ECLI:NL:RBZWB:2024:1466

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
02/060217-22, 02/000980-22, 02/052877-22, 02/046947-22, 02/186187-20 (tul), 02/045813-20 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting van de ISD-maatregel en afwijzing van het verzoek tot beëindiging

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1959 en momenteel gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel afgewezen. De ISD-maatregel, die op 25 september 2022 is ingegaan, is de vijfde maatregel voor de veroordeelde en heeft als doel de bescherming van de maatschappij. Tijdens de zitting op 21 februari 2024 is de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde onvoldoende meewerkt aan de gestelde doelen en niet in gesprek wil met zijn casemanager, wat leidt tot een gebrek aan vooruitgang in zijn re-integratieproces.

De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat de veroordeelde zelf verantwoordelijk is voor het maximaliseren van zijn kansen binnen het ISD-traject. Ondanks zijn beperkte IQ heeft hij eerder MBO-niveau 1 certificaten behaald, wat aantoont dat hij in staat is tot samenwerking wanneer er een goede klik is. De rechtbank concludeert dat er momenteel geen omstandigheden zijn die een voortijdige beëindiging van de ISD-maatregel rechtvaardigen. De beslissing van de rechtbank Noord-Holland, waar de raadsman naar verwees, is niet van toepassing op deze tussentijdse beoordeling. De rechtbank heeft daarom besloten dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is en heeft het verzoek tot beëindiging afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummers: 02/060217-22, 02/000980-22, 02/052877-22, 02/046947-22, 02/186187-20
(tul), 02/045813-20 (tul)
Beslissing tussentijdse beoordeling ISD-maatregel d.d. 6 maart 2024
Aan veroordeelde
[veroordeelde]
geboren op [geboortedag] 1959 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting (hierna: P.I.) te Vught,
is de ISD-maatregel opgelegd.

1.De stukken

Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- het vonnis van deze rechtbank d.d. 17 juni 2022 waarbij onder meer is toegewezen de vordering tot tenuitvoerlegging van de op 13 november 2020 opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar (parketnummer 02/186187-20);
- de beslissing tussentijdse beoordeling ISD-maatregel d.d. 27 juli 2023;
- het verzoek van de verdediging d.d. 27 december 2023 tot tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel;
- de tweede evaluatierapportage ISD-maatregel van de penitentiaire inrichting te Vught
d.d. 9 februari 2024, omtrent de stand van uitvoering van het plan van opvang van de veroordeelde en inhoudende het advies tot voortzetting van de ISD maatregel;
- de aanvullende stukken van de verdediging d.d. 20 februari 2024.

2.De procesgang

Tijdens het onderzoek ter zitting van de rechtbank van 21 februari 2024 is de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, gehoord. Tevens is de veroordeelde gehoord, bijgestaan door zijn raadsman mr. C.J.M. Jansen, advocaat te Tilburg. Ten slotte is de [deskundige], senior casemanager ISD, gehoord.
In het voortgangsverslag tenuitvoerlegging ISD-maatregel van de P.I. te Vught van 9 februari 2024 wordt geadviseerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. Veroordeelde werkt onvoldoende mee om de gestelde doelen te bereiken. Hij wil niet in gesprek met zijn casemanager waardoor er niet tot weinig vooruitgang wordt geboekt. Het beschermen van de maatschappij dient leidend te zijn. Veroordeelde is niet in staat om zelfstandig tot passende huisvesting te komen en staat niet ingeschreven als woningzoekende. Ook wil hij niet naar [maatschappelijke opvang]. Aanmelding bij een beschermd wonen voorziening lijkt passend, maar door het patroon van groep ontwrichtend gedrag dat veroordeelde binnen detentie laat zien, is dit onwenselijk.
De [deskundige] heeft hier ter zitting het volgende aan toegevoegd. Zij is de nieuwe casemanager. In die functie heeft zij iedere twee weken een gesprek met veroordeelde, maar een samenwerking komt niet tot stand. Het gesprek gaat vooral over de vorige casemanager en het vertrouwen ontbreekt volledig. Ook blijft er discussie bestaan over wat de gemeente Tilburg na de maatregel voor veroordeelde kan betekenen. Of de maatregel de komende maanden nog veel nut zal hebben, zal grotendeels afhangen van de motivatie van veroordeelde en zijn bereidheid om samen te werken. Hij moet met de gemeente in gesprek om de zorg voor na de ISD-maatregel te regelen. De gemeente is bereid om [maatschappelijke opvang] te overwegen als veroordeelde een tijd meewerkt. Eerder is het echter bij een beschermd wonen voorziening misgegaan en vanwege de beperkte resterende duur van de ISD-maatregel en de bestaande wachtlijsten is er geen tijd meer om veroordeelde daar aan te melden. Aanmelding bij een andere P.I. betekent niet dat een eventuele overplaatsing ook wordt geaccepteerd. De verwachting is dat veroordeelde, vanuit onvermogen en zijn beperkte IQ, het vertrouwen in een andere P.I. ook zal opzeggen.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ter zitting geconcludeerd tot voortzetting van de ISD-maatregel. Het beschermen van de maatschappij is leidend. Veroordeelde behaalt certificaten binnen de P.I. en ook de geestelijk verzorgers zijn positief. Veroordeelde stelt zich echter niet bereidwillig op en werkt onvoldoende mee om zaken geregeld te krijgen die nu en later in het vervolgtraject noodzakelijk zijn. De vraag om veroordeelde over te plaatsen naar een andere ISD-setting ligt niet voor. Als veroordeelde niet meewerkt, moet hij de ISD-maatregel uitzitten. Een beschermd wonen voorziening wordt door veroordeelde zelf onmogelijk gemaakt doordat hij binnen detentie strafbare feiten pleegt en ontwrichtend gedrag vertoont.

4.Het standpunt van de verdediging

De raadsman van veroordeelde heeft ter zitting bepleit de ISD-maatregel per direct te beëindigen. Door de rechtbank is in haar eerdere beslissing geoordeeld dat zowel veroordeelde als de P.I. een inspanningsverplichting hebben om uit de ontstane impasse te geraken. De P.I. heeft vervolgens zeer weinig gedaan. Een overplaatsing is afgewezen, mede omdat de vorige casemanager hier negatief over heeft geadviseerd. Het heeft vervolgens heel lang geduurd voordat er een nieuwe casemanager werd aangesteld. Met de geestelijk verzorger is wel een samenwerking tot stand gekomen. Wanneer veroordeelde met iemand een klik ervaart, is hij wel degelijk in staat tot samenwerking. Na beëindiging van de maatregel kan veroordeelde bij zijn dochter terecht totdat hij over een geschikte eigen woonplek beschikt. [maatschappelijke opvang] is niet geschikt voor veroordeelde, aangezien hij meer is gebaat bij een woonplek die ook begeleiding biedt, zoals RIBW of Amarant. Net als in de beslissing van de rechtbank Noord-Holland van 15 maart 2022, ECLI:NL:RBNHO: 2022:3030 draagt de onderhavige ISD-maatregel zonder plan niet bij aan een beëindiging of vermindering van het recidiverisico. De ISD-maatregel is dan ook niet langer zinvol of doelmatig. Voor overplaatsing naar een andere ISD-setting is de resterende duur van de maatregel te kort.

5.Het oordeel van de rechtbank

Vast staat dat de ISD-maatregel is ingegaan op 25 september 2022 en op 24 september 2024 zal eindigen. Ook staat vast dat dit de vijfde ISD-maatregel van veroordeelde is. Daar waar de eerdere ISD-maatregelen tot doel hadden om veroordeelde niet meer te laten recidiveren, is het doel van de huidige maatregel bescherming van de maatschappij.
De rechtbank stelt vast dat er sinds de vorige tussentijdse toetsing van de ISD-maatregel een en ander is veranderd. Het besluit tot overplaatsing naar een ander P.I. is afgewezen en er is een nieuwe casemanager aan veroordeelde toebedeeld. Uit de 2e evaluatierapportage en de toelichting ter zitting blijkt dat veroordeelde weigert om ook met deze nieuwe casemanager de samenwerking aan te gaan, waardoor er nog steeds geen concreet op de persoon van veroordeelde toegesneden aanpak in de vorm van een behandeling of programma is opgemaakt. Dat geldt ook voor het vinden van een passende woonplek voor het moment dat de ISD-maatregel afloopt. Met de gemeente is het contact nog niet goed, wat maakt dat veroordeelde de door de gemeente aangedragen woonplek, zijnde [maatschappelijke opvang], afwijst. Omdat veroordeelde binnen de P.I. crimineel gedrag vertoont en er geen gedragsverandering heeft plaatsgevonden, is de verwachting dat beëindiging van de ISD-maatregel zal leiden tot onveiligheid, overlast en verloedering van het publiek domein. Voortzetting van de ISD-maatregel wordt daarom in beginsel noodzakelijk geacht.
De rechtbank is anders dan veroordeelde van oordeel dat het ook aan hemzelf is om het meeste uit het ISD-traject te halen. Ondanks het IQ van veroordeelde is hij in staat gebleken om op MBO niveau 1 certificaten te halen. Ook zijn de geestelijk verzorgers van de P.I. positief over veroordeelde, wat laat zien dat veroordeelde – als er een klik is en hij gemotiveerd is – tot een constructieve samenwerking kan komen. De rechtbank acht het dan ook aan veroordeelde om de komende tijd het gesprek met zijn huidige casemanager en de gemeente aan te gaan, zodat wellicht toch nog een passende woonplek voor hem kan worden gevonden voor na afloop van de ISD-maatregel. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er op dit moment geen omstandigheden zijn die het voortijdig beëindigen van de ISD-maatregel rechtvaardigen.
De door de raadsman aangehaalde beslissing van de rechtbank Noord-Holland maakt dit niet anders, nu het in dat geval ging om de oplegging van de ISD-maatregel en niet om een tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel. Het verzoek van veroordeelde wordt daarom afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank beslist dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is vereist;
De rechtbank wijst af het verzoek tot beëindiging van de maatregel.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.B. Prenger, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. W.H.C. van Eck, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. D.W. Schalk en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 maart 2024.
De jongste rechter is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.