ECLI:NL:RBZWB:2024:1572
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de WOZ-waarde van een onroerende zaak in Goirle
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 maart 2024, wordt het beroep van de belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Goirle beoordeeld. De heffingsambtenaar had op 31 mei 2022 de waarde van de onroerende zaak, gelegen aan [adres 1] te [plaats], vastgesteld op € 548.000 per 1 januari 2021. De belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde maximaal € 494.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft op 9 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij de belanghebbende aanwezig was en de heffingsambtenaar vertegenwoordigd werd door [naam] en [taxateur 1].
De rechtbank oordeelt dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de gebruikte referentiewoningen, die ook vrijstaande woningen zijn, vergelijkbaar zijn met de woning van de belanghebbende. De rechtbank stelt vast dat de heffingsambtenaar rekening heeft gehouden met de verschillen tussen de woningen en dat de taxatiematrix, opgesteld door [taxateur 2], een getaxeerde waarde van € 578.000 aangeeft. De rechtbank concludeert dat de WOZ-waarde van € 548.000 niet te hoog is vastgesteld en dat het beroep van de belanghebbende ongegrond is. Dit betekent dat de WOZ-waarde en de aanslag onroerendezaakbelastingen (OZB) gehandhaafd blijven. De belanghebbende krijgt zijn griffierecht niet vergoed.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.