Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 maart 2024 in de zaken tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
de Staat (Minister van Justitie en Veiligheid).
Inleiding
Feiten
Beoordeling door de rechtbank
- dat als uitgangspunt is genomen de Taxatiewijzer Sport;
- dat voor de restwaardes de bandbreedte van de Taxatiewijzer is gehanteerd;
- dat geen correctie functionele veroudering is toegepast;
- dat geen levensduurverlenging is toegepast;
- dat voor de grondwaarde van een vaste prijs per vierkante meter is uitgegaan.
- dat als uitgangspunt is genomen de Taxatiewijzer Sport;
- dat voor de restwaardes de bandbreedte van de Taxatiewijzer is gehanteerd;
- dat ter validatie van de Taxatiewijzer een drietal verkooptransacties van crematoria is onderzocht;
- dat een correctie functionele veroudering is toegepast van 5% voor belemmering in het gebruik;
- dat een correctie excessieve gebruikskosten van 5% is toegepast;
- dat geen levensduurverlenging is toegepast;
- dat voor de grondwaarde van een vaste prijs per vierkante meter is uitgegaan.
- De bruto vervangingswaarde;
- De levensduur (en de niet-verlenging daarvan);
- Functionele veroudering;
- Grondwaardes.
Schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de regels omtrent het clubhuis betreft, met uitzondering van de beslissing omtrent de kostenvergoeding;
- bekrachtigt de in bezwaar uitgesproken kostenvergoeding;
- vermindert de vastgestelde waarde van het clubhuis tot € 295.000 en vermindert de aanslag ‘onroerendezaakbelasting gebruiker’ dienovereenkomstig;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 12,50;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 37,50;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 875 aan proceskosten aan belanghebbende;
- bepaalt dat de heffingsambtenaar € 365 aan griffierecht aan belanghebbende moet vergoeden.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar voor zover het de regels omtrent het tenniscomplex betreft;
- vermindert de vastgestelde waarde van het tenniscomplex tot € 125.000 en vermindert de aanslagen ‘onroerendezaakbelasting eigenaar’ en ‘onroerendezaakbelasting gebruiker’ dienovereenkomstig;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 12,50;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 37,50;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot betaling van € 1.121,84 aan proceskosten aan belanghebbende.