ECLI:NL:RBZWB:2024:1530

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
C/02/411840 / FA RK 23-3335
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
  • mr. Pulskens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheidingsprocedure met nevenvoorzieningen en verdeling van de huwelijksgemeenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 februari 2024 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een man en een vrouw, die op [datum] 2017 in de gemeente Altena met elkaar zijn getrouwd. De vrouw is verhuisd naar [plaats 1], terwijl het hoofdverblijf van de kinderen bij de man is bepaald, omdat hun vertrouwde omgeving in [plaats 2] ligt. De man heeft verzocht om echtscheiding, vaststelling van een onderhoudsbijdrage voor de kinderen, en de verdeling van de huwelijksgemeenschap. De vrouw heeft ook echtscheiding verzocht en het hoofdverblijf van de kinderen bij haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en heeft de echtscheiding uitgesproken. De rechtbank heeft het hoofdverblijf van de kinderen bij de man bepaald, omdat deze hen stabiliteit en continuïteit kan bieden in hun vertrouwde omgeving. De rechtbank heeft ook de verzoeken van beide partijen tot het vaststellen van een zorgregeling beoordeeld en een regeling vastgesteld die in het belang van de kinderen is. Daarnaast zijn de verzoeken van de man en de vrouw met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgemeenschap besproken, waarbij de rechtbank heeft bepaald dat de man de woning en de inboedel mag voortzetten gedurende zes maanden na inschrijving van de beschikking. De vrouw heeft recht op een vergoedingsrecht van € 20.000,= voor een schenking die zij heeft ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Team Familie- en Jeugdrecht
Breda
Zaaknummer: C/02/411840 / FA RK 23-3335
datum uitspraak 16 februari 2024
beschikking betreffende echtscheiding met nevenvoorzieningen
in de zaak van
[de man],
wonende te [plaats 1] , gemeente Altena,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. Ö. Aydogan,
en
[de vrouw],
wonende te [plaats 2] , gemeente Land van Cuijk,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. J.F. van Drenth.
1. Het procesverloop
1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 14 juli 2023 ontvangen verzoekschrift met bijlagen van de man;
- het op 31 juli 2023 ontvangen verweerschrift tevens houdende zelfstandig verzoek met bijlagen van de vrouw;
- het op 26 september 2023 ontvangen verweerschrift op zelfstandig verzoek met bijlagen van de man;
- de brief van mr. Van Drenth van 27 december 2023 met bijlagen;
- de beschikking voorlopige voorzieningen van 20 juni 2023.
1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 24 januari 2024. Bij die gelegenheid zijn partijen verschenen. Zij werden bijgestaan door hun advocaat. Ook was aanwezig een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen de Raad.

2.De feiten

Zoals blijkt uit de stellingen en ingediende stukken staat tussen partijen het volgende vast:
- zij zijn op [datum] 2017 in de gemeente Altena met elkaar getrouwd in algehele gemeenschap van goederen;
- tijdens hun huwelijk zijn de volgende, nu nog minderjarige kinderen geboren:
[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2018,
[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2019, en
[minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2019;
- zij hebben geen overeenstemming kunnen bereiken over een ouderschapsplan;
- zij hebben de Nederlandse nationaliteit;
- hun huwelijk is duurzaam ontwricht.

3.De verzoeken

3.1.
De man verzoekt:
i. echtscheiding;
ii. bepaling dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij hem;
iii. vaststelling van een zorgregeling tussen de vrouw en de kinderen;
iv. voorwaardelijk, indien het hoofdverblijf van de kinderen bij de vrouw wordt bepaald, vaststelling van een zorgregeling tussen hem en de kinderen;
v. vaststelling van een door de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage voor de kinderen van € 249,= per maand per kind
vi. veroordeling van de vrouw tot afgifte van de paspoorten van de kinderen aan hem uiterlijk een week na de datum van de beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag of dagdeel dat de vrouw de paspoorten niet afgeeft;
vii. bepaling dat hij bevoegd is de bewoning van de echtelijke woning voort te zetten;
viii. vaststelling van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen op de volgende wijze:
a. ten aanzien van de echtelijke woning:
 toedeling van de echtelijke woning aan hem onder de opschortende voorwaarde dat de bank de vrouw ontslaat uit haar hoofdelijke verplichtingen met betrekking tot de hypothecaire schulden;
 toedeling van de echtelijke woning aan hem tegen
primaireen door de
NVM-makelaar vastgestelde marktwaarde van € 281.000,=,
subsidiairtegen een waarde die wordt vastgesteld door een door beide partijen aan te wijzen makelaar en
meer subsidiairtegen de gemiddelde waarde van twee afzonderlijke taxaties uitgevoerd door twee afzonderlijke door de man en de vrouw aan te wijzen taxateurs;
 het gunnen van een redelijke termijn aan hem om de daadwerkelijke overname en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw te bewerkstelligen;
 verdeling van de kosten van de overname en de overwaarde tussen partijen bij helfte, inhoudende dat de man aan de vrouw vergoedt de helft van het verschil tussen de woningwaarde en het restant van de daarop rustende hypotheken;
 gehoudenheid van de vrouw om haar volledige medewerking te verlenen en al datgene te doen dat noodzakelijk moet worden geacht om een spoedige overname van de woning door de man en ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de vrouw te bewerkstelligen;
ten aanzien van de inboedel:
primairte bepalen dat deze bij helfte wordt verdeeld, waarbij de kamers van de kinderen intact blijven in de echtelijke woning;
subsidiairtoedeling van de inboedel aan de vrouw tegen de door haar bepaalde waarde van € 15.000,=, eveneens onder de voorwaarde dat de kamers van de kinderen intact blijven, waarbij de man een vordering heeft op de vrouw uit hoofde van overbedeling van € 7.500,=;
bepaling dat de vrouw aan hem voldoet een bedrag van € 2.250,= binnen veertien dagen na de beschikking op grond van overbedeling omtrent de verdeling van de auto’s;
bepaling dat de vrouw aan hem voldoet een bedrag van € 948,07 binnen veertien dagen na de beschikking op grond van overbedeling omtrent de verdeling en verrekening van de saldi van de bankrekeningen;
ix. bepaling dat de vrouw op grond van een regresvordering aan hem moet voldoen
primaireen bedrag van € 3.163,20 (zijnde de helft van de hypotheeklasten tot en met 31 december 2023),
subsidiaireen bedrag van € 1.291,88 (zijnde de helft van de aflossing tot en met 31 december 2023);
x. bepaling dat de vrouw op grond van een regresvordering aan hem moet betalen een bedrag van € 952,45 (zijnde de lasten verbonden aan het gemeenschappelijk eigendom van de echtelijke woning en het chalet);
xi. een verklaring voor recht dat de vrouw draagplichtig is voor de helft van de (toekomstige) hypotheeklasten van de echtelijke woning en de (toekomstige) lasten die zijn verbonden aan het gemeenschappelijk eigendom van de echtelijke woning en het chalet, en dat hij door deze te betalen een regresvordering op de vrouw verkrijgt, en te bepalen dat de vrouw deze kosten aan de man moet vergoeden binnen veertien dagen na de beschikking, waarbij hij desgewenst gerechtigd is zijn vordering daaromtrent te verrekenen met een eventuele vordering van de vrouw op hem;
xii. bepaling dat de vrouw inzage geeft in de specificaties van het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag over de maanden juli en augustus 2023 en bepaling dat de vrouw het kindgebonden budget en de kinderopvangtoeslag over deze maanden, die zij onterecht heeft ontvangen, aan hem betaalt.
3.2.
De vrouw verzoekt:
I. echtscheiding
II. bepaling dat de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben bij haar;
III. voorwaardelijk, indien het hoofdverblijf van de kinderen bij haar wordt bepaald en de man niet vrijwillig meewerkt aan inschrijving van de kinderen op een andere school, aan haar toestemming te verlenen voor de inschrijving van de kinderen op [basisschool] , [adres 1] [plaats 2] ;
IV. vaststelling van een zorgregeling tussen de man en de kinderen;
V. voorwaardelijk, indien het hoofdverblijf van de kinderen bij de man wordt bepaald, vaststelling van een zorgregeling tussen haar en de kinderen;
VI. vaststelling van een door de man te betalen onderhoudsbijdrage voor de kinderen van € 193,33 per kind per maand;
VII. vaststelling van de verdeling van de gemeenschappelijke goederen op de volgende wijze:
1. ten aanzien van de echtelijke woning:
 veroordeling van de man om samen met haar de verkoopopdracht betreffende de woning te ondertekenen en af te geven aan een door haar aan te wijzen makelaar, zulks binnen vijf dagen na de te wijzen beschikking;
 zodra de onder het eerste bolletje genoemde vijf dagen zijn verstreken zonder dat de man heeft meegewerkt, deze beschikking in de plaats te stellen van de ontbrekende wilsverklaring van de man, benodigd voor de ondertekening van de verkoopopdracht;
 bepaling dat de man onvoorwaardelijk en volledig meewerkt aan het verkooptraject, in het bijzonder aan:
- het ongehinderd verschaffen van toegang aan de makelaar en geïnteresseerde kopers (althans, niet zonder redelijke grond weigeren van deze toegang);
- het zich onthouden van handelingen die de verkoop op welke wijze dan ook belemmeren;
- het zich voegen naar adviezen en aanwijzingen van de makelaar (onder welke mede begrepen het vaststellen c.q. aanpassen van de te hanteren verkoopadviesprijs en het al dan niet aanwezig zijn wanneer aspirant-kopers de woning bezichtigen), voor zover dat in redelijkheid van hem verwacht mag worden;
 voor het geval de ingeschakelde makelaar van oordeel is dat de man in onvoldoende mate heeft voldaan aan hetgeen onder het derde bolletje is gevorderd en de man nalaat om binnen drie kalenderdagen na dagtekening van een daartoe strekkend schriftelijk verzoek van de verkopende makelaar om alsnog zijn medewerking aan de betreffende verplichting te verlenen, een en ander te beoordelen door die makelaar, te bepalen dat de man een dwangsom jegens de vrouw verbeurt van € 5.000,= per dag of per dagdeel dat de man na verloop van drie kalenderdagen in gebreke blijft met het verlenen van zijn medewerking, met een maximum van € 150.000,=;
 veroordeling van de man om:
- zodra er een kandidaat koper is, die bereid is om een prijs te betalen hoger of gelijk aan de verkoopadviesprijs van de makelaar, of
- zodra een kandidaat koper een bod doet waarvan de verkoopmakelaar adviseert om dit te accepteren, een en ander te beoordelen door die makelaar,
mee te werken aan de totstandkoming van de koopovereenkomst, zulks binnen vijf dagen nadat de kandidaat koper dat bod aan de makelaar heeft uitgebracht;
 zodra de onder bolletje vijf genoemde vijf dagen zijn verstreken de beschikking in de plaats te stellen van de ontbrekende wilsverklaring van de man benodigd voor de totstandkoming van de koopovereenkomst met de toekomstige koper;
 veroordeling van de man om zijn volledige en onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan de levering aan de toekomstige koper ten overstaan van een door de koper aan te wijzen notaris;
 de te wijzen beschikking in de plaats te stellen van de ontbrekende wilsverklaring van de man benodigd voor de levering ten overstaan van de door de toekomstige koper aan te wijzen notaris of diens plaatsvervanger, op een nader tussen de vrouw en de koper overeen te komen datum van levering van de juridische eigendom aan de toekomstige koper;
 veroordeling van de man om de woning te ontruimen en bezemschoon achter te laten uiterlijk zeven dagen voor de datum van levering van de juridische eigendom aan de toekomstige koper en te bepalen dat de man een dwangsom jegens de vrouw verbeurt van € 5.000,= per dag of dagdeel dat hij na verloop van drie kalenderdagen in gebreke blijft te voldoen aan deze veroordeling, met een maximum van € 150.000,=;
 bepaling dat iedere partij gehouden is de helft van de kosten van de makelaar, de notaris en overige kosten van de verkoop en levering te dragen;
 bepaling dat de hypothecaire geldlening bij de eigendomsoverdracht zal worden afgelost uit de verkoopopbrengst van de gemeenschappelijke woning en met de waarde van de eventuele opbrengst van de polissen die zijn gekoppeld aan de hypothecaire lening;
 bepaling dat een eventuele overwaarde bij helfte tussen partijen zal worden verdeeld, dan wel dat ieder de helft van een eventuele restschuld dient te dragen;
 bepaling dat de man gehouden is de lasten van de gezamenlijke woning volledig zelf te dragen;
 bepaling dat op het aan de man toekomende aandeel van de netto verkoopopbrengst van de woning in mindering wordt gebracht hetgeen de man aan haar is verschuldigd op grond van de beschikking van de rechtbank, voor zover deze bedragen ten tijde van de levering van de woning nog niet aan de vrouw zijn voldaan;
2. ten aanzien van het chalet:
 bepaling dat partijen opdracht geven tot verkoop van het chalet binnen een maand na afgifte van de beschikking;
 bepaling dat de man gehouden is de lasten van het chalet te dragen;
 bepaling dat op het aan de man toekomende aandeel van de netto verkoopopbrengst van de woning, dan wel op het aandeel van de man in de opbrengst van het chalet in mindering wordt gebracht hetgeen de man aan de vrouw is verschuldigd op grond van de beschikking van de rechtbank, voor zover deze bedragen ten tijde van de levering van de woning nog niet aan de vrouw zijn voldaan;
3. ten aanzien van de bankrekeningen:
 bepaling dat de bankrekeningen op haar naam worden toebedeeld aan haar;
 bepaling dat de bankrekeningen op naam van de man worden toebedeeld aan hem;
 bepaling dat de en/of-rekeningen worden opgeheven;
 bepaling dat de saldi op de bankrekeningen per peildatum bij helfte worden verdeeld;
 bepaling dat een eventuele schuld op de en/of-rekeningen van partijen volledig wordt gedragen door de man;
4. ten aanzien van de auto’s:
 bepaling dat de auto Volkswagen Touran met [kenteken 1] aan haar wordt toebedeeld;
 bepaling dat de auto Opel Astra met [kenteken 2] aan de man wordt toebedeeld;
 bepaling dat een eventuele over- dan wel onderbedelingsvergoeding in mindering wordt gebracht op de netto verkoopopbrengst van de woning, dan wel de verkoopopbrengst van het chalet, voor zover deze bedragen ten tijde van de levering van de woning dan wel verkoop van het chalet nog niet zijn voldaan;
5. ten aanzien van de inboedel:
 bepaling dat de man aan haar voldoet een bedrag van € 7.500,=;
 bepaling dat op het aan de man toekomende aandeel van de netto verkoopopbrengst van de woning, dan wel op het aandeel van de man in de opbrengst van het chalet in mindering wordt gebracht hetgeen de man aan haar is verschuldigd op grond van de beschikking, voor zover deze bedragen ten tijde van de levering van de woning nog niet aan haar zijn voldaan;
VIII. bepaling dat de man een gebruiksvergoeding aan haar moet voldoen, bestaande uit de helft van de eigenaarslasten van de echtelijke woning, te weten de hypotheek van € 1.054,40, verzekeringen, gemeentelijke belastingen en onderhoud en dit bedrag te vermeerderen met een bedrag van € 75,= per maand;
IV. bepaling dat de man aan haar moet vergoeden een bedrag van € 47.431,= en bepaling dat op het aan de man toekomende aandeel van de netto verkoopopbrengst van de woning, dan wel op het aandeel van de man in de opbrengst van het chalet in mindering wordt gebracht hetgeen de man aan de vrouw is verschuldigd op grond van de beschikking van de rechtbank, voor zover deze bedragen ten tijde van de levering van de woning nog niet aan haar zijn voldaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1.
Op grond van artikel 815, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) moet een verzoekschrift tot echtscheiding een ouderschapsplan bevatten. In dit ouderschapsplan staan afspraken over de minderjarige kinderen van partijen over wie zij al dan niet gezamenlijk het gezag uitoefenen. Het ouderschapsplan is in de wet geformuleerd als een processuele eis bij een verzoek tot echtscheiding. Als het ouderschapsplan ontbreekt heeft de rechtbank de bevoegdheid een echtgenoot in het verzoek tot echtscheiding niet-ontvankelijk te verklaren, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat het ouderschapsplan redelijkerwijs niet kan worden ingediend.
4.2.
De man heeft geen ouderschapsplan overeenkomstig bovenstaand artikel ingediend. De rechtbank zal daarom eerst moeten toetsen of zij de man kan ontvangen in zijn verzoek tot echtscheiding. Uit de stukken volgt dat partijen van mening verschillen over onder andere het hoofdverblijf van de kinderen, de zorgregeling en de hoogte van de kinderalimentatie. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het op dit moment redelijkerwijs niet mogelijk is een door beide partijen ondertekend ouderschapsplan in te dienen. Dit leidt ertoe dat de rechtbank de man ontvangt in zijn verzoek tot echtscheiding.
Echtscheiding
4.3.
Partijen verzoeken allebei de echtscheiding tussen hen uit te spreken. Zij stellen beiden dat hun huwelijk duurzaam is ontwricht.
4.4.
De rechtbank wijst het verzoek over en weer als onweersproken en op de wet gegrond toe.
Hoofdverblijf van de kinderen
4.5.
Beide partijen verzoeken om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem dan wel bij haar te bepalen.
4.6.
De man geeft aan dat de vrouw niet altijd beschikbaar is voor de kinderen. Tijdens het huwelijk van partijen nam hij verreweg de meeste zorg voor de kinderen op zich. Verder zijn de kinderen in het kader van de voorlopige voorzieningenprocedure ook aan hem toevertrouwd en zij verblijven nu al enige tijd bij hem. De man vindt het belangrijk dat de kinderen in [plaats 1] blijven wonen, omdat zij daar hun basis hebben.
4.7.
De vrouw voert gemotiveerd verweer. Op enkele korte tussenpozen na heeft zij altijd de zorg voor de kinderen gehad. Ook is zij meer dan de man beschikbaar voor de kinderen, omdat zij parttime werkt. De man werkt fulltime en moet gebruik maken van zijn netwerk en de kinderopvang om de zorg voor de kinderen te kunnen dragen. Daarnaast is zij beter in staat om de man bij de opvoeding van de kinderen te betrekken dan andersom. Op het moment dat het hoofdverblijf van de kinderen bij de man wordt bepaald, vreest zij dat de kinderen van haar en haar familie zullen vervreemden. De vrouw is zich ervan bewust dat een verhuizing naar [plaats 2] voor de kinderen een grote verandering is en zij staat dan ook open voor begeleiding om deze overgang zo soepel mogelijk te maken.
4.8.
De rechtbank overweegt als volgt. In de voorlopige voorzieningenprocedure zijn de kinderen aan de man toevertrouwd en is tussen de vrouw en de kinderen een zorgregeling vastgesteld, waarbij de kinderen inmiddels ieder weekend van vrijdag na school(tijd)/uit het kinderdagverblijf tot zaterdag 18.30 uur (na het eten) bij haar verblijven. Verder is de vrouw gaan samenwonen met haar huidige partner in [plaats 2] , gemeente Land van Cuijk.
4.9.
De Raad heeft op de mondelinge behandeling de mogelijkheid besproken om een onderzoek te doen naar de vraag welk hoofdverblijf het meest in het belang van de kinderen is, maar anderzijds geeft de Raad aan dat het voor de kinderen en partijen belangrijk is om duidelijkheid te krijgen. De Raad ziet voldoende gronden om het hoofdverblijf van de kinderen bij de man te bepalen. Deze gronden zijn ter zitting verder toegelicht en worden hierna besproken.
4.10.
De rechtbank acht zich voldoende geïnformeerd om een beslissing te nemen op het verzoek rondom het hoofdverblijf van de kinderen, zodat een onderzoek door de Raad niet nodig wordt geacht. Op basis van de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling zal het hoofdverblijf van de kinderen bij de man worden bepaald. Hiertoe wordt als volgt overwogen.
De vrouw heeft uit eigen beweging besloten om naar [plaats 2] te verhuizen en bij haar huidige partner in te trekken. Hierdoor is een afstand gecreëerd tussen haar en de woonplaats van de man en de kinderen van 70 kilometer enkele reis. Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw desgevraagd aangegeven niet van plan te zijn terug te verhuizen naar de omgeving van [plaats 1] . De beslissing om te verhuizen heeft de vrouw vooraf niet met de man besproken en de rechtbank heeft niet de overtuiging dat de verhuizing goed is voorbereid en doordacht. De impact van de verhuizing van hun moeder op de kinderen is namelijk groot, terwijl zij al veel hebben meegemaakt en nu in een onrustige periode zitten door de scheiding van hun ouders. Een verhuizing naar [plaats 2] betekent voor de kinderen dat zij in een geheel nieuwe omgeving en gezinssituatie terecht zullen komen en dit vergt erg veel aanpassing van hen. Daarbij vindt de rechtbank het van belang dat de vrouw pas sinds een jaar een relatie heeft met haar nieuwe partner en dat onvoldoende vaststaat dat deze relatie bestendig is. Het is in het belang van de kinderen dat aan hen rust en stabiliteit wordt geboden in de voor hen vertrouwde omgeving. Deze vertrouwde omgeving is in [plaats 1] . De kinderen wonen hier sinds hun geboorte en gaan inmiddels alle drie in [plaats 1] naar school en naar de buitenschoolse opvang. Ook hebben zij hier hun vriendjes en familie. In haar beoordeling betrekt de rechtbank ook dat er over de opvoedsituatie bij de man geen zorgen bestaan. Niet is betwist dat de kinderen tijdens het huwelijk van partijen ook al op maandag, woensdag en vrijdag naar de opvang gingen. Met behulp van beide oma’s heeft de man een manier gevonden om de zorg voor de kinderen te kunnen combineren met zijn werk.
Gelet op het bovenstaande wijst de rechtbank het verzoek van de man toe. Het verzoek van de vrouw wordt afgewezen.
4.11.
Nu het hoofdverblijf van de kinderen bij de man wordt bepaald, komt de rechtbank niet toe aan het voorwaardelijk verzoek van de vrouw om de kinderen op een andere basisschool in te schrijven. De rechtbank wijst dit verzoek af.
Afgifte paspoorten
4.12.
De man verzoekt veroordeling van de vrouw om de paspoorten van de kinderen aan hem te verstrekken uiterlijk een week na de datum van deze beschikking, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,= per dag of dagdeel dat de vrouw de beschikking niet nakomt.
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw toegezegd de paspoorten aan de man te geven indien het hoofdverblijf van de kinderen bij hem wordt bepaald. Nu het hoofdverblijf bij de man zal worden bepaald, gaat de rechtbank ervan uit dat de vrouw haar toezegging gestand zal doen. Gelet op deze toezegging zal het verzoek van de man worden toegewezen, echter zonder het opleggen van een dwangsom.
Zorgregeling
4.14.
Nu het hoofdverblijf van de kinderen bij de man wordt bepaald komt de rechtbank toe aan de verzoeken van partijen tot vaststelling van een zorgregeling tussen de vrouw en de kinderen. De verzoeken van partijen om een zorgregeling tussen de man en de kinderen te bepalen worden afgewezen, omdat aan een beoordeling hiervan niet wordt toegekomen.
4.15.
De man verzoekt een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen bij de vrouw verblijven:
- in de eerste week van vrijdagmiddag vanuit de BSO tot zaterdag 18.30 uur;
- in de tweede week van vrijdagmiddag vanuit de BSO tot zondag 16.00 uur;
- in de vierde week van vrijdagmiddag vanuit de BSO tot zaterdag 18.30 uur,
- tijdens de helft van de vakanties en feestdagen.
De vrouw haalt en brengt de kinderen.
4.16.
De vrouw verzoekt een zorgregeling vast te stellen, inhoudende dat de kinderen bij haar verblijven:
- op alle dinsdagen (schooldagen) uit school tot de daaropvolgende woensdagen (schooldagen), waarbij zij de kinderen naar school brengt;
- drie weekenden per maand van vrijdag uit school tot zondagavond 20.00 uur, waarbij zij de kinderen op vrijdag van school haalt;
- tijdens de volledige voorjaars- en herfstvakantie en de helft van de overige vakanties, feestdagen en bijzondere dagen.
4.17.
De rechtbank overweegt als volgt. Op dit moment wordt uitvoering gegeven aan een zorgregeling waarbij de kinderen ieder weekend bij de vrouw zijn. De wens van de man om ook een weekend met de kinderen door te kunnen brengen is begrijpelijk. Anderzijds is er ook voor de wens van de vrouw begrip om meer tijd met de kinderen samen te zijn. Echter, een doordeweeks contactmoment met overnachting acht de rechtbank vanwege de woonplaats van de vrouw in [plaats 2] niet reëel, gelet op de reisafstand en het feit dat de kinderen naar school gaan. Op de mondelinge behandeling heeft de Raad een voorstel gedaan over de invulling van een zorgregeling. De rechtbank zal hierbij zoveel als mogelijk aansluiten, omdat zij op basis van alle feiten en omstandigheden deze regeling het meest in het belang van de kinderen acht. Dit leidt tot de volgende zorgregeling:
- in de eerste week verblijven de kinderen van vrijdag na de BSO tot zaterdag 19.00 uur bij de vrouw;
- in de tweede week verblijven de kinderen van vrijdag na de BSO tot zondag 18.00 uur bij de vrouw, waarbij de kinderen bij de man eten;
- in de derde week hebben de vrouw en de kinderen een contactmoment op woensdag na school tot 18.00 uur. In dit weekend verblijven de kinderen dan bij de man;
- in de vierde week verblijven de kinderen van vrijdag na de BSO tot zondagavond 18.00 uur bij de vrouw, waarbij de kinderen bij de man eten;
- vakanties en feestdagen worden tussen partijen bij helfte verdeeld;
- het halen en brengen van de kinderen wordt gedaan door de vrouw.
De rechtbank wijst de verzoeken van partijen in zoverre toe.
Kinderalimentatie
4.18.
De man verzoekt vaststelling van een door de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van de kinderen van € 249,= per maand per kind.
4.19.
De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van het verzoek van de vrouw tot vaststelling van een door de man te betalen bijdrage in de kosten van de kinderen, omdat – zo begrijpt de rechtbank – dit verzoek is gedaan voor de situatie waarbij de kinderen hun hoofdverblijf hebben bij de vrouw. Dit verzoek wordt dan ook afgewezen.
4.20.
Bij het bepalen van de behoefte aan een bijdrage voor de kinderen en de financiële draagkracht om die te voldoen hanteert de rechtbank de uitgangspunten, zoals deze zijn neergelegd in de aanbevelingen van de Expertgroep Alimentatie.
Behoefte van de kinderen
4.21.
Bij de berekening van kinderalimentatie wordt eerst gekeken naar wat de kosten van een kind zijn. Dit wordt ook wel de ‘behoefte’ van het kind genoemd. Het uitgangspunt bij het becijferen van deze behoefte is het netto gezinsinkomen van partijen. Om dit netto gezinsinkomen te berekenen sluit de rechtbank aan bij de inkomens van partijen in het laatste volledige jaar dat zij nog samen waren.
4.22.
Op de mondelinge behandeling heeft de man ingestemd met de door de vrouw berekende behoefte van € 1.277,= per maand in 2022. Deze behoefte is gebaseerd op een netto gezinsinkomen van € 4.972,= per maand, bestaande uit een netto inkomen van de man van € 2.805,= per maand, een netto inkomen van de vrouw van € 2.018,= per maand en een kindgebonden budget van € 149,= per maand. Rekening houdend met de wettelijke indexeringen bedraagt deze behoefte nu € 1.402,= per maand.
4.23.
Vervolgens moet worden berekend wat het aandeel van partijen is in de behoefte van de kinderen. Dit wordt ook de ‘draagkracht’ van de ouders genoemd. De rechtbank sluit daarvoor aan bij ieders huidig netto inkomen. De draagkracht van partijen wordt daarna vastgesteld aan de hand van de formule of de tabel, zoals opgenomen in de eerder genoemde aanbevelingen.
Draagkracht van de man
4.24.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw ingestemd met de door de man becijferde draagkracht van € 1.065,= per maand. Hierbij is rekening gehouden met de inkomensafhankelijke combinatiekorting en een kindgebonden budget inclusief alleenstaande ouderkop. De rechtbank sluit hierbij aan.
Draagkracht van de vrouw
4.25.
Vast staat dat de vrouw contractueel op basis van 24 uur per week werkt als apothekersassistent in het [ziekenhuis] . Partijen verschillen van mening van welk inkomen moet worden uitgegaan bij het berekenen van de draagkracht van de vrouw.
4.26.
De vrouw sluit aan bij een bruto jaarinkomen van € 24.421,=. Dit is haar feitelijke inkomen. Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw toegelicht dat zij door ziekte enige tijd is uitgevallen op het werk. Zij heeft tot en met augustus 2023 een re-integratietraject gevolgd en vanaf september 2023 werkt zij weer 24 uur per week. Zij heeft nog steeds gesprekken met het bedrijfsmaatschappelijk werk en de situatie is nog precair. Op dit moment is het niet verantwoord om van haar te verwachten dat zij meer uren gaat werken.
4.27.
De man stelt zich op het standpunt dat moet worden uitgegaan van een fictief inkomen op basis van 40 uur per week. Er zijn geen belemmeringen voor de vrouw om fulltime te gaan werken.
4.28.
De rechtbank overweegt als volgt. Het uitgangspunt is dat bij het bepalen van de draagkracht niet alleen wordt gekeken naar het feitelijke inkomen, maar ook naar wat iemand redelijkerwijs zou kunnen verdienen. Op de vrouw rust een inspanningsverplichting om zoveel als mogelijk inkomen te genereren om in de kosten van de kinderen te kunnen voorzien. De rechtbank volgt de man echter niet in zijn stelling dat op dit moment van de vrouw kan worden gevraagd dat zij fulltime (40 uur) per week gaat werken. Uit de ingediende loonstroken en de toelichting van de vrouw op de mondelinge behandeling blijkt dat zij enige tijd ziek is geweest. Inmiddels is het uitgangspunt weer dat zij 24 uur werkt, maar uit de loonstroken van november en december 2023 volgt dat zij in die maanden weer een aantal uren ziek is geweest. Zoals de vrouw zelf stelt, is haar arbeidssituatie nog niet stabiel. Aan haar moet enige tijd worden gegund om te komen tot een verdere stabilisatie. Op dat moment kan en mag van de vrouw worden verwacht dat zij haar uren uitbreidt naar bijvoorbeeld 32 uur. Gelet op het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om voor nu aan te sluiten bij haar feitelijke inkomen en uit te gaan van de volgende bruto (gemiddelde) looncomponenten:
- een basissalaris van € 2.030,77 per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag;
- een onregelmatigheidstoeslag van € 53,05 per maand
- een eindejaarsuitkering van € 2.026,52 per jaar
- een ingehouden pensioenpremie van € 185,54.
Rekening houdend met bovenstaande componenten bedraagt het netto inkomen van de vrouw € 2.109,= per maand. Dit volgt ook uit bijgevoegde berekening.
Afwijken woonlast
4.29.
De man stelt dat bij het becijferen van de draagkracht van de vrouw geen rekening moet worden gehouden met het woonbudget. De vrouw woont samen met haar nieuwe partner en heeft daardoor geen woonlasten. Subsidiair stelt de man dat rekening moet worden gehouden met 15% van het woonbudget.
4.30.
De vrouw heeft het standpunt van de man gemotiveerd betwist. Zij stelt dat zij wel degelijk een bijdrage betaalt aan haar partner in verband met de woonlasten. Ter onderbouwing verwijst zij naar een aantal betaalbewijzen.
4.31.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit genoemde aanbevelingen volgt dat er redenen kunnen zijn om met de werkelijke woonlast rekening te houden in plaats van met het woonbudget. Hiervan kan sprake zijn indien er een tekort aan draagkracht bestaat om in de behoefte van de kinderen te voorzien en de werkelijke woonlasten van de onderhoudsplichtige duurzaam aanmerkelijk lager zijn. De onderhoudsgerechtigde moet voldoende onderbouwd stellen dat de werkelijke woonlasten van de onderhoudsplichtige duurzaam aanmerkelijk lager zijn. Het ligt dan op de weg van de onderhoudsplichtige om inzicht te geven in de eigen werkelijke woonlasten.
4.32.
De rechtbank stelt vast dat partijen gezamenlijk onvoldoende draagkracht (€ 1.209,=) hebben om in de behoefte van de kinderen te voorzien (€ 1.402,=). Dit leidt ertoe dat moet worden beoordeeld of de werkelijke woonlasten van de vrouw duurzaam aanmerkelijk lager zijn dan het woonbudget. De enkele stelling van de man dat vanwege de samenwoning de vrouw geen woonlasten heeft, is in dit verband onvoldoende. In beginsel wordt namelijk aangenomen dat samenwonenden woonlasten met elkaar delen. De vrouw geeft ook aan dat zij een bijdrage in de woonlasten aan haar partner voldoet en verwijst ter onderbouwing naar een aantal bankafschriften. Weliswaar staat bij de transacties geen nadere omschrijving, maar de rechtbank acht het aannemelijk dat dit een onkostenvergoeding betreft in de woonlasten. Uit de transacties volgt dat de vrouw maandelijks in ieder geval een bedrag van € 600,= overmaakt. Deze bijdrage is niet aanmerkelijk lager dan het woonbudget, zodat de rechtbank geen aanleiding ziet om af te wijken van het forfaitaire systeem.
4.33.
De draagkracht van de vrouw kan op basis van de formule worden vastgesteld op
€ 144,= per maand
Draagkrachtvergelijking
4.34.
Wanneer partijen samen genoeg draagkracht hebben voor alle kosten van hun kinderen, dan berekent de rechtbank wie welk deel van deze kosten voor zijn rekening moet nemen. Dit wordt ook een ‘draagkrachtvergelijking’ genoemd. Een draagkrachtvergelijking blijft achterwege, omdat partijen samen onvoldoende draagkracht hebben (€ 1.209,=) om in de volledige behoefte van de kinderen te voorzien.
Zorgkorting
4.35.
Ten slotte ontvangt de ouder die kinderalimentatie moet betalen een korting op de door hem te betalen bijdrage. Deze ouder neemt al een deel van de kosten van een kind voor zijn rekening op het moment dat het kind bij hem/haar verblijft. Dit wordt ook wel de ‘zorgkorting’ genoemd.
4.36.
De rechtbank overweegt als volgt. Op basis van de vast te stellen zorgregeling wordt een zorgkorting gehanteerd van 25%, zijnde afgerond € 351,= per maand. Nu de draagkracht van partijen onvoldoende is om volledig in de behoefte van de kinderen te voorzien wordt, na toepassing van de zorgkorting, het tekort aan beide partijen voor de helft toegerekend. Voor de vrouw betekent dit dat de helft van het tekort in mindering komt op haar zorgkorting. Dit leidt tot de volgende berekening: € 144,= [bedrag volledige draagkracht vrouw] – (€ 351,= [bedrag zorgkorting] - € 97,= [bedrag van de helft van het tekort]) = een tekort van € 111,= per maand. Gelet op dit grote tekort ziet de rechtbank aanleiding om aan de vrouw geen draagkracht toe te dichten, ook niet de minimale draagkracht van € 50,= per maand. Het verzoek van de man wordt afgewezen.
Voortgezet gebruik van de woning
4.37.
De man verzoekt te bepalen dat hij bevoegd is om de bewoning van de echtelijke woning en het gebruik van de bijbehorende inboedel voort te zetten gedurende maximaal zes maanden na inschrijving van de beschikking tot echtscheiding in de registers van de burgerlijke stand.
4.38.
Op de mondelinge behandeling heeft de vrouw – zo begrijpt de rechtbank – aangegeven dat zij geen bezwaar heeft tegen toewijzing van het verzoek, maar dat het voor haar belangrijk is dat er concrete afspraken worden gemaakt over de verdeling van de woning.
4.39.
De rechtbank overweegt als volgt. Op de mondelinge behandeling hebben partijen afspraken gemaakt over de verdeling van de woning. Deze worden hierna weergegeven. Verder heeft de vrouw inhoudelijk geen bezwaar tegen toewijzing van het verzoek. De rechtbank zal het verzoek dan ook toewijzen, in die zin dat de man bevoegd is om de bewoning van de echtelijke woning en het gebruik van de bijbehorende inboedel voort te zetten gedurende maximaal zes maanden na inschrijving dan wel zoveel korter als mogelijk is tot aan de overname dan wel de verkoop van de woning.
Verklaring voor recht betalen lasten woning en chalet, gebruiksvergoeding en regresvordering
4.40.
Op de mondelinge behandeling hebben partijen afspraken met elkaar gemaakt over de lasten van de woning en het chalet. Deze afspraken houden in dat de man de lasten verbonden aan de echtelijke woning voor zijn rekening neemt en zal blijven voldoen, te weten de hypotheekrente van beide geldleningen en de overige eigenaarslasten van de woning. Bij die stand van zaken maakt de vrouw geen aanspraak op een gebruiksvergoeding.
4.41.
Voor wat betreft de aflossingen op de hypotheek zijn partijen het er over eens dat deze aflossingen tot vermogensopbouw leiden. Deze vermogensopbouw komt in beginsel ten goede aan beide partijen. Zij hebben met elkaar afgesproken dat de man de aflossing op de hypotheek blijft voldoen over de periode vanaf de peildatum tot aan de datum van levering van de woning. De helft van de gedane aflossingen over die periode zal de vrouw dan bij levering van de woning (aan de man of aan derden) aan de man voldoen via verrekening met haar aandeel in de overwaarde.
4.42.
Verder hebben partijen met elkaar afgesproken dat de kosten van het chalet (het stageld, verzekeringsgeld en de kosten energieverbruik) bij helfte moeten worden gedragen over de periode vanaf de peildatum tot aan de datum van verkoop van het chalet. Het aandeel van de vrouw in deze kosten zal zij aan de man voldoen bij verkoop van het chalet via verrekening.
4.43.
Gelet op de gemaakte afspraken ligt aan de rechtbank geen beslissing meer voor ten aanzien van de verklaring voor recht, de gebruiksvergoeding en de regresvordering. De rechtbank wijst de verzoeken af. Het betreft de verzoeken van de man onder ix., x. en xi. en de verzoeken van de vrouw onder VII, punt 1, voorlaatste bolletje en punt 2, tweede bolletje en VIII.
Verdeling van de huwelijksgemeenschap
4.44.
Gelet op de stukken en de toelichting op de mondelinge behandeling verzoeken partijen allebei de wijze van verdeling van de (ontbonden) huwelijksgemeenschap te gelasten.
4.45.
Partijen zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. Bij de verdeling van deze gemeenschap moet als uitgangspunt worden aangenomen dat partijen in gelijke mate delen in de baten van de gemeenschap, terwijl ieder de lasten van de gemeenschap voor de helft moet dragen. Als peildatum voor het bepalen van de omvang van de gemeenschap wordt uitgegaan van de datum van indiening van het verzoek tot echtscheiding, zijnde 14 juli 2023. Voor de peildatum voor het bepalen van de waarde van de bestanddelen van de gemeenschap wordt aangeknoopt bij een datum die zo dicht mogelijk ligt bij de verdeling zelf, in dit geval de datum van deze beschikking. Van deze peildata zal ook in het onderstaande worden uitgegaan, tenzij daarvan ambtshalve of op verzoek van partijen uitdrukkelijk wordt afgeweken.
4.46.
Tot de (ontbonden) huwelijksgemeenschap behoorden op de peildatum, volgens de opgave van partijen, de volgende bestanddelen:
a. de woning aan het [adres 2] te [postcode] [plaats 1] , gemeente Altena;
b. de op de woning gevestigde hypotheek bij ASR (met [nummer 1] en [nummer 2] );
c. het chalet van het merk Gritter, type Romantic-Holy en [chasisnummer] ;
d. de inboedelgoederen;
e. de saldi op diverse bankrekeningen;
f. twee auto’s.
Verder hebben partijen over en weer verrekenposten opgevoerd. Deze posten komen onder
sub g. en h. aan bod.
Daarnaast heeft de vrouw een tweetal vergoedingsrechten opgevoerd. Dit onderwerp
bespreekt de rechtbank onder sub i.
a. en b. de woning aan het [adres 2] te [plaats 1] en de hypothecaire geldlening
4.47.
Partijen zijn ter zitting overeengekomen dat de man de gelegenheid krijgt om zijn mogelijkheden om de woning over te nemen te onderzoeken. De huidige marktwaarde van de woning zal worden vastgesteld door ERA makelaars in [plaats 3] . Beide partijen zullen hiervoor een opdracht verstrekken aan de makelaar en de taxatie van de woning gebeurt in aanwezigheid van beide partijen. Ieder van partijen zal de helft van de taxatiekosten betalen en de door de makelaar vast te stellen marktwaarde zal bindend zijn voor partijen in deze zin dat de man kan proberen de woning over te nemen voor die waarde.
4.48.
Nadat de waarde van de woning door de makelaar is vastgesteld, wordt aan de man een termijn van in totaal vier maanden gegund om de overdracht en levering van de woning aan hem te realiseren tegen de door de makelaar getaxeerde marktwaarde (drie maanden voor het verkrijgen van een financiering, één maand voor de levering). De toedeling en overdracht van de woning aan de man vindt enkel en alleen plaats onder de voorwaarde dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijkheid van de op de woning gevestigde hypotheek.
4.49.
Partijen zijn het er over eens dat bij de berekening van het aan de vrouw toekomende deel van de overwaarde moet worden uitgegaan van de door de makelaar getaxeerde waarde van de woning, waarop in mindering strekt de restschuld van de hypotheek op de datum van overdracht en levering van de woning aan de man. Ook strekt in mindering het aandeel van de vrouw in de aflossingen van de hypotheek (de helft) over de periode vanaf de peildatum tot aan de datum van overdracht en levering van de woning aan de man. Dit bedrag komt toe aan de man. De helft van de aldus resterende overwaarde dient de man aan de vrouw te voldoen.
4.50.
Over de kosten van de eigendomsoverdracht bij de notaris op het moment dat de woning wordt toegedeeld aan de man zijn partijen het niet eens geworden. De rechtbank bepaalt dat de man deze kosten zal voldoen.
4.51.
Indien de man er niet in slaagt om de aankoop van de woning tegen de door de makelaar getaxeerde waarde te financieren, moet de woning worden verkocht. In dat geval zullen partijen binnen twee weken na het bericht van de man aan de vrouw dat hij de woning niet kan financieren, de woning aan derden te koop aanbieden. Aan ieder van partijen komt na verkoop dan toe de helft van de overwaarde, berekend op de wijze zoals hierboven onder 4.49. vermeld, waarbij de getaxeerde waarde van de woning wordt vervangen door de feitelijke verkoopprijs.
c. het chalet van het merk Gritter, type Romantic-Holy en [chasisnummer]
4.52.
Partijen hebben met elkaar afgesproken dat zij het chalet zo snel mogelijk te koop aanbieden tegen een zo goed mogelijke prijs. Hierover zullen zij nog overleg met elkaar voeren. Voor wat betreft de verdeling van de verkoopopbrengst wordt hier verwezen naar de afspraken van partijen zoals opgenomen onder rechtsoverweging 4.42. en naar de beslissing van de rechtbank opgenomen onder 4.72.
4.53.
Nu partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de wijze van verdeling van het chalet, ligt er geen beslispunt meer voor aan de rechtbank. De over en weer gedane verzoeken wijst de rechtbank af.
d. de inboedelgoederen
4.54.
Op de mondelinge behandeling hebben partijen met elkaar afgesproken dat aan de vrouw wordt toebedeeld de kerstboom van haar grootmoeder en versiering, de eettafel, haar fiets, de wasmachine, de canvas foto’s van de kinderen, haar persoonlijke spullen en sieraden. De overige inboedel wordt zonder verdere verrekening met de vrouw aan de man toebedeeld.
4.55.
Nu partijen volledige overeenstemming hebben bereikt over de wijze van verdeling van de inboedelgoederen, ligt er geen beslispunt meer voor aan de rechtbank. De over en weer gedane verzoeken worden afgewezen.
e. de saldi op diverse bankrekeningen
4.56.
Tussen partijen staat vast dat zij op de peildatum in het bezit waren van de volgende bankrekeningen:
I. een Rabobank betaalrekening ten name van de man, met [rekeningnummer 1]
met een saldo van € 316,87;
II. een RABO spaarrekening ten name van de man, met [rekeningnummer 2]
met een saldo van € 203,96;
III. een Rabobank betaalrekening ten name van de vrouw, met [rekeningnummer 3]
met een saldo van € 1.896,93;
IV. een Rabobank spaarrekening ten name van de vrouw, met [rekeningnummer 4]
met een saldo van € 0,79;
VI. een Rabobank betaalrekening ten name van beide partijen, met [rekeningnummer 5]
met een saldo van € 10,49.
Bankrekening I. tot en met IV.
4.57.
Partijen zijn het er over eens dat de rekeningen eindigend op [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] (hiervoor onder I. en II. genoemd) worden voortgezet door de man en dat de rekeningen eindigend op [rekeningnummer 3] en [rekeningnummer 4] (hiervoor onder III. en IV. genoemd) worden voortgezet door de vrouw. Partijen zijn het er ook over eens dat de op de peildatum aanwezige saldi bij helfte tussen partijen moeten worden verdeeld.
Bankrekening VI.
4.58.
Niet in geschil is tussen partijen dat de onder VI. genoemde bankrekening (eindigend op [rekeningnummer 5] ) moet worden opgeheven. Het op de peildatum aanwezige saldo moet bij helfte tussen partijen worden verdeeld.
4.59.
Gelet op de bereikte overeenstemming ligt er geen beslispunt meer voor aan de rechtbank. De over en weer gedane verzoeken worden afgewezen.
f. twee auto’s
4.60.
Op de mondelinge behandeling hebben partijen met elkaar afgesproken dat de auto Opel Corsa met [kenteken 2] aan de man wordt toebedeeld tegen een waarde van
€ 1.000,=. De helft van deze waarde moet de man aan de vrouw voldoen.
4.61.
Verder zijn partijen het er over eens dat de auto Volkswagen Touran met [kenteken 1] aan de vrouw wordt toebedeeld tegen een waarde van € 6.050,=. De helft van deze waarde moet de vrouw aan de man voldoen.
4.62.
Gelet op de bereikte overeenstemming ligt er geen beslispunt meer voor aan de rechtbank. De over en weer gedane verzoeken worden afgewezen.
g. diverse belastingteruggaven en -aanslagen
4.63.
Partijen hebben met elkaar afgesproken dat zij de belastingaangiftes over de jaren 2023 en 2024 met elkaar zullen afstemmen, waarbij aan de man de volledige hypotheekrenteaftrek toekomt. De man betaalt immers de volledige hypotheekrente van beide leningen.
4.64.
Nu partijen afspraken hebben gemaakt over de diverse belastingteruggaven en – aanslagen ligt er geen beslispunt meer voor. De rechtbank wijst de gedane verzoeken af.
h. kinderopvangtoeslag en kindgebonden budget over de maanden juli en augustus 2023
4.65.
De man stelt dat de vrouw in de maanden juli en augustus 2023 onterecht de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget heeft ontvangen. De man heeft recht op deze toeslagen, omdat de kinderen bij hem staan ingeschreven. De man verzoekt te bepalen dat de vrouw gehouden is inzage te geven in de specificaties en de bedragen aan hem te voldoen.
4.66.
De vrouw erkent dat zij ten onrechte de toeslagen over genoemde maanden heeft ontvangen. De Belastingdienst heeft deze bedragen bij haar teruggevorderd en zij heeft een terugbetalingsregeling afgesproken. De vrouw heeft de man meermaals in overweging gegeven om zelf de toeslagen met terugwerkende kracht aan te vragen.
4.67.
Vast staat dat de vrouw over de maanden juli en augustus 2023 ten onrechte de kinderopvangtoeslag en het kindgebonden budget heeft ontvangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw voldoende aangetoond dat zij voor deze bedragen een terugbetalingsregeling met de Belastingdienst heeft afgesproken. De rechtbank ziet geen grond waarop de vrouw ook nog gehouden zou zijn deze bedragen aan de man te voldoen. Aan de man wordt in overweging gegeven om de toeslagen over deze maanden met terugwerkende kracht aan te vragen. De rechtbank wijst het verzoek van de man af.
i. vergoedingsrechten
4.68.
De vrouw verzoekt – zo begrijpt de rechtbank – dat de gemeenschap aan haar moet vergoeden een bedrag van € 47.431,=. Ter onderbouwing geeft de vrouw aan dat zij een legaat van € 20.200,= en een schenking van € 27.231,= heeft ontvangen onder een uitsluitingsclausule. Beide bedragen zijn geïnvesteerd in de gemeenschap.
4.69.
De man heeft het standpunt van de vrouw gemotiveerd betwist. Ten aanzien van het legaat stelt de man dat de vrouw niet heeft voldaan aan haar stelplicht. Het ligt op haar weg om aan te tonen dat het bedrag als zijnde privévermogen aanwezig was op de datum van het huwelijk. Dit heeft zij niet gedaan. Voor wat betreft de schenking geeft de man aan dat een bedrag van € 20.000,= is aangewend voor de aankoop van een chalet, maar hij beroept zich op artikel 3 van de schenkingsovereenkomst. Volgens de man is het geld consumptief besteedt en komt de vrouw daardoor geen vergoedingsrecht toe.
4.70.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat de vrouw voorafgaand aan het huwelijk van partijen onder uitsluiting een legaat heeft ontvangen van € 20.200,=. Met de man is de rechtbank van oordeel dat de vrouw heeft nagelaten met stukken te onderbouwen dat dit bedrag nog aanwezig was op het moment dat partijen in het huwelijk traden. Bovendien heeft de vrouw nagelaten om te onderbouwen dat het bedrag, zo dit nog aanwezig was op de datum van het huwelijk, is gebruikt voor de verbouwing van de gezamenlijke woning. Hiertoe heeft de vrouw ook geen bewijsaanbod gedaan. De rechtbank komt tot de conclusie dat niet kan worden vastgesteld of de vrouw ter zake het legaat een vergoedingsrecht heeft of tot welk bedrag dit eventueel zou bestaan. Het verzoek wordt afgewezen.
4.71.
Voor wat betreft de schenking geldt op grond van vaste rechtspraak dat een enkele vermogensverschuiving tussen privé- en gemeenschapsvermogen al kan leiden tot een vergoedingsrecht. Ook uitgaven in verband met consumptieve bestedingen zijn aan te merken als voldoening van gemeenschapsschulden. In de schenkingsakte van 7 juni 2022 is een nuancering aangebracht op dit uitgangspunt. Artikel 3 luidt namelijk als volgt:
HOOFDSTUK 3. BEPALING SCHENKINGSOVEREENKOMST
(…)
Als dat wat is verkregen gehele of gedeeltelijk consumptief wordt besteed zonder dat sprake is van zaaksvervanging, hoeft de echtgenoot/partner van de begiftigde dit niet aan hem te vergoeden, tenzij de begiftigde binnen een redelijke termijn een vergoeding heeft gevraagd.”
4.72.
Vast staat dat de vrouw op 7 juni 2022 een schenking heeft ontvangen van € 27.231.=. Verder staat vast dat uit deze schenking een bedrag van € 20.000,= is geïnvesteerd in de aankoop van het gezamenlijke chalet. De rechtbank is van oordeel dat het aankopen van een chalet niet is aan te merken als een consumptieve besteding zonder zaaksvervanging, zoals bedoeld in de aangehaalde passage uit de schenkingsovereenkomst. Het betreft een investering in een roerend goed en dit roerend goed behoudt zijn waarde. De vrouw heeft dan ook recht op terugbetaling van een bedrag van € 20.000,= ten laste van de gemeenschap. De rechtbank bepaalt dat dit bedrag moet worden voldaan aan de vrouw eerst uit de verkoopopbrengst van het chalet, waarna partijen het restantbedrag van de verkoopopbrengst bij helfte delen met inachtneming van de verrekenposten onder rechtsoverweging 4.42. De rechtbank wijst het verzoek van de vrouw in zoverre toe.
4.73.
Voor wat betreft het bedrag van € 7.231,= overweegt de rechtbank dat de vrouw niet heeft betwist dat dit bedrag consumptief is besteed zonder dat sprake is van zaaksvervanging. Zij vraagt vergoeding van dit bedrag en beroept zich op de redelijke termijn in genoemd artikel 3 van de schenkingsakte. Gelet op alle feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een redelijke termijn. De vrouw heeft voor het eerst een beroep gedaan op terugbetaling van dit bedrag ten laste van de gemeenschap in het licht van deze echtscheidingsprocedure. Voor dit bedrag komt de vrouw dan ook geen vergoedingsrecht toe en dit gedeelte van het verzoek wordt afgewezen.
Proceskosten
4.74.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
spreekt uit de echtscheiding tussen partijen, op [datum] 2017 in de gemeente Altena met elkaar getrouwd;
5.2.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedag 1] 2018,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2019, en
3. [minderjarige 3] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedag 2] 2019,
hun hoofdverblijf hebben bij de man;
5.3.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de vrouw en de kinderen in het kader van de verdeling van de zorgtaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar op de volgende wijze:
- in de eerste week verblijven de kinderen van vrijdag na de BSO tot zaterdag 19.00 uur bij de vrouw;
- in de tweede week verblijven de kinderen van vrijdag na de BSO tot zondag 18.00 uur bij de vrouw, waarbij de kinderen bij de man eten;
- in de derde week hebben de vrouw en de kinderen een contactmoment op woensdag na school tot 18.00 uur. In dat weekend verblijven de kinderen dan bij de man;
- in de vierde week verblijven de kinderen van vrijdag na de BSO tot zondagavond 18.00 uur bij de vrouw, waarbij de kinderen bij de man eten;
- vakanties en feestdagen worden tussen partijen bij helfte verdeeld;
- het halen en brengen van de kinderen wordt gedaan door de vrouw;
5.4.
veroordeelt de vrouw tot het verstrekken van de paspoorten van genoemde minderjarigen aan de man binnen een week na de datum van deze beschikking;
5.4.
bepaalt, uitvoerbaar bij voorraad, dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de woning, gelegen aan het [adres 2] , te [postcode] [plaats 1] , en tot de inboedel daarvan behorende zaken, voort te zetten gedurende zes maanden na inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand dan wel zoveel korter als mogelijk is tot aan de overname dan wel de verkoop van de woning;
5.5.
deelt de woning aan het [adres 2] te [plaats 1] toe aan de man, met inachtneming van rechtsoverwegingen 4.47. tot en met 4.51;
5.6.
bepaalt dat de vrouw jegens de gemeenschap een vergoedingsrecht toekomt van
€ 20.000,=, een en ander met inachtneming van rechtsoverweging 4.72.;
5.7.
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Pulskens, en, in tegenwoordigheid van
mr. Hurkmans, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 februari 2024.
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
  • door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch.