ECLI:NL:RBZWB:2024:1471

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 24_1629 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op het verzoek om een voorlopige voorziening van de verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat de verzoeker niet heeft voldaan aan de verplichting tot betaling van griffierecht. Dit griffierecht moest uiterlijk binnen twee weken na de aanmaning van 15 februari 2024 worden betaald. De voorzieningenrechter heeft in zijn uitspraak artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingeroepen, dat het mogelijk maakt om zonder zitting uitspraak te doen in dergelijke gevallen.

De verzoeker is in de aanmaning gewezen op de gevolgen van het niet tijdig betalen van het griffierecht, waaronder de mogelijkheid dat het verzoek niet-ontvankelijk verklaard zou worden. Aangezien het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen, heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het verzoek niet-ontvankelijk is. De uitspraak is gedaan op 6 maart 2024 en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

De voorzieningenrechter, mr. V.M. Schotanus, heeft in aanwezigheid van griffier mr. A.J.M. van Hees deze beslissing genomen. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/1629 WW

uitspraak van de voorzieningenrechter van 6 maart 2024 in de zaak tussen

[naam verzoeker], uit [woonplaats verzoeker], verzoeker

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de afwijzing van zijn aanvraag.
2. Omdat het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is doet de voorzieningenrechter uitspraak zonder zitting. Artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De voorzieningenrechter legt hierna uit waarom het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk is.
3. In de Awb is de verplichting opgenomen tot betaling van griffierecht. Dit vloeit voort uit artikel 8:82 van de Awb, in samenhang met artikel 8:41 van de Awb.
4. Verzoeker is bij aangetekende brief van 15 februari 2024 gewezen op de verplichting tot het betalen van griffierecht. Aan verzoeker is meegedeeld dat het griffierecht uiterlijk binnen twee weken moet worden betaald. Verzoeker is er in deze brief tevens op gewezen dat bij niet tijdige betaling het verzoek niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
5. De voorzieningenrechter constateert dat het griffierecht niet binnen de gestelde termijn is ontvangen. Het verzoek is dan ook kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De voorzieningenrechter verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 6 maart 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.