ECLI:NL:RBZWB:2024:1495

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
02/019060-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring dealen in cocaïne en heroïne, in bezit hebben van cocaïne, heroïne, hasjiesj en hennep en eenvoudig witwassen

Op 8 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere druggerelateerde misdrijven. De verdachte, geboren in 2000, werd aangeklaagd voor het medeplegen van de handel in cocaïne en heroïne, het opzettelijk aanwezig hebben van aanzienlijke hoeveelheden cocaïne, heroïne, hasjiesj en hennep, en eenvoudig witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 23 februari 2024, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank oordeelde dat de tenlastelegging geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten, gebaseerd op de bewijsmiddelen in het dossier. De verdachte werd op 18 januari 2023 aangehouden, waarbij aanzienlijke hoeveelheden drugs en contant geld werden aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich gedurende enkele maanden had beziggehouden met de handel in verdovende middelen en dat het aangetroffen geld vermoedelijk afkomstig was uit deze criminele activiteiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder geldbedragen en telefoons, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/019060-23
vonnis van de meervoudige kamer van 8 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. S.J. Römer, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 februari 2024, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Peters en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan:
1) medeplegen van handel in cocaïne en heroïne in de periode van 14 november 2022 tot en met 18 januari 2023;
2) medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren dan wel opzettelijk aanwezig hebben van 13,2 gram cocaïne, 6 gram heroïne, 963,3 gram cocaïne en 161,3 gram heroïne op 18 januari 2023;
3) medeplegen van het verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren dan wel opzettelijk aanwezig hebben van 239,7 gram hasjiesj en 90,4 gram hennep op 18 januari 2023;
4) medeplegen van witwassen op 18 januari 2023.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan alle aan hem ten laste gelegde feiten en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier. Ten aanzien van feit 1 is sprake van handel in cocaïne en heroïne en ten aanzien van feiten 2 en 3 van opzettelijk aanwezig hebben van de genoemde hoeveelheden cocaïne, heroïne, hasjiesj en hennep. Ten aanzien van alle feiten is sprake van medeplegen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat ten aanzien van feit 1, gelet op de verklaring van verdachte, tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het vervoeren en aanwezig hebben van cocaïne en heroïne. Voor het overige, en ook voor medeplegen, moet vrijspraak volgen.
Ten aanzien van feiten 2 en 3 kan een bewezenverklaring volgen voor het aanwezig hebben van de genoemde hoeveelheden cocaïne, heroïne, hasjiesj en hennep. Voor het overige, en ook voor medeplegen, moet vrijspraak volgen.
Ten aanzien van feit 4 moet vrijspraak volgen. Er is sprake van een witwasvermoeden, maar verdachte heeft een voldoende concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Het ligt dan op de weg van het openbaar ministerie om op basis van feiten aan te tonen dat het geld uit misdrijf afkomstig is. Er heeft te weinig onderzoek plaatsgevonden door het openbaar ministerie.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van handel in cocaïne en heroïne in de periode van 14 november 2022 tot en met 18 januari 2023. Verdachte is aangehouden met twee telefoons, waarop gesprekken en notities zijn aangetroffen die zagen op de handel in verdovende middelen. De door verdachte daarover ter zitting afgelegde verklaring dat hij de telefoons toevallig op dat moment voor iemand anders bewaarde, acht de rechtbank niet geloofwaardig aangezien er tevens berichten zijn aangetroffen die vlak voor de aanhouding van verdachte waren verzonden. De verklaring van verdachte dat hij alleen ‘stash’ vervoerde voor dealers voor wie hij werkte en zelf niet handelde in verdovende middelen, acht de rechtbank evenmin geloofwaardig, gelet op de verklaringen van meerdere afnemers die verdachte aanwijzen als hun vaste dealer.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan handel in cocaïne en heroïne, zoals ten laste is gelegd onder feit 1.
De rechtbank acht tevens wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van medeplegen. Zij zoekt daarbij aansluiting bij de verklaring van verdachte, die ter zitting verklaarde dat hij is gaan werken voor dealers. Hieruit blijkt dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband en verdachte heeft daar met zijn handelen een substantiële bijdrage aan geleverd. Ook blijkt uit de verklaring van diverse afnemers dat niet alleen verdachte, dealend onder de naam ‘ [naam] ’, maar ook een ander die dezelfde naam gebruikte, voor drugs kon worden benaderd en dat zij samenwerkten, waarbij verdachte door één van de gebruikers werd aangemerkt als loopjongen voor de andere [naam] .
Feiten 2 en 3
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het opzettelijk aanwezig hebben van de in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden cocaïne, heroïne, hasjiesj en hennep. Verdachte heeft ook bekend deze verdovende middelen aanwezig te hebben gehad.
De rechtbank acht tevens ten aanzien van deze feiten wettig en overtuigend bewezen dat sprake is geweest van medeplegen, gelet op de verklaring van verdachte, die ter zitting verklaarde dat hij is gaan werken voor dealers en stash voor hen bewaarde. Hieruit blijkt dat sprake is geweest van een samenwerkingsverband en verdachte heeft daar met zijn handelen een substantiële bijdrage aan geleverd.
Feit 4
Juridisch kader
Ter beoordeling staat of het in de tenlastelegging opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ bewezen kan worden op grond van vast te stellen feiten en omstandigheden waardoor het niet anders kan zijn dan dat het in beslag genomen geldbedrag van
€ 10.208,90 uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank doorloopt bij de toets of sprake is van witwassen de volgende stappen. Als er op basis van de feiten en omstandigheden sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft. Deze verklaring moet concreet, in enige mate verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk zijn. Zodra de verklaring van verdachte voldoende tegenwicht biedt, is het aan het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de door verdachte gestelde alternatieve herkomst van de goederen. Uit de resultaten van dat onderzoek zal moeten blijken of met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de voorwerpen waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst hebben en dat een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring overblijft.
Dit toetsingskader is ook van belang in de gevallen waarin de rechter aan de omstandigheden waaronder een voorwerp wordt aangetroffen, het vermoeden ontleent dat dit onmiddellijk afkomstig is uit enig eigen misdrijf (eenvoudig witwassen).
Vermoeden van witwassen
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 18 januari 2023 werd verdachte aangehouden voor verdenking van overtreding van de Opiumwet. Zijn auto werd doorzocht. Hierin werd in het middenconsole een bedrag van
€ 119,85 aangetroffen en in een tasje een bedrag van € 446,30. Ook de woning waarin verdachte verbleef, werd doorzocht. In de slaapkamer waar verdachte gebruik van maakte werden op verschillende plaatsen en in verschillende coupures geldbedragen aangetroffen van in totaal € 8.950,-. Verdachte heeft verklaard dat dit geld van hem is. Het geldbedrag van € 446,30 betrof opbrengsten van de handel in verdovende middelen ten behoeve van de dealers.
Verder werd in de woning in een andere slaapkamer dan waar verdachte sliep een geldbedrag van € 80,- aangetroffen, waarvan verdachte heeft verklaard niet te weten van wie dat is. In de keuken werd een vaas met muntgeld met daarin in totaal € 612,75 aangetroffen, waarvan verdachte heeft verklaard dat dit van de eigenaar van de woning was. Van deze laatste twee geldbedragen staat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast dat deze aan verdachte toebehoren. Daarom zullen deze in het hiernavolgende niet worden meegenomen.
De rechtbank heeft onder feit 1 bewezen verklaard dat verdachte zich gedurende enkele maanden bezig heeft gehouden met de handel in cocaïne en heroïne. Uit onderzoek naar de bankrekening van verdachte bleek er sprake te zijn van beperkte inkomsten en weinig uitgaven aan kosten voor levensonderhoud.
Deze feiten en omstandigheden, in onderling verband en samenhang beschouwd, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank zonder meer het vermoeden dat het aangetroffen geld van enig misdrijf afkomstig is; kennelijk voorzag verdachte in zijn levensonderhoud met de opbrengsten uit de drugshandel.
Verklaring van verdachte
Aangezien sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van verdachte een verklaring worden verlangd die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is.
De verklaring van verdachte komt er in de kern op neer dat hij eind 2022 zijn auto heeft verkocht voor € 12.000,- contant. De aangetroffen geldbedragen zijn hieruit afkomstig.
De rechtbank stelt vast dat verdachte, nadat de auto volgens hem verkocht zou zijn, wel nog steeds als feitelijk gebruiker van de auto optrad. Ook op het moment van zijn aanhouding reed hij in de auto. Het dossier bevat verder geen koopovereenkomst, waaruit blijkt dat de auto zou zijn verkocht. Slechts de tenaamstelling bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer is gewijzigd.
De rechtbank neemt voorts de wijze van aantreffen van het geld in aanmerking, namelijk verschillende coupures op verschillende plekken, waaronder ook gewikkeld in een broek. Dit past naar het oordeel van de rechtbank in het beeld dat verdachte in de periode voorafgaand aan het aantreffen van het geldbedrag heeft gedeald in verdovende middelen (zie hiervoor onder feit 1) en daarmee contant geld heeft verdiend. Het gaat daarbij in de regel om (grote) aantallen transacties met bescheiden waarde waarbij in kleinere coupures wordt afgerekend. De rechtbank acht het ook onwaarschijnlijk dat de auto met dergelijke coupures zou zijn betaald.
De verklaring van verdachte dat de aangetroffen geldbedragen afkomstig zijn van de verkoop van de auto, is naar het oordeel van de rechtbank, gelet op het voorgaande, in samenhang bezien, een op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring, die het vermoeden van witwassen niet opzij zet.
Op grond van het vorenstaande kan het niet anders zijn dan dat het geld uit enig (eigen) misdrijf afkomstig is en dat verdachte hiervan op de hoogte was.
De rechtbank acht het onder feit 4 ten laste gelegde eenvoudig witwassen van een geldbedrag van in totaal € 9.516,15 wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte vrijspreken waar het de geldbedragen van € 80,- en € 612,75 betreft.
Ook komt de rechtbank tot vrijspraak van het ten laste gelegde medeplegen, nu naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende vast is komen te staan dat met betrekking tot het voorhanden hebben van de geldbedragen een nauwe en bewuste samenwerking heeft bestaan met een of meer anderen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in de periode van 14 november 2022 tot en met 18 januari 2023 te Waterlandkerkje, gemeente Sluis en Hengstdijk, gemeente Hulst en te Clinge, gemeente Hulst en te Terneuzen, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde cocaïne en heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
2.
op 18 januari 2023 te Axel, gemeente Terneuzen en te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 13,2 gram cocaïne en
- 6 gram heroïne en
- 963,3 gram cocaïne en
- 161,3 gram heroïne,
zijnde cocaïne en heroïne, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1;
3
op 18 januari 2023 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een
of meer ander(en), opzettelijk aanwezig heeft gehad;
- 239,7 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd en
- 90,4 gram hennep,
zijnde hasjiesj en hennep, (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
4.
op 18 januari 2023 te Sas van Gent, gemeente Terneuzen en te Axel, gemeente Terneuzen, van voorwerpen, te weten geldbedragen van in totaal € 9.516,15 heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat die geldbedragen afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast kan een voorwaardelijk deel worden opgelegd. Het gaat nu goed met verdachte. Hem terug naar de gevangenis sturen kan er voor zorgen dat alle vooruitgang teniet wordt gedaan.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende ruim twee maanden schuldig gemaakt aan handel in cocaïne en heroïne. Ook heeft hij grote hoeveelheden cocaïne, heroïne, hasjiesj en hennep in bezit gehad. Door zijn handelen is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die door de handel in en het gebruik van verdovende middelen worden veroorzaakt. Cocaïne en heroïne zijn voor de gezondheid van de gebruikers daarvan zeer schadelijke stoffen, nu deze middelen sterk verslavend werken en kunnen zorgen voor ernstige lichamelijke en psychische klachten. Bovendien gaat de handel in harddrugs vaak gepaard met verschillende vormen van ernstige criminaliteit en steeds grover geweld waardoor de samenleving schade wordt berokkend. Deze nadelige effecten zijn ook de reden dat op het dealen van harddrugs forse straffen zijn gesteld. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zich al die tijd niets heeft aangetrokken van de gevolgen van zijn handelen en alleen oog heeft gehad voor financieel gewin. Daarbij weegt de rechtbank strafverzwarend mee dat de feiten in vereniging zijn gepleegd.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan eenvoudig witwassen. Ook dit rekent de rechtbank verdachte aan. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat het witwassen er uitsluitend in heeft bestaan dat verdachte eigen opbrengsten uit de handel in verdovende middelen onder zich had.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van verdachte van 9 januari 2024. Hieruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld, onder andere voor het dealen in drugs. Dit weegt de rechtbank strafverzwarend mee.
Daarnaast slaat de rechtbank acht op het reclasseringsrapport van 6 februari 2024 dat over verdachte is opgemaakt. Hieruit komt naar voren dat het middelengebruik, het sociale netwerk evenals de houding van verdachte een rol speelden in het delictgedrag. De indruk bestaat dat verdachte veel criminele sociale contacten had in aanloop tot onderhavige delicten. De eerste meldingen van vermoedelijke betrokkenheid bij drugshandel zijn van vijf jaar geleden. Verdachte geeft hier weinig openheid van zaken over. Verdachte is in 2019 begonnen met het gebruiken van middelen. Mogelijk heeft hij negatieve sociale contacten opgedaan in de wijk waar hij vandaan komt. Op het psychisch functioneren van verdachte is nauwelijks zicht gekregen. De zeer teruggetrokken en wantrouwende houding van
verdachte roepen vragen op over zijn psychisch functioneren. Mogelijk beschikt hij over onvoldoende vaardigheden en houdt dit verband met zijn delictgedrag. Tijdens zijn schorsing van de voorlopige hechtenis heeft verdachte werk gevonden en dit doet hij nu al een aantal maanden. Daarnaast heeft hij een partnerrelatie. Zijn focus ligt met name op werk en zijn vriendin en hij geeft aan niet bezig te zijn met andere zaken. Ook geeft hij aan sinds zijn schorsing geen middelen meer te hebben gebruikt. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld.
Geadviseerd wordt aan verdachte een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. Interventies of toezicht worden niet nodig geacht. Verdachte heeft zijn praktische zaken op orde en maakt zelf weloverwogen keuzes.
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en hetgeen over verdachte uit het reclasseringsrapport en ter zitting is gebleken, er geen ruimte is voor een lichtere of andere sanctie dan een gevangenisstraf van een langere duur dan het voorarrest. Bij de bepaling van de duur van die straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de oriëntatiepunten van het LOVS voor dergelijke feiten. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden passend en geboden. Zij ziet aanleiding om een deel daarvan, namelijk 6 maanden, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van 2 jaar. Het voorwaardelijk deel moet verdachte ervan weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan de handel in verdovende middelen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (verdovende middelen) zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de feiten 2 en 3 zijn begaan met betrekking tot deze voorwerpen.
Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (geldbedragen) aan de rechthebbende.
7.3
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen (geldbedragen, telefoons en auto) zijn vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de bewezen verklaarde feiten zijn begaan met betrekking tot of met behulp van deze voorwerpen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 57 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 3, 10, 11 en 13a van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 3:medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 4:eenvoudig witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden, waarvan 6 (zes) maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
16) 0,9 GR Heroïne (Omschrijving: G2526689, Bruin);
17) 2 GR Cocaïne (Omschrijving: G2526698, Wit);
18) 4,9 GR Cocaïne (Omschrijving: G2528165 monster uit 2526699, Wit);
19) 1 GR Cocaïne (Omschrijving: G2526699 totaal 5,9 gr - 4,9 gr monster, Wit);
20) 4,3 GR Cocaïne (Omschrijving: G2528169 monster uit 2526702, Wit);
21) 1 GR Cocaïne (Omschrijving: G2526702 totaal 5,3 gr - 4,3 gr monster, Wit);
22) 3 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549176, totaal 3 gram verpakt in 15 gripzakjes, spooridentificatienr.: AAOX3389NL);
23) 5 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549185, spooridentificatienr.: AAOX3390NL, Wit);
24) 3,8 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549186, spooridentificatienr.: AAOX3391NL, Wit);
25) 1,4 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549183, totaal 1,4 gram verpakt in 4 ponypacks, spooridentificatienr.: AAOX3392NL, Wit);
26) 413 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549272);
27) 1 STK Zak (Omschrijving: G2549274, zak plastic verpakking van partij coke 418 gram);
28) 4,7 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549281, totaal 4,7 gram netto verpakt in 13 mini gripzakjes, spooridentificatienr.: AAOX3340NL, Wit);
29) ,3 GR Heroïne (Omschrijving: G2549284, totaal 5,2 gram. (monster 4,9 gram onderzoek). Totaal verpakt in 16 mini gripzakjes, Bruin);
30) 51,5 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549277, totaal 56,5 gram netto (monster 5,0 gram onderzoek));
31) 70,3 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549282, totaal 75,3 gram (monster 5,0 gram));
32) 94,8 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549288, totaal 99,8 gram (monster 5,0 gram onderzoek). Verpakt in 1 grote zak met 345 kleine zakjes.);
33) 3,5 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549287, totaal 8,5 gram (monster 5,0 gram onderzoek). Totaal verpakt in 1 grote gripzak.);
34) 120,3 GR Cocaïne (Omschrijving: G2549294, totaal 125,3 gram (monster 5,0 gram onderzoek). Verpakt in 1 plastic tas met daarin 435 kleine zakjes., Wit);
9) 1,5 GR Heroïne (Omschrijving: G2549184 (verpakt in 10 gripzakjes) (totaal 6,0 g monster t.b.v. NFI 4.5 gram), bruin);
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
5) 80 EUR IBN 18-01-2023 (Omschrijving: G2549242);
6) 612,75 EUR IBN 18-01-2023 (Omschrijving: G2549232);
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
1) 635 EUR IBN 18-01-2023 (Omschrijving: G2549227);
2) 15 EUR IBN 18-01-2023 (Omschrijving: G2549224);
3) 5300 EUR IBN 18-01-2023 (Omschrijving: G2549222);
4) 3000 EUR IBN 18-01-2023 (Omschrijving: G2549234);
7) 446,3 EUR IBN 18-01-2023 (Omschrijving: G2549221);
8) 119,85 EUR IBN 18-01-2023;
10) 1 STK GSM (Omschrijving: G2549212 (Telefoon zat in tasje van verdachte), Zwart, merk: Samsung);
11) 1 STK GSM (Omschrijving: G2549215, Zwart, merk: Blackberry);
14) 1 STK Personenauto [kenteken] (Omschrijving: G2487493, Grijs, merk: Mercedes-Benz, [chassisnummer] , bouwjaar 2014);
15) 90,22 EUR IBN 18-01-2023 (Omschrijving: G2551149 (100 dollar biljet, tegenwaarde 90,22 euro));
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. M.A.H. Kempen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.E.A.M. van der Ven - van de Riet, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 8 maart 2024.
Mr. Kempen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.