het verlenen van verplichte zorg
Beschikking van 26 februari 2024van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz), ten aanzien van:
[betrokkene] ,
geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans verblijvende in de accommodatie Stichting Emergis te [plaats] ,
hierna te noemen: betrokkene,
advocaat: mr. C.E.J.E. Kouijzer te Middelburg.

1.Procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift van 22 februari 2024, ingekomen ter griffie op 22 februari 2024.
Bij het verzoekschrift zijn de volgende bijlagen gevoegd:
- het politie informatierapport Wvggz van 22 februari 2024;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur van 22 februari 2024;
- het zorgplan van 22 februari 2024;
- de (niet ingevulde) zorgkaart van 19 februari 2024;
- de medische verklaring van 16 februari 2024;
- het besluit van de geneesheer-directeur over de schorsing van de voorbereiding van de zorgmachtiging in verband met een plan van aanpak van 16 januari 2024;
- het informatierapport CM/ZM van 5 januari 2024;
- de aanvraag voorbereiding verzoekschrift van 20 december 2023;
- een afschrift van de justitiële documentatie;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wvggz.
Voorts is op 26 februari 2024 de medische verklaring van 21 februari 2024 bij de rechtbank
binnengekomen.
1.2
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 26 februari 2024, in de hierboven genoemde accommodatie. Het verzoek is gelijktijdig behandeld met het verzoek tot het voortzetten van de crisismaatregel, bij de rechtbank bekend onder zaaknummer C/02/419374 / FA RK 24/810. Op dit verzoek zal bij separate beschikking worden beslist.
1.3
Tijdens de mondelinge behandeling waren aanwezig en heeft de rechtbank de volgende personen gehoord:
- betrokkene, bijgestaan door haar advocaat;
- mevrouw [naam 1] , psychiater.
Tevens was aanwezig een begeleidster van betrokkene, [naam 2] , die niet is gehoord.
1.4
De officier is zoals hij reeds aangaf in zijn verzoek niet op de mondelinge behandeling verschenen en dus ook niet gehoord.

2.Verzoek

2.1
De officier van justitie verzoekt de rechtbank een zorgmachtiging te verlenen ten behoeve van betrokkene, voor de duur van zes maanden en voor de navolgende vormen van verplichte zorg:
- toedienen medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het verrichten van andere medische handelingen en therapeutische maatregelen;
- beperken van de bewegingsvrijheid;
- insluiten;
- uitoefenen van toezicht op betrokkene;
- onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- opnemen in een accommodatie.

3.Standpunten

3.1
Betrokkene benoemt tijdens de mondelinge behandeling dat het prima met haar gaat. Zij gebruikt geen drugs, er is bij haar geen sprake van achterdocht en het is onjuist dat zij mensen beschuldigde van vergiftiging of dat zij heeft gezegd dat zij een pistool wilde kopen om problemen eigenhandig op te lossen. Wel ervaart betrokkene serieuze problemen die vooral verband houden met Begeleid Wonen (BW). Deze worden volgens haar ten onrechte bestempeld als psychotische klachten. Zo ervaart betrokkene erg veel stress omdat zij op straat dreigt te komen staan nu zij door de verplichte opname in Stichting Emergis geen woning voor zichzelf heeft kunnen regelen. Betrokkene stelt dat Emergis veel fouten heeft gemaakt en tegenstrijdige uitspraken doet. Zo krijgt betrokkene enerzijds geen zorgindicatie, terwijl haar wel verplichte zorg wordt opgelegd. Daar staat betrokkene niet achter en zij is van mening dat zij ten onrechte met een crisismaatregel in Stichting Emergis is opgenomen. Betrokkene wil bovendien geen medicatie innemen, omdat zij zich daar niet goed bij voelt.
3.2
De advocaat van betrokkene bepleit namens betrokkene primair afwijzing van het verzoek. Betrokkene is van mening dat er geen sprake is van schizofrenie of een psychotische stoornis. Zij herkent zich evenmin in het in de stukken beschreven en tijdens de mondelinge behandeling besproken ernstig nadeel. Betrokkene ervaart wel problemen, maar deze worden volgens haar veroorzaakt doordat er dingen misgaan in de BW. Daar ging het niet goed met betrokkene en zij wil daar niet langer zijn. De advocaat legt uit dat betrokkene om die reden op zoek was naar een vervolgplek. Toen betrokkene dat bijna had geregeld, werd zij ineens in Stichting Emergis opgenomen. Betrokkene heeft dan ook het idee dat Stichting Emergis haar dwarsboomt en zij wil niet langer opgenomen worden. Betrokkene is wel bereid om een bepaalde antipsychotica in te nemen in overleg met het FACT-team. Zij wil dan ook in een vrijwillig kader afspraken maken over de medicatie. Mocht het verzoek toch worden toegewezen, dan verzoekt de advocaat subsidiair om de zorgmachtiging in plaats van de machtiging tot voortzetting van de crisismaatregel toe te wijzen, omdat de crisissituatie nu is komen te vervallen. Daarbij benoemt de advocaat dat de onafhankelijke psychiater betrokkene in eerste instantie niet heeft kunnen onderzoeken voor de medische verklaring ten behoeve van het verzoek tot een eerste zorgmachtiging, maar dit is voorafgaand aan de crisismaatregel wel gelukt. De recente medische verklaring kan dan ook worden meegenomen. In de zorgmachtiging kunnen in dat geval de zorgvormen het toedienen van medicatie, het verrichten van medische controles, het beperken van de bewegingsvrijheid, het opnemen in een accommodatie en het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten worden opgenomen. De overige zorgvormen zijn niet voorzienbaar. Tot slot benoemt de advocaat dat er een maatschappelijk werker aan betrokkene dient te worden toegewezen om haar te helpen met de dingen die zij met het oog op de toekomst moet regelen.
3.3
De psychiater geeft aan dat betrokkene belast is met een chronische paranoïde psychotische stoornis. Als gevolg daarvan is betrokkene erg achterdochtig en is er sprake van maatschappelijke teloorgang. Zo dreigde betrokkene de problemen die zij zelf ervaart op te lossen door een pistool te kopen. Daarover had betrokkene berichten naar familieleden gestuurd, die erg angstig geworden waren. Ook het FACT-team en de begeleiding van betrokkene vanuit de BW maakten zich erg veel zorgen om betrokkene. De psychiater benoemt voorts dat betrokkene de noodzakelijk geachte antipsychotische medicatie weigert. Deze medicatie heeft betrokkene in het verleden ook geslikt en dat werkte goed. De psychiater is verder van mening dat het verzoek tot een eerste zorgmachtiging in plaats van het verzoek tot voortzetting van de crisismaatregel moet worden toegewezen, omdat er meer dan drie weken nodig zullen zijn om het toestandsbeeld van betrokkene te kunnen stabiliseren en een behandeling voor betrokkene op te kunnen starten. De psychiater legt uit dat het veel tijd zal kosten om de achterdocht van betrokkene te laten doen afnemen en om een behandelrelatie op te bouwen. Ook zal moeten worden onderzocht waar betrokkene hierna kan verblijven. Ten aanzien van de verplichte vormen van zorg benoemt de psychiater dat het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles nodig zijn, evenals het beperken van de bewegingsvrijheid en het opnemen in een accommodatie. Ook het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten is noodzakelijk, inclusief de mogelijkheid om het gebruik van communicatiemiddelen te beperken, omdat betrokkene veelvuldig contact kan opnemen met haar familie. De overige verzochte vormen van verplichte zorg zijn niet aan de orde.

4.Beoordeling

4.1
Uit de overgelegde stukken en hetgeen is besproken tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat betrokkene lijdt aan een psychische stoornis, in de vorm van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen en andere problemen die een reden voor zorg kunnen zijn. Daarbij overweegt de rechtbank dat betrokkene al geruime tijd is belast met een chronische paranoïde psychotische stoornis. De rechtbank ziet gelet daarop, anders dan betrokkene, geen aanleiding om te twijfelen aan de gestelde diagnose.
4.2
Het gedrag dat betrokkene onder invloed van deze psychische stoornis vertoont, leidt tot ernstig nadeel, gelegen in levensgevaar, ernstige psychische schade, ernstige financiële schade, ernstige verwaarlozing, maatschappelijke teloorgang, ernstig verstoorde ontwikkeling voor of van betrokkene of een ander, bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat zij onder invloed van een ander raakt, de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept en de situatie dat de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar is. Het is de rechtbank gebleken dat betrokkene erg achterdochtig is, zich steeds meer terugtrekt en vijandig is in het contact. Daarnaast heeft betrokkene gedreigd om een pistool te kopen. Ook al ontkent betrokkene dat zij hiermee mensen heeft willen bedreigen, uit het dossier volgt in ieder geval dat mensen in haar omgeving bang voor haar zijn geworden. Ook dreigt betrokkene dakloos te worden nu zij geen zorgindicatie heeft gekregen doordat zij weigerde met de gemeente in gesprek te gaan. Als gevolg daarvan is sprake van maatschappelijke teloorgang.
4.3
Het verlenen van verplichte zorg is gericht op het afwenden van ernstig nadeel, het stabiliseren of herstellen van de fysieke gezondheid van betrokkene in het geval diens gedrag als gevolg van een psychische stoornis leidt tot ernstig nadeel daarvoor, het dusdanig herstellen van de geestelijke gezondheid van betrokkene dat zij haar autonomie zoveel mogelijk herwint en het stabiliseren van de geestelijke gezondheid van betrokkene.
4.4
Gebleken is dat er geen mogelijkheden voor passende zorg op vrijwillige basis zijn. Betrokkene beschikt op dit moment niet over ziektebesef en -inzicht en weigert de voor haar noodzakelijk geachte zorg en medicatie. Ook wil betrokkene niet langer in Stichting Emergis opgenomen blijven. Om die reden is verplichte zorg nodig.
4.5
De in het verzoekschrift opgenomen vormen van verplichte zorg zijn gebaseerd op de medische verklaring, het zorgplan en de bevindingen van de geneesheer-directeur. Deze vormen van verplichte zorg zijn door de rechtbank tijdens de mondelinge behandeling besproken. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de volgende vorm van verplichte zorg noodzakelijk om het ernstig nadeel af te wenden:
- het toedienen van medicatie;
- het verrichten van medische controles;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het aanbrengen van beperkingen in de vrijheid het eigen leven in te richten, die tot gevolg hebben dat betrokkene iets moet doen of nalaten, waaronder het gebruik van communicatiemiddelen;
- het opnemen in een accommodatie.
Van de in de het verzoek gevraagde overige vormen van verplichte zorg is niet gebleken dat deze noodzakelijk zijn. Niet is gebleken dat deze zorg verplicht dient te worden opgelegd om het dreigend ernstig nadeel te voorkomen en/of dat betrokkene aan deze vormen van zorg niet vrijwillig meewerkt. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat de psychiater tijdens de mondelinge behandeling heeft aangegeven dat deze vormen van zorg niet aan de orde zijn. De rechtbank zal deze vormen van verplichte zorg dan ook afwijzen.
4.6
Er zijn geen minder bezwarende alternatieven die hetzelfde beoogde effect hebben.
4.7
De voorgestelde verplichte zorg is evenredig en naar verwachting effectief. Uit de stukken blijkt dat bij het bepalen van de juiste zorg rekening is gehouden met de voorwaarden die noodzakelijk zijn om deelname van betrokkene aan het maatschappelijk leven te bevorderen, alsmede met de veiligheid van betrokkene.
4.8
Gelet op het voorgaande is voldaan aan de criteria voor en doelen van verplichte zorg als bedoeld in de Wvggz. De zorgmachtiging zal worden verleend voor de (verzochte) duur van zes maanden, met ingang van heden en tot en met 26 augustus 2024.
4.9
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

5.Beslissing

De rechtbank:
verleent een zorgmachtiging ten aanzien van
[betrokkene] ,geboren op [geboortedag] 1978 te [geboorteplaats] ;
bepaalt dat bij wijze van verplichte zorg de maatregelen zoals genoemd in rechtsoverweging 4.5 kunnen worden getroffen;
bepaalt dat deze machtiging geldt tot en met
26 augustus 2024;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. Van de Poll, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2024 in tegenwoordigheid van mr. De Haas als griffier, en op 11 maart 2024 schriftelijk uitgewerkt en ondertekend.
Tegen deze beschikking staat het rechtsmiddel van cassatie open.