ECLI:NL:RBZWB:2024:1509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
10779215 AZ VERZ 23-46
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. Kool
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldigheid van ontslag op staande voet wegens concurrentiebedreiging door werknemer

In deze beschikking van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, uitgesproken op 29 februari 2024, wordt de rechtsgeldigheid van een ontslag op staande voet beoordeeld. De werknemer, [verzoeker], was in dienst bij Trident B.V. en heeft tijdens zijn dienstverband een concurrerende onderneming opgericht, genaamd [bedrijf 1] B.V. De werkgever, Trident, heeft het ontslag op staande voet gebaseerd op het feit dat de werknemer het vertrouwen van de werkgever onwaardig is geworden door het oprichten van deze onderneming zonder dit te melden. De kantonrechter oordeelt dat het ontslag rechtsgeldig is, omdat de werknemer heimelijk heeft geopereerd en gebruik heeft gemaakt van vertrouwelijke informatie en fotomateriaal van Trident. De kantonrechter concludeert dat er sprake is van een dringende reden voor ontslag, en dat het ontslag onverwijld is gegeven. De verzoeken van de werknemer tot schadevergoeding en andere vorderingen worden afgewezen, terwijl Trident wordt veroordeeld tot betaling van de onkosten van de werknemer voor een zakelijke reis.

Uitspraak

RECHTBANKZEELAND-WEST-BRABANT
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer / rekestnummer: 10778826 AZ VERZ 23-45 en 10779215 AZ VERZ 23-46
Beschikking van 29 februari 2024
in de zaak van
[verzoeker],
te [plaats] ,
verzoekende partij in de zaak 10778826 AZ VERZ 23-45,
verwerende partij in het tegenverzoek in de zaak 10778826 AZ VERZ 23-45,
verwerende partij in de zaak 10779215 AZ VERZ 23-46,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. E. van Es,
tegen
TRIDENT B.V.,
te Terneuzen,
verwerende partij in de zaak 10778826 AZ VERZ 23-45,
verzoekende partij in het tegenverzoek in de zaak 10778826 AZ VERZ 23-45,
verzoekende partij in de zaak 10779215 AZ VERZ 23-46
hierna te noemen: Trident,
gemachtigde: mr. M.O. de Bont.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de zaak 23-45
­ het verzoekschrift met producties,
­ het verweerschrift, tevens (voorwaardelijk) tegenverzoek met producties,
­ de brieven van mr. Van Es van 12 januari 2024 met de aanvullende producties 17 tot en met 23,
­ de brief van mr. De Bont van 16 januari 2024 met de aanvullende producties 36 en 37,
­ de brief van mr. De Bont van 17 januari 2024 met de vervangende productie 34,
­ de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling van
18 januari 2024 en de ter gelegenheid van die zitting door beide gemachtigden overgelegde pleitnotities;
­ de e-mailberichten van partijen van 1 en 2 februari 2024 waarin zij de kantonrechter vragen een beschikking af te geven.
in de zaak 23-46
­ het verzoekschrift met producties,
­ het verweerschrift met producties,
­ de brieven van mr. Van Es van 12 januari 2024 met de aanvullende producties 17 tot en met 23,
­ de brief van mr. De Bont van 17 januari 2024 met de vervangende productie 10,
­ de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling van
­ 18 januari 2024 en de ter gelegenheid van die zitting door beide gemachtigden overgelegde pleitnotities;
­ de e-mailberichten van partijen van 1 en 2 februari 2024 waarin zij de kantonrechter vragen een beschikking af te geven.

2.De feiten

in de zaak 23-45 en 23-46
2.1.
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1994, is op 1 april 2014 in dienst getreden bij Trident. De laatste functie van [verzoeker] was [functie] met een salaris van € 4.783,92 bruto per maand exclusief emolumenten.
2.2.
Trident houdt zich – onder meer – bezig met het verrichten van onderwater reparaties, revisies en onderhoud aan schepen, scheepsinstallaties en booreilanden voor de commerciële energie- en marinemarkt.
2.3.
Sinds 2018 is Trident onderdeel van Wärtsilä Underwater Services (verder te noemen: Wärtsilä). Wärtsilä houdt zich voornamelijk bezig met innovatie in duurzame technologie en diensten om hun klanten te helpen hun milieu- en economische prestaties te verbeteren. Wärtsilä is ook leverancier van schroeven, aandrijflijnen en andere onderdelen voor de scheepsindustrie.
2.4.
Trident huurde op regelmatige basis de heer [naam 1] (verder te noemen: [naam 1] ) in voor het uitvoeren van duikwerkzaamheden. Op 3 februari 2023 heeft [verzoeker] samen met [naam 1] een besloten vennootschap opgericht, genaamd [bedrijf 1] b.v. (verder te noemen: [bedrijf 1] ).
2.5.
Op 14 juli 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen [verzoeker] en de heer [naam 2] (verder te noemen: [naam 2] ), directeur van Trident. Na dit gesprek hebben partijen via Whatsapp gecorrespondeerd over een vervolggesprek.
2.6.
Op 31 augustus 2023 heeft er een vervolggesprek plaatsgevonden waarin [verzoeker] op non-actief is gesteld en naar huis is gestuurd. Vervolgens heeft er op 4 september 2023 wederom een gesprek plaatsgevonden. Naast [verzoeker] en [naam 2] waren hierbij ook [naam 1] en de heer [naam 3] , business controller, aanwezig.
2.7.
Bij brief van 5 september 2023 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. In de brief staat onder meer het volgende:

De redenen die aan dit ontslag op staande voet ten grondslag liggen zijn met u op donderdag 31 augustus 2023 (tussen u en de directeur van cliënte, de heer [naam 2] (en gisteren, 4 september 2023 (in bijzijn van de heer [naam 3] (Senior Business Controller) en de heer [naam 1] ) besproken.
Deze redenen komen neer op het navolgende:
U hebt, samen met de heer [naam 1] (die als opdrachtnemer regelmatig werkzaamheden verricht voor cliënte) een bedrijf opgericht dat diensten aanbiedt die concurrerend zijn met de activiteiten van cliënte. Dit bedrijf is opgericht op 3 februari 2023 en ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel, onder de naam “ [bedrijf 1] B.V." op 8 februari 2023. Inmiddels beschikt [bedrijf 1] B.V. over onder meer een website en een loods. U hebt hierover niets aan cliënte gemeld. Cliënte heeft hier via omwegen nota van genomen;
Op de website van [bedrijf 1] BV. staan diverse foto's die afkomstig zijn van/toebehoren aan cliënte;
Op de website van [bedrijf 1] worden diensten aangeboden die nagenoeg geheel identiek zijn aan die van cliënte, waaronder zeer speciale procedures zoals schroefbuigen en blade palm y-seal replacement with special designed cofferdam (dit procedé heeft cliënte vorig jaar ontwikkeld en werd tot dan toe niet gedaan);
U hebt diverse potentiële klanten aangeschreven om de diensten van [bedrijf 1] B.V. onder de aandacht te brengen;
Kennelijk zijn ook klanten door u en/of de heer [naam 1] bezocht met de bedoeling de diensten van [bedrijf 1] B.V. onder de aandacht te brengen;
Kennelijk hebben de wervende acties ook reeds aanvragen voor het verlenen van diensten door [bedrijf 1] B.V, opgeleverd;
Kennelijk heeft [bedrijf 1] B.V. inmiddels ook omzet gegeneerd;
Op de (herhaaldelijk gestelde) vraag van cliënte aan u en de heer [naam 1] welke bedrijven inmiddels zijn benaderd namens [bedrijf 1] B.V. heeft u (en de heer [naam 1] ) geen antwoord willen geven.
Zowel ieder afzonderlijk punt zoals hiervoor onder a. tot en met h, is weergegeven, vormt voor cliënte een dringende reden om uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen. Tevens vormde hetgeen onder a. tot en met h. is vermeld in onderlinge samenhang voor ons een dringende reden om uw arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang te beëindigen, Tevens bent u vanwege ieder afzonderlijk punt, maar ook vanwege de verschillende hiervoor onder a. tot en met h. genoemdepunten het vertrouwen van cliënte onwaardig geworden. Ook dat laatste is reden voor cliënte om u op staande voet te ontslaan.

3.Het verzoek

in de zaak 23-45
3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter – na wijziging van het verzoek – om bij uitvoer bij voorraad te verklaren beschikking:
Trident te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 13.554,44 bruto exclusief 8% vakantiegeld,
Trident te veroordelen tot betaling van een transitievergoeding van € 16.652,75 bruto,
Trident te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 444.726,15 bruto,
Trident te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf 5 september 2023,
te verklaren voor recht dat Trident heeft gehandeld in strijd met haar verplichtingen ex artikel 7:611 BW en [verzoeker] een schadevergoeding toe te kennen op grond van wanprestatie van € 13.915,18 bruto,
Trident te veroordelen tot betaling van de door [verzoeker] gemaakte onkosten van € 2.000,00 ten behoeve van een zakelijke reis naar Los Angeles,
Trident te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 november 2023.
3.2.
[verzoeker] verzocht aanvankelijk de vernietiging van het ontslag op staande voet maar hij is ter zitting ‘geswitcht’. Hij berust nu dus weliswaar in het ontslag maar hij blijft van mening dat het ontslag niet onverwijld is gegeven en dat er geen sprake is van een dringende reden, zodat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven.
3.3.
[verzoeker] heeft hiertoe – kort weergegeven – aangevoerd dat het hem vrij stond een eigen onderneming op te richten. Een verbod op het oprichten hiervan blijkt nergens uit. In de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] is ook geen concurrentie- en/of relatiebeding opgenomen. [verzoeker] heeft bovendien in het gesprek van 14 juli 2023 geheel onverplicht aan Trident gemeld dat hij een eigen bedrijf had opgericht. [verzoeker] heeft nooit de bedoeling gehad om met zijn bedrijf (onrechtmatig) te gaan concurreren met Trident. Ook dit heeft hij gemeld in het gesprek van 14 juli 2023. [verzoeker] heeft aangegeven dat het zijn bedoeling was om elkaar te versterken en hij heeft zelfs een samenwerking met Trident voorgesteld. Hier reageerde de heer [naam 2] toen positief op. [bedrijf 1] wil zich, anders dan Trident, richten op reparaties en veiligheid en op klanten waarvoor Trident geen werkzaamheden (meer) kan verrichten sinds zij onderdeel is geworden van Wärtsilä. [verzoeker] heeft dan ook geen (potentiële) klanten van Trident benaderd. Van het stelselmatig en substantieel afbreken van het duurzame bedrijfsdebiet van Trident is dus in het geheel geen sprake. Ook van bijkomende omstandigheden in de zin dat [verzoeker] bij het voorbereiden en/of het opzetten van zijn onderneming gebruik heeft gemaakt van de door hem tijdens zijn dienstverband bij Trident vertrouwelijk verkregen kennis en/of gegevens over de door Trident gedreven onderneming, is geen sprake. Op de website van [bedrijf 1] zijn thans ook geen foto’s te zien die toebehoren aan Trident zodat ook dit geen dringende reden voor het gegeven ontslag oplevert. Aangezien Trident al op 14 juli 2023 wist dat [verzoeker] een eigen onderneming had opgericht, is het ontslag op staande voet bovendien niet onverwijld gegeven.
in de zaak 23-46
3.4.
Trident verzoekt de kantonrechter om bij uitvoer bij voorraad te verklaren beschikking:
[verzoeker] te veroordelen tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding van € 10.018,22 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het verzoekschrift,
te verklaren voor recht dat [verzoeker] in strijd heeft gehandeld met de verplichting ex artikel 7:611 BW om zich als goed werknemer te gedragen en aldus toerekenbaar te kort is geschoten in de nakoming van de op hem rustende verplichtingen, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens Trident en dientengevolge aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende geleden en nog te lijden schade,
[verzoeker] te veroordelen in de proceskosten.
3.5.
Trident heeft het gegeven ontslag op staande voet aan haar verzoek ten grondslag gelegd. Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW is [verzoeker] schadeplichtig jegens Trident. [verzoeker] heeft bovendien in strijd gehandeld met de verplichting om zich als goed werknemer te gedragen. Hij is daardoor tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, dan wel heeft hij onrechtmatig gehandeld jegens Trident. [verzoeker] is aansprakelijk voor de schade die Trident hierdoor heeft geleden en mogelijk nog zal lijden.
in de zaak 23-45 en 23-46
3.6.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

4.Het verweer (en het tegenverzoek)

in de zaak 23-45
4.1.
Trident verweert zich tegen het verzoek en betoogt dat het verzoek moet worden afgewezen, met veroordeling van [verweerder] in de proceskosten. Trident voert hiertoe – samengevat – aan dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Trident betwist dat [verweerder] al op 14 juli 2023 heeft aangegeven dat hij een eigen onderneming had opgericht. Tijdens dat gesprek heeft [verweerder] enkel aangegeven dat hij de ambitie had om een bedrijf in de binnenvaart te beginnen. Kort voor het gesprek dat op 31 augustus 2023 heeft plaatsgevonden, is [naam 2] er door een relatie van Trident op gewezen dat [verweerder] en [naam 1] een bedrijf hadden opgericht onder de naam [bedrijf 1] B.V. en dat zij op hun website aan Trident identieke diensten aanboden. Ten tijde van het gesprek op 31 augustus 2023 stonden er meerdere foto’s op de website die toebehoren aan Trident. Op de foto’s zijn (delen van) projecten te zien die Trident heeft uitgevoerd. Het dienstenpakket dat op de website wordt aangeboden stemt verder exact overeen met de diensten die Trident aanbiedt. Tot deze diensten behoren ook specialistische werkzaamheden waarin Trident een goede reputatie heeft. Door het aanbieden van deze werkzaamheden op de website, lift [bedrijf 1] mee op de reputatie van Trident. [verweerder] heeft bovendien toegang gehad tot alle geheime en bedrijfsvertrouwelijke gegevens van Trident die hij kan gebruiken voor zijn eigen onderneming. Trident betwist verder dat zij zich alleen richt op reparaties en onderhoud van Wärtsilä onderdelen. [bedrijf 1] is dan ook een aan Trident concurrerend bedrijf. [naam 1] heeft tijdens het gesprek op 4 september 2023 erkend dat er (potentiële) klanten zijn aangeschreven door [bedrijf 1] . Ten tijde van dat gesprek had zij [bedrijf 2] benaderd om haar diensten aan te bieden en was er ook contact gelegd met [bedrijf 3] , beiden relaties van Trident. Trident stelt zich ten slotte op het standpunt dat het ontslag ook onverwijld is gegeven. [verweerder] heeft tijdens het gesprek op 31 augustus 2023 een extreem afwachtende houding aangenomen en wilde een gesprek waarbij ook [naam 1] aanwezig zou zijn. Dit gesprek heeft vervolgens twee werkdagen later, op 4 september 2023, plaatsgevonden. [verweerder] is de dag na dat gesprek op staande voet ontslagen zodat Trident voortvarend heeft gehandeld.
4.2.
In de zaak van het tegenverzoek verzoekt Trident voor recht te verklaren dat zij gerechtigd is om hetgeen [verweerder] van haar te vorderen heeft, te verrekenen met haar vorderingen op [verweerder] (zoals de gefixeerde schadevergoeding, de betaalde voorschotten, het negatieve vakantiedagensaldo en de betaalde opleidingskosten, keuringen en certificaten).
in de zaak 23-46
4.3.
[verweerder] heeft aangevoerd dat hij ten onrechte op staande voet is ontslagen. Hij verwijst hierbij naar hetgeen hij in zijn verzoekschrift in de zaak 23-45 heeft aangevoerd. Hij betwist dan ook een gefixeerde schadevergoeding aan Trident te zijn verschuldigd. [verweerder] heeft ook niet in strijd gehandeld met zijn verplichting om zich als goed werknemer te gedragen. Er is geen sprake van (onrechtmatige) concurrentie en/of ander onrechtmatig handelen. [verweerder] is dus ook niet aansprakelijk voor enige schade van Trident ten gevolge van de oprichting van [bedrijf 1] . Dat Trident schade heeft geleden en/of dat zij op enig moment schade zou kunnen lijden is overigens ook niet gesteld door Trident.
in de zaak 23-45 en 23-46
4.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover van belang, hierna onder de beoordeling nader worden ingegaan.

5.De beoordeling

in de zaak 23-45 en 23-46
5.1.
Vanwege de connexiteit tussen beide zaken ziet de kantonrechter aanleiding om de zaken te voegen als bedoeld in artikel 285 lid 2 Rv.
5.2.
Het gaat in deze zaken allereerst om de vraag of het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Beoordeeld dient te worden in hoeverre de in de ontslagbrief gemaakte verwijten in rechte zijn komen vast te staan en of zij het ontslag op staande voet rechtvaardigen.
er is sprake van een dringende reden
5.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat in de arbeidsovereenkomst van [verzoeker] geen verbod op nevenwerkzaamheden is opgenomen. In beginsel staat het een werknemer dan vrij om werkzaamheden te verrichten naast de arbeidsovereenkomst. Deze vrijheid is echter niet onbeperkt. Zo mag de goede uitvoering van de arbeidsovereenkomst niet worden belemmerd. Dat [verzoeker] zijn werkzaamheden voor Trident niet naar behoren heeft uitgevoerd is echter gesteld noch gebleken. Ook de aard van de nevenwerkzaamheden kan deze ontoelaatbaar maken. Bijvoorbeeld indien de werknemer de eigen werkgever door middel van de nevenwerkzaamheden gaat beconcurreren. Trident stelt dat hiervan sprake is geweest. Anders dan [verzoeker] , begrijpt de kantonrechter dat Trident niet aan het ontslag ten grondslag heeft gelegd dat deze concurrentie onrechtmatig is maar dat [verzoeker] door de wijze waarop hij heeft gehandeld, het vertrouwen van Trident onwaardig is geworden. De kantonrechter komt tot het oordeel dat dit het geval is en dat dit een dringende reden voor ontslag oplevert. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
5.4.
Als onweersproken is komen vast te staan dat [naam 2] op 30 augustus 2023 per Whatsapp het volgende bericht aan [verzoeker] heeft gestuurd: “
Beginnen met de binnenvaart [verzoeker] ?”. Hierop heeft [verzoeker] als volgt gereageerd: “
Zal alles eens duidelijk op een rijtje zetten wat het plan is, dan hebben we het er morgen wel over. Zal ik [naam 1] ook vragen of hij er ff bij komt zitten??”. Hierop heeft [naam 2] geantwoord: “
Ja, spreek je morgen. Ben benieuwd want ik ben even niet mee. [naam 1] lijkt me nu nog niet nodig.Uit dit contact leidt de kantonrechter af dat [naam 2] kennelijk op de hoogte was van de betrokkenheid van [naam 1] . Indien de betrokkenheid van [naam 1] pas voor het eerst ter sprake zou zijn gekomen in het gesprek op 31 augustus 2023, zou het immers meer voor de hand hebben gelegen dat [naam 2] zich zou afvragen waarom [verzoeker] [naam 1] voor het gesprek zou willen uitnodigen. Dat de oprichting van een onderneming door [verzoeker] en [naam 1] al eerder ter sprake is geweest, is dus wel voldoende aannemelijk maar uit de Whatsappcorrespondentie kan ook worden afgeleid dat [naam 2] ervan uitging dat [verzoeker] (en [naam 1] ) zich wilden gaan richten op de binnenvaart. Uit de reactie van [verzoeker] blijkt vervolgens niet dat hij dit een onlogische vraag vond. [verzoeker] heeft ter zitting ook erkend dat hij tijdens het gesprek op 14 juli 2023 in ieder geval niet de naam van de onderneming heeft genoemd terwijl deze al sinds februari 2023 was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dat [verzoeker] al op 14 juli 2023 volledige openheid van zaken heeft gegeven, is dan ook niet aannemelijk geworden.
5.5.
Trident heeft printscreens van de website overgelegd waarop de door [bedrijf 1] aangeboden diensten staan vermeld. [verzoeker] heeft niet weersproken dat deze diensten ook door Trident worden aangeboden. [verzoeker] stelt weliswaar dat [bedrijf 1] andere procedures heeft ontwikkeld voor het uitvoeren van deze diensten maar dit is niet van belang voor de vraag of er sprake is van concurrerende diensten. Voor zover [bedrijf 1] andere technieken gebruikt om de werkzaamheden te kunnen verrichten, heeft Trident overigens terecht aangevoerd dat [verzoeker] bij het ontwikkelen van deze technieken zijn bij Trident opgedane kennis kan hebben gebruikt. Bovendien staat vast dat [bedrijf 1] thans nog niet beschikt over alle vergunningen die nodig zijn om de aangeboden diensten te kunnen verrichten. Zij wekt dan ook ten onrechte de indruk dat zij dezelfde diensten als Trident kan uitvoeren.
5.6.
[verzoeker] stelt verder dat hij met [bedrijf 1] alleen klanten wil bedienen waarvoor Trident niet werkt. Volgens hem kon Trident sinds de overname door Wärtsilä geen andere leveranciers dan Wärtsilä meer bedienen. [bedrijf 1] richt zich daarom op leveranciers die hierdoor geen underwater supplier in Europa meer hebben. [verzoeker] noemt in dit kader SKF, Brunvoll, Kawasaki, Hyundai, Kongsberg en Schottel. Volgens Trident bedient zij deze klanten echter nog steeds. Dit volgt volgens haar onder meer uit het presentatiemateriaal dat zij in het geding heeft gebracht. Hierin is een foto opgenomen van een project waarop zij – na 2018 – nog heeft gewerkt met SKF. Daarnaast verwijst Trident naar een foto in een Whatsappgroep waarin het sealmerk van SKF is rondgestuurd. De kantonrechter kan uit deze foto’s echter niet afleiden dat deze betrekking hebben op SKF. Dat Trident SKF nog steeds bedient is dan ook niet komen vast te staan. Ook ten aanzien van de overige door [verzoeker] genoemde leveranciers is niet gebleken dat Trident daarvoor nog werkzaamheden verricht.
5.7.
Dit neemt niet weg dat wel is komen vast te staan dat [bedrijf 1] haar diensten ook heeft aangeboden aan [bedrijf 2] b.v. [bedrijf 2] richt zich op het onderwater reinigen van schepen. Trident heeft onweersproken gesteld dat zij door dit bedrijf wordt ingeschakeld wanneer [bedrijf 2] bij het uitvoeren van haar werkzaamheden onderhouds- of reparatiewerk aantreft.
5.8.
Met betrekking tot het contact tussen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] verwijst [verzoeker] naar een schriftelijke verklaring van [naam 1] . [naam 1] schrijft hierin dat hij alleen een ‘hull cleaning’ heeft willen weggeven aan [bedrijf 2] . Hierna volgde een gesprek en zijn er prijsopgaves gedeeld voor eventuele toekomstige aanvragen. [bedrijf 1] zou weer contact opnemen met [bedrijf 2] om kennis te maken en de werkwijze te bespreken zodra haar polijstvergunning in orde was. [bedrijf 1] heeft geen werkzaamheden verricht voor [bedrijf 2] en van een samenwerking is geen sprake. [verzoeker] heeft verder ter zitting aangevoerd dat de aangeboden ‘cleaning’ geen werkzaamheden betreffen die Trident verricht.
5.9.
Uit de verklaring van [naam 1] volgt dat het uiteindelijke doel was om met [bedrijf 1] polijstwerkzaamheden te gaan verrichten en in dit kader ook een samenwerking aan te gaan met [bedrijf 2] . Vast is komen te staan dat Trident deze werkzaamheden ook verricht voor [bedrijf 2] . Dit volgt uit een factuur van 17 juni 2023 met betrekking tot ‘propeller polishing’. Uit de daarbij behorende werkbon volgt dat de werkzaamheden op die dag nota bene zijn verricht door [verzoeker] . Of [bedrijf 1] de aangeboden diensten daadwerkelijk heeft verricht, doet voor de beoordeling van de vraag of er sprake is van een dringende reden niet ter zake. Van belang is dat [bedrijf 1] – en daarmee dus [verzoeker] – tot doel had om een samenwerking met [bedrijf 2] aan te gaan en in dat kader aan Trident concurrerende werkzaamheden te gaan verrichten.
5.10.
Uit het voorgaande volgt dat [bedrijf 1] zich dus niet enkel richtte op klanten die Trident niet (meer) kon bedienen. [bedrijf 1] heeft ten minste één klant/opdrachtgever van Trident benaderd om haar diensten aan te bieden. [verzoeker] heeft betoogd dat het bij de oprichting van [bedrijf 1] zijn doel was samen te werken met Trident en om elkaar te versterken maar dit volgt niet uit de handelwijze van [verzoeker] . Indien [verzoeker] daadwerkelijk een samenwerking met Trident voor ogen heeft gehad, had het voor de hand gelegen dat eerst het vervolggesprek tussen [verzoeker] en [naam 2] zou zijn afgewacht voordat er contact werd gelegd met [bedrijf 2] . In plaats daarvan heeft het contact plaatsgevonden zonder medeweten van Trident.
5.11.
[verzoeker] heeft ter zitting ook erkend dat er foto’s op de website van [bedrijf 1] hebben gestaan van projecten van Trident. Hoewel dit foto’s waren van zijn eigen werkzaamheden bij Trident en hij de foto’s ook zelf heeft gemaakt, was het volgens [verzoeker] nog niet de bedoeling dat de website op 31 augustus 2023 al online stond. Hij had de inhoud daarvan eerst met [naam 2] willen doornemen. Deze bedoeling neemt echter niet weg dat de website wel online stond en dat deze ook door anderen is bezocht. [naam 2] is hier immers op geattendeerd door een relatie van Trident. Door foto’s op de website te zetten van projecten van Trident, heeft [verzoeker] de indruk gewekt dat deze projecten zijn uitgevoerd door [bedrijf 1] . Met deze foto’s heeft hij zijn werkzaamheden bij Trident dus ten voordele van zijn eigen onderneming gebruikt. Dat de foto’s inmiddels van de website zijn verwijderd, maakt het voorgaande niet anders.
5.12.
Al met al komt de kantonrechter tot het oordeel dat [verzoeker] heimelijk heeft geopereerd door gedurende zijn dienstverband bij Trident – zonder medeweten van Trident – een eigen onderneming op te richten waarmee hij aan Trident concurrerende activiteiten aanbiedt. Daarbij heeft hij gebruik gemaakt van fotomateriaal van projecten die door Trident zijn uitgevoerd en hij heeft (ten minste een) klant(en) van Trident benaderd. Deze omstandigheden brengen met zich dat [verzoeker] het vertrouwen van Trident onwaardig is geworden zodat van Trident niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Er is dan ook sprake van een dringende reden die het gegeven ontslag op staande voet rechtvaardigt. De overige omstandigheden die aan het ontslag op staande voet ten grondslag zijn gelegd behoeven daarom geen bespreking meer.
het ontslag is onverwijld gegeven
5.13.
De kantonrechter is verder van oordeel dat het ontslag ook onverwijld is gegeven. In het voorgaande is overwogen dat Trident niet al op 14 juli 2023 op de hoogte was van de oprichting van [bedrijf 1] . Trident is er pas kort voor het gesprek op 31 augustus 2023 achter gekomen dat [verzoeker] een eigen onderneming had opgericht in de zeevaartbranche. Ook is haar toen pas gebleken dat er foto’s van haar projecten op de website van [bedrijf 1] stonden. Trident heeft vervolgens voortvarend onderzoek verricht en zij is daarna ook voldoende voortvarend overgegaan tot het ontslag op staande voet.
het ontslag is rechtsgeldig
5.14.
De conclusie is dat het ontslag op staande voet terecht is gegeven. Dat de gevolgen van het ontslag ingrijpend zijn voor [verzoeker] , zoals hij heeft betoogd, legt gelet op de aard en de ernst van de dringende reden onvoldoende gewicht in de schaal om tot een andere conclusie te komen.
5.15.
Omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven zullen de verzoeken van [verzoeker] tot toekenning van de vergoeding wegens onregelmatige opzegging, de billijke vergoeding en de transitievergoeding worden afgewezen. Ook de verzochte verklaring voor recht kan niet worden toegewezen.
5.16.
Ten aanzien van de transitievergoeding overweegt de kantonrechter hierover het volgende. Hoewel een dringende reden niet zonder meer samenvalt met ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, leveren de feiten en omstandigheden die de dringende reden vormen in dit geval ook een dergelijke ernstige verwijtbaarheid op. Het kan [verzoeker] in ernstige mate worden verweten dat hij gedurende een aanzienlijke periode tijdens zijn dienstverband bezig is geweest met het oprichten van een eigen aan Trident concurrerende onderneming zonder hierover openheid van zaken te geven. [verzoeker] heeft nog aangevoerd dat Trident hierdoor niet of nauwelijks is benadeeld maar dat doet – wat hier verder ook van zij – niet af aan het heimelijke karakter van het handelen van [verzoeker] .
gefixeerde schadevergoeding
5.17.
Trident verzoekt om toekenning van de gefixeerde schadevergoeding als bedoeld in artikel 7:677 lid 3 BW. Op grond van artikel 7:677 lid 2 BW is de partij die door opzet of schuld aan de wederpartij een dringende reden heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen, aan de wederpartij een vergoeding verschuldigd, indien de wederpartij van die bevoegdheid gebruik heeft gemaakt. Het ligt hierbij op de weg van de werkgever om te stellen en te onderbouwen dat sprake is van opzet of schuld aan de zijde van de werknemer. Dit heeft Trident echter niet gedaan. Het verzoek zal daarom worden afgewezen.
schadevergoeding omdat [verzoeker] zich niet als goed werknemer heeft gedragen
5.18.
Trident verzoekt daarnaast om voor recht te verklaren dat [verzoeker] aansprakelijk is voor de schade die Trident heeft geleden en nog zal lijden doordat [verzoeker] een wanprestatie heeft gepleegd dan wel onrechtmatig heeft gehandeld. Zij legt hieraan ten grondslag dat [verzoeker] zich niet als goed werknemer heeft gedragen. Hoewel dit niet is opgenomen in het verzoek, blijkt uit de tekst van het verzoekschrift dat Trident voor de vaststelling van de schade een verwijzing naar de schadestaatprocedure wenst.
5.19.
Ook dit verzoek van Trident kan niet worden toegewezen. Trident heeft niet onderbouwd op grond waarvan de schending van voornoemde zorgvuldigheidsnorm door [verzoeker] een wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad oplevert. Voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure dient Trident bovendien aannemelijk te maken dat zij schade heeft geleden. Ook dit heeft zij niet gedaan.
onkostenvergoeding
5.20.
[verzoeker] heeft verzocht om uitbetaling van € 2.000,- aan onkosten. Deze kosten heeft hij gemaakt op een zakelijke reis voor Trident naar Los Angeles. [verzoeker] heeft deze onkosten ingediend bij Trident, maar heeft de vergoeding van deze onkosten niet ontvangen.
5.21.
Trident erkent dat [verzoeker] op zijn zakelijke reizen onkosten zelf heeft betaald en dat deze vervolgens door Trident dienen te worden vergoed. Trident heeft een overzicht in het geding gebracht waaruit volgt dat [verzoeker] in de periode van 28 juni 2023 tot en met 31 augustus 2023 in totaal € 27.047,77 aan onkosten heeft betaald. Volgens Trident heeft zij in totaal al € 27.000,00 aan voorschotten ten behoeve van onkosten betaald. Na verrekening met de door [verzoeker] betaalde kosten, resteert er dus nog een aan [verzoeker] te betalen bedrag van € 47,77. Ten aanzien van dit bedrag beroept Trident zich op verrekening. Trident heeft in haar ontslagbrief kenbaar gemaakt dat zij al hetgeen [verzoeker] nog te vorderen heeft, zal verrekenen met de door [verzoeker] verschuldigde gefixeerde schadevergoeding.
5.22.
Uit de betaalbewijzen die [verzoeker] ter onderbouwing van zijn vordering heeft overgelegd volgt dat hij de onkosten heeft gemaakt in de periode van 24 tot en met 28 augustus 2023. Dit is derhalve kort voor het ontslag op staande voet. Uit het overzicht van Trident volgt dat Trident deze kosten heeft verrekend met een ‘algemeen voorschot verleend aan [functie]’ dat zou zijn betaald in 2015. Een precieze datum van betaling ontbreekt. De kantonrechter acht het onwaarschijnlijk dat een voorschot dat al in 2015 zou zijn betaald, niet eerder is verrekend met door [verzoeker] gemaakte onkosten. Uit het overzicht volgt immers dat [verzoeker] vaker onkosten declareerde en dat dit ook om aanzienlijke bedragen ging. Het komt de kantonrechter dan ook voor dat deze kosten thans alleen zijn opgevoerd om te voorkomen dat Trident de onkosten die [verzoeker] tijdens zijn laatste reis heeft gemaakt nog zou moeten vergoeden. Dit verrekeningsverweer slaagt daarom niet. Trident dient de onkosten aan [verzoeker] te vergoeden. In het voorgaande is al overwogen dat [verzoeker] geen gefixeerde schadevergoeding aan Trident hoeft te betalen zodat ook het verweer om de onkosten daarmee te mogen verrekenen faalt. Het verzoek van [verzoeker] tot betaling van een bedrag van € 2.000,00 aan onkosten zal dan ook worden toegewezen.
het tegenverzoek in de zaak 23-45
5.23.
Uit het tegenverzoek van Trident volgt dat zij de vorderingen van [verzoeker] wenst te verrekenen met de gefixeerde schadevergoeding en andere vorderingen die zij op [verzoeker] stelt te hebben. Trident noemt in dit kader betaalde voorschotten, het negatieve vakantiedagensaldo en de betaalde opleidingskosten, keuringen en certificaten. Nu een onderbouwing van deze gestelde vorderingen ontbreekt, kan het bestaan van deze vorderingen niet worden vastgesteld. De verzochte verklaring voor recht zal daarom worden afgewezen.
proceskosten
in de zaak 23-45
5.24.
[verzoeker] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Trident worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.188,00
in het tegenverzoek
5.25.
De proceskosten komen voor rekening van Trident als de in het ongelijk gestelde partij. De proceskosten van [verzoeker] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
51,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
594,00
in de zaak 23-46
5.26.
Trident is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verzoeker] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
- nakosten
102,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.188,00

6.beslissing

De kantonrechter
in de zaak 23-45
6.1.
veroordeelt Trident tot betaling van de door [verzoeker] gemaakte onkosten van € 2.000,00 ten behoeve van een zakelijke reis naar Los Angeles,
6.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 1.188,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.4.
wijst het meer of anders verzochte af,
het tegenverzoek:
6.5.
wijst het verzoek af,
6.6.
veroordeelt Trident in de proceskosten van € 594,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Trident niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
6.7.
verklaart deze beschikking wat betreft de veroordeling onder 6.6 uitvoerbaar bij voorraad.
in de zaak 23-46
6.8.
wijst het verzoek af,
6.9.
veroordeelt Trident in de proceskosten van € 1.188,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Trident niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
6.10.
verklaart deze beschikking wat betreft de veroordeling onder 6.9 uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. Kool en in het openbaar uitgesproken op 29 februari 2024.