In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 26 februari 2024 een nadere beschikking gegeven in een rekestprocedure betreffende een opvolgende rechterlijke machtiging tot opname en verblijf van een cliënt, geboren in 1949, in een verpleeginstelling. Het verzoek tot machtiging is ingediend door het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) voor een periode van zes maanden, in het kader van de Wet zorg en dwang (Wzd). De rechtbank heeft eerder op 6 december 2023 een machtiging verleend voor drie maanden, met aanhouding van het resterende deel van het verzoek. Tijdens de mondelinge behandeling op 26 februari 2024 zijn verschillende betrokkenen gehoord, waaronder de cliënt, haar advocaat, een specialist ouderengeneeskunde en verpleegkundigen. De cliënt heeft aangegeven dat het redelijk met haar gaat en dat zij niet langer in de verpleeginstelling wil verblijven. De advocaat heeft gepleit voor afwijzing van het verzoek, verwijzend naar alternatieven voor opname. Echter, de specialist ouderengeneeskunde heeft verklaard dat de cliënt lijdt aan dementie van het type Alzheimer, wat leidt tot ernstig nadeel en dat opname noodzakelijk is om haar veiligheid en gezondheid te waarborgen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn en heeft de machtiging verleend tot en met 6 juni 2024.