ECLI:NL:RBZWB:2024:1561

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 januari 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10731404 - MB VERZ 23-513
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gedeeltelijke gegrondverklaring van beroep tegen verkeersboete met matiging van de sanctie

Op 29 januari 2024 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verkeersboete die aan betrokkene was opgelegd. Betrokkene had beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie, die het beroep ongegrond had verklaard. De zaak werd behandeld in Breda, waar betrokkene en de zittingsvertegenwoordiger van de officier van justitie, mr. E.M. Morsink, aanwezig waren.

De boete was opgelegd wegens het parkeren buiten een parkeervak op een locatie in Breda op 7 februari 2022. Betrokkene voerde aan dat zij in een parkeervak had geparkeerd en dat er geen bord aanwezig was om aan te geven dat het geen parkeerplek betrof. De kantonrechter oordeelde dat de gedraging waarvoor de boete was opgelegd, voldoende was vastgesteld en dat de boete terecht was opgelegd. Echter, de kantonrechter vond aanleiding om de boete te matigen, omdat betrokkene aannemelijk had gemaakt dat zij al jarenlang op deze plek parkeerde zonder eerder beboet te zijn.

De kantonrechter verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond en matigde de boete tot nihil. Tevens werd de officier van justitie opgedragen het bedrag van € 109,- dat betrokkene te veel had betaald als zekerheidstelling, terug te betalen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Zittingsplaats Breda
zaaknummer: 10731404 \ MB VERZ 23-513
CJIB-nummer: 1062 5422 4752 4703
uitspraakdatum: 29 januari 2024
proces-verbaal van de zitting en uitspraak op een beroep op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv)
in de zaak van
naam : [betrokkene]
adres : [adres ]
woonplaats : [woonplaats]
hierna: betrokkene

Verloop van de procedure

Aan betrokkene is een administratieve sanctie (hierna: boete) opgelegd. Betrokkene heeft daartegen beroep ingesteld bij de officier van justitie. De officier van justitie heeft het beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing is door betrokkene beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de zitting van 29 januari 2024. Namens de officier van justitie is verschenen mr. E.M. Morsink (hierna: zittingsvertegenwoordiger). Betrokkene is ook verschenen. De kantonrechter heeft op de zitting uitspraak gedaan.

Standpunten

De gedraging waarvoor de boete is opgelegd luidt, kort omschreven: parkeren buiten parkeervak bij één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 van de bijlage I van het RVV 1990 op het [adres ] te Breda op 7 februari 2022 om 08:34 uur.
Betrokkene heeft in het beroepschrift samengevat aangevoerd dat de gedraging niet is verricht. Betrokkene stelt dat zij wel in een parkeervak heeft geparkeerd. Het betreft een inham met hetzelfde uiterlijk als de naastgelegen parkeervakken. Daarnaast heeft een Boa twee dagen eerder aan betrokkene bevestigd dat het als een parkeerplek gezien mag worden, omdat er geen bord bij staat. Gelet op de bovenstaande punten wist betrokkene niet dat het geen parkeerplek betrof. Betrokkene parkeert vaker op deze plek en heeft er nog nooit problemen mee gehad.
Ter zitting heeft betrokkene hieraan toegevoegd dat voorbij de geplaatste steentjes is geparkeerd en over de steentjes heen heeft moet rijden om te kunnen parkeren. Betrokkene heeft in het verleden regelmatig op deze plek geparkeerd. Tegenwoordig is het betaald parkeren in de buurt van de pleeglocatie en zijn er genoeg vrije parkeerplaatsen. Betrokkene heeft een bericht naar de gemeente gezonden met het verzoek een bord te plaatsen om aan te duiden dat het geen parkeerplaats is.
De zittingsvertegenwoordiger heeft verzocht het beroep deels gegrond te verklaren en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Het had betrokkene duidelijk kunnen en moeten zijn dat parkeren op die plaats niet was toegestaan. De plaats ziet er ook niet uit als parkeerplaats nu er sprake is van andere bestrating. De boete is terecht opgelegd.
De zittingsvertegenwoordiger ziet wel aanleiding de sanctie te matigen nu betrokkene niet is gehoord of hierop is gewezen door de officier van justitie. De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het sanctiebedrag te matigen met 25%.
De zittingsvertegenwoordiger verzoekt het beroep voor het overige ongegrond te verklaren.

Overwegingen

De kantonrechter is van oordeel dat uit de stukken in het dossier - met name uit de verklaring van de verbalisant - voldoende blijkt dat de gedraging waarvoor de boete is opgelegd, is verricht. Dit wordt ook niet ontkend door betrokkene.
De boete is dus terecht opgelegd.
De kantonrechter ziet in wat betrokkene heeft aangevoerd wel aanleiding om de boete te matigen. Daarbij is van belang dat betrokkene aannemelijk heeft gemaakt al jarenlang op deze plaats te parkeren zonder te zijn beboet en dat niet heel duidelijk staat aangegeven dat parkeren niet is toegestaan. De boete zal worden gematigd tot nihil.
Het beroep is gelet op de matiging gedeeltelijk gegrond. De beslissing van de officier van justitie zal worden gewijzigd. Het bedrag dat betrokkene te veel aan zekerheid heeft betaald moet door de officier van justitie worden terugbetaald.

Beslissing

De kantonrechter:
‒ verklaart het beroep gedeeltelijk gegrond;
‒ wijzigt de beslissing van de officier van justitie in die zin dat de boete wordt gematigd tot nihil;
‒ draagt de officier van justitie op het bedrag van € 109,-, dat betrokkene te veel als zekerheidstelling heeft betaald, aan betrokkene terug te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. de Brouwer, kantonrechter, bijgestaan door de griffier C.G. Zevenhuijzen, en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2024.
Als u het niet eens bent met deze beslissing , dan kunt u binnen 6 weken na de hieronder vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen als:
de boete meer dan € 110,00 bedraagt, of
uw beroep niet-ontvankelijk is verklaard omdat u niet of niet op tijd zekerheid heeft gesteld.
Het beroepschrift moet worden ingediend bij Rechtbank Zeeland-West-Brabant, Team strafrecht, Postbus 90008, 4800 PA Breda. Het beroepschrift moet zijn ondertekend door degene die beroep heeft ingesteld of door de gemachtigde.
U dient daarbij het zaaknummer te vermelden.
De procedure bij het gerechtshof verloopt geheel schriftelijk, tenzij u in het beroepschrift uitdrukkelijk vraagt om een zitting waarop u uw standpunt mondeling wilt toelichten.