ECLI:NL:RBZWB:2024:1552

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 24_2001 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid voorzieningenrechter inzake verzoek om inzage in dossier jeugdbescherming

Op 11 maart 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarbij verzoekster, vertegenwoordigd door Stichting Jeugdbescherming west Zeeland, bezwaar had gemaakt tegen de weigering van deze stichting om inzage te geven in het dossier van haar dochter. Verzoekster had op 29 februari 2024 zowel bezwaar gemaakt als verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter oordeelde dat hij niet bevoegd was om het verzoek te behandelen, omdat Stichting Jeugdbescherming west Zeeland niet als bestuursorgaan kan worden aangemerkt volgens de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit oordeel is gebaseerd op de artikelen 1:3 en 6:4 van de Awb, die stellen dat bezwaar alleen mogelijk is tegen beslissingen van bestuursorganen. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster zich tot de burgerlijke rechter kan wenden voor haar verzoek. De uitspraak werd gedaan zonder zitting, en verzoekster kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/2001

uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 maart 2024 in de zaak tussen

[naam verzoekster] , uit [woonplaats verzoekster], verzoekster

en

Stichting Jeugdbescherming west Zeeland.

Procesverloop

1.1.
Verzoekster heeft op 29 februari 2024 bezwaar gemaakt tegen de weigering van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland om verzoekster inzage te geven in het dossier van haar dochter [naam dochter] .
1.2
Tevens heeft verzoekster op 29 februari 2024 de voorzieningenrechter verzocht om voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

2. Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld, dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
2.1
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb uitspraak zonder zitting.
2.2
De vraag is aan de orde of de voorzieningenrechter bevoegd is om van het verzoek van verzoekster kennis te nemen.
De voorzieningenrechter beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.
2.3
Uit de artikelen 1:3, eerste lid en 6:4, eerste lid van de Awb volgt dat bezwaar maken alleen mogelijk is als sprake is van een beslissing van een bestuursorgaan. Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is Stichting Jeugdbescherming west Zeeland geen bestuursorgaan.
Uit het verzoek van eiseres blijkt dat zij uitsluitend voor haarzelf openbaarmaking van de betreffende dossiers heeft beoogd. Het verzoek van eiseres moet daarom worden aangemerkt als een verzoek in de zin van artikel 7.3.10 van de Jeugdwet dan wel artikel 15 van de AVG.
Artikel 7.3.17 van de Jeugdwet ziet op dergelijke verzoeken en luidt als volgt: “Een beslissing van een jeugdhulpverlener genomen op grond van deze paragraaf, een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 15,16, 17 of 19 van de Algemene verordening gegevensbescherming, alsmede een beslissing naar aanleiding van de aantekening van een bezwaar als bedoeld in artikel 21 van die verordening gelden, ook voor zover de jeugdhulpverlener, de beslissing heeft genomen als of namens een bestuursorgaan, voor de toepassing van paragraaf 3.3 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, als een beslissing genomen door een ander dan een bestuursorgaan”.
Op grond hiervan kan Stichting Jeugdbescherming west Zeeland niet als een bestuursorgaan worden aangemerkt. De voorzieningenrechter wijst op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:983 en van 13 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:436.
2.4
Daarom is de voorzieningenrechter niet bevoegd om te beslissen op het verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster.
2.5
Verzoekster kan zich door middel van een verzoekschrift tot de burgerlijke rechter wenden.

Conclusie en gevolgen

3. De voorzieningenrechter is onbevoegd. Zij mag het verzoek om voorlopige voorziening dus niet behandelen. Verzoekster krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.
Beslissing
De voorzieningenrechter verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 11 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.