Uitspraak
1.De procedure
2.De feiten
De redenen die aan dit ontslag op staande voet ten grondslag liggen zijn met u op donderdag 31 augustus 2023 (tussen u en de directeur van cliënte, de heer [naam 2] (en gisteren, 4 september 2023 (in bijzijn van de heer [naam 3] (Senior Business Controller) en de heer [naam 1] ) besproken.
3.Het verzoek
4.Het verweer (en het tegenverzoek)
5.De beoordeling
Beginnen met de binnenvaart [verzoeker] ?”. Hierop heeft [verzoeker] als volgt gereageerd: “
Zal alles eens duidelijk op een rijtje zetten wat het plan is, dan hebben we het er morgen wel over. Zal ik [naam 1] ook vragen of hij er ff bij komt zitten??”. Hierop heeft [naam 2] geantwoord: “
Ja, spreek je morgen. Ben benieuwd want ik ben even niet mee. [naam 1] lijkt me nu nog niet nodig.Uit dit contact leidt de kantonrechter af dat [naam 2] kennelijk op de hoogte was van de betrokkenheid van [naam 1] . Indien de betrokkenheid van [naam 1] pas voor het eerst ter sprake zou zijn gekomen in het gesprek op 31 augustus 2023, zou het immers meer voor de hand hebben gelegen dat [naam 2] zich zou afvragen waarom [verzoeker] [naam 1] voor het gesprek zou willen uitnodigen. Dat de oprichting van een onderneming door [verzoeker] en [naam 1] al eerder ter sprake is geweest, is dus wel voldoende aannemelijk maar uit de Whatsappcorrespondentie kan ook worden afgeleid dat [naam 2] ervan uitging dat [verzoeker] (en [naam 1] ) zich wilden gaan richten op de binnenvaart. Uit de reactie van [verzoeker] blijkt vervolgens niet dat hij dit een onlogische vraag vond. [verzoeker] heeft ter zitting ook erkend dat hij tijdens het gesprek op 14 juli 2023 in ieder geval niet de naam van de onderneming heeft genoemd terwijl deze al sinds februari 2023 was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Dat [verzoeker] al op 14 juli 2023 volledige openheid van zaken heeft gegeven, is dan ook niet aannemelijk geworden.