Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de voortzetting van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, geboren in 1959 en momenteel gedetineerd in de penitentiaire inrichting te Vught. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van de ISD-maatregel afgewezen. De ISD-maatregel, die op 25 september 2022 is ingegaan, is de vijfde maatregel voor de veroordeelde en heeft als doel de bescherming van de maatschappij. Tijdens de zitting op 21 februari 2024 is de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsman, mr. C.J.M. Jansen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde onvoldoende meewerkt aan de gestelde doelen en niet in gesprek wil met zijn casemanager, wat leidt tot een gebrek aan vooruitgang in zijn re-integratieproces.
De rechtbank heeft in haar oordeel benadrukt dat de veroordeelde zelf verantwoordelijk is voor het maximaliseren van zijn kansen binnen het ISD-traject. Ondanks zijn beperkte IQ heeft hij eerder MBO-niveau 1 certificaten behaald, wat aantoont dat hij in staat is tot samenwerking wanneer er een goede klik is. De rechtbank concludeert dat er momenteel geen omstandigheden zijn die een voortijdige beëindiging van de ISD-maatregel rechtvaardigen. De beslissing van de rechtbank Noord-Holland, waar de raadsman naar verwees, is niet van toepassing op deze tussentijdse beoordeling. De rechtbank heeft daarom besloten dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is en heeft het verzoek tot beëindiging afgewezen.