ECLI:NL:RBZWB:2024:1541

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
23/3297
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Geheimhoudingsbeslissing
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geheimhoudingsbeslissing in belastingrechtelijke procedure met verzoek om geheimhouding

Op 11 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een geheimhoudingsbeslissing genomen in een belastingrechtelijke zaak (zaaknummer BRE 23/3297). De ontvanger van de belastingdienst had op 22 november 2023 een verzoek om geheimhouding ingediend met betrekking tot bepaalde stukken in de procedure. Dit verzoek was gebaseerd op artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de ontvanger stelde dat de weggelakte passages in het hoorverslag betrekking hadden op de namen en kenmerken van andere cliënten van de gemachtigde van de belanghebbende. De rechtbank heeft besloten geen mondelinge behandeling ter zitting te houden, omdat de aard van de geheimhoudingsprocedure dit niet vereiste.

De geheimhoudingskamer heeft de ingediende stukken beoordeeld en vastgesteld dat de gemachtigde al bekend was met de inhoud van de geheim te houden stukken, aangezien hij een afschrift van het hoorverslag had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat er geen gewichtige redenen waren om de geheimhouding te honoreren, omdat de belangen van de belanghebbende niet geschaad zouden worden door het openbaar maken van de informatie. De ontvanger werd in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na de beslissing schriftelijk aan de rechtbank te melden welke consequenties hij aan de beslissing verbond. Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek om geheimhouding afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3297
beslissing als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] ,belanghebbende,
(gemachtigde: [naam] ),
en
de ontvanger van de belastingdienst, de ontvanger.

1.Het verzoek

1.1.
De ontvanger heeft, met dagtekening 22 november 2023, de stukken die betrekking hebben op het bestreden besluit ingediend. Hij heeft daarbij met betrekking tot processtuk 3 en 4 een verzoek om geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Awb gedaan. In die brief is het verzoek om geheimhouding toegelicht. De ontvanger heeft twee mapjes overgelegd met daarin de stukken die volgens hem gedeeltelijk geheimgehouden moeten worden (het volledige hoorverslag en het “Vragenformulier hoorverslag”). De rechtbank heeft een afschrift van de gedingstukken, waaronder het geschoonde hoorverslag waarin delen zijn weggelakt, aan de gemachtigde verstrekt.
1.2.
De gemachtigde heeft niet gereageerd op het verzoek van de ontvanger.
1.3.
De ontvanger stelt dat de weggelakte passages in het hoorverslag zien op de namen en kenmerken van andere cliënten van gemachtigde. Om de privacy te beschermen is verzocht om toepassing van artikel 8:29 van de Awb. Naar de mening van de ontvanger worden de belangen van belanghebbende niet geschaad nu de weggelakte passages enkel zien op andere cliënten van gemachtigde.

2.Overwegingen

Geen zitting
2.1.
De geheimhoudingskamer heeft besloten een mondelinge behandeling ter zitting achterwege te laten. Reden daarvoor is dat de aard van de geheimhoudingsprocedure meebrengt dat een behandeling ter zitting in dit geval naar het oordeel van de geheimhoudingskamer niet nodig is om het verzoek om geheimhouding van de ontvanger te behandelen.
Kader voor beoordeling artikel 8:29 van de Awb
2.2.
De omstandigheid dat stukken behoren tot op de zaak betrekking hebbende stukken in de zin van artikel 8:42 van de Awb brengt niet automatisch mee dat die stukken (volledig) aan de andere partij ter kennis moeten worden gebracht. Het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb biedt aan partijen, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, de mogelijkheid het overleggen van stukken te weigeren (geheimhouding) of de rechtbank mede te delen dat uitsluitend de rechtbank kennis zal mogen nemen van deze stukken (beperkte kennisneming).
2.3.
Het verschil tussen het honoreren van een verzoek om geheimhouding en het honoreren van een verzoek om beperking van kennisneming is als volgt:
a. Geheimhouding: (delen van de) stukken mogen door een partij worden onthouden aan de rechter die de hoofdzaak beslist en aan de wederpartij; zowel de rechter die de hoofdzaak beslist als de wederpartij nemen geen kennis van deze (delen van) stukken en deze blijven bij de beslissing van de hoofdzaak geheel buiten beschouwing (geheimhouding).
b. Beperking kennisneming: de (delen van de) stukken komen wel ter beschikking van de rechter die de hoofdzaak beslist, maar de wederpartij kan geen kennis nemen van deze (delen van) stukken: de kennisneming is beperkt tot de rechter die de hoofdzaak beslist (beperkte kennisneming).
Uit de toelichting in de brief van 22 november 2023 leidt de geheimhoudingskamer af dat de ontvanger zich beroept op variant b. als hiervoor bedoeld. In artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb is bepaald dat variant b alleen is toegestaan met toestemming van de belanghebbende. Nu uit de stukken niet blijkt dat belanghebbende deze toestemming verleent, neemt de geheimhoudingskamer, mede uit het oogpunt van een doelmatige procesgang, aan dat de ontvanger verzoekt om toepassing van variant a.
2.4.
Bij het geheimhouden van (delen van) op de zaak betrekking hebbende stukken moet de grootst mogelijke terughoudendheid wordt betracht. Slechts indien de door de ontvanger voor geheimhouding aangevoerde redenen zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming van (delen van) de op de zaak betrekking hebbende stukken, is sprake van gewichtige redenen die geheimhouding rechtvaardigen.
Beoordeling van het verzoek
2.5.
De geheimhoudingskamer heeft, met toepassing van artikel 8:29 van de Awb, kennis genomen van de geheimgehouden stukken en van de stukken van de hoofdzaak. Deze stukken zijn vervolgens onderworpen aan een afweging van het belang van belanghebbende bij onbeperkte kennisneming tegenover de redenen van de ontvanger om die stukken geheim te houden.
Tussen partijen is niet in geschil dat de stukken op de zaak betrekking hebbende stukken zijn. De geheimhoudingskamer overweegt dat het eerste stuk het hoorverslag betreft waar de gemachtigde zelf aan heeft deelgenomen en het tweede stuk het “Vragenformulier hoorverslag”. De gemachtigde heeft reeds zelf een afschrift van het hoorverslag ontvangen, wat ook blijkt uit de ondertekening van het “Vragenformulier hoorverslag” waarop een medewerker van het kantoor van gemachtigde het vakje “ja” heeft aangekruist bij de vraag “Geeft het verslag de besproken onderwerpen en ingenomen standpunten correct weer?”
De gemachtigde was derhalve reeds bekend met de stukken en de gegevens van de overige cliënten die in het hoorverslag zijn genoemd zodat er naar het oordeel van de rechtbank geen aanleiding is om aan het verzoek van de ontvanger tegemoet te komen om de stukken geheim te houden.
2.6.
De ontvanger wordt door de geheimhoudingskamer in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken na verzending van deze beslissing schriftelijk aan de rechtbank mede te delen welke consequenties hij aan de beslissing van de geheimhoudingskamer verbindt. Dit houdt in dat de ontvanger de keuze moet maken de tussenbeslissing van de geheimhoudingskamer (geheel) na te leven of dat niet (geheel) te doen, in welk laatste geval hij de uit toepassing van artikel 8:31 van de Awb mogelijkerwijs voortvloeiende consequenties daarvan zal moeten aanvaarden.

3.Beslissing

De geheimhoudingskamer wijst het verzoek om geheimhouding af.
Deze beslissing is genomen door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.J.M. de Fouw, griffier op 11 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www. rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze beslissing is verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing kan ingevolge artikel 8:104, derde lid, van de Awb slechts tegelijk met het hoger beroep tegen de uitspraak in de hoofdzaak hoger beroep worden ingesteld.