ECLI:NL:RBZWB:2024:1454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
02/151734-23
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict door opsporingsambtenaar met agressief rijgedrag en bumperkleven

Op 6 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een opsporingsambtenaar die zich schuldig maakte aan verkeersdelicten. De verdachte, geboren in 1993, werd beschuldigd van het overtreden van artikel 5 van de Wegenverkeerswet (WVW) door hinderlijk achter een ander voertuig te rijden, bumperkleven, te hoge snelheid te rijden en onnodig groot licht te voeren. De feiten vonden plaats op 12 februari 2022 op de Provincialeweg N-59 in de gemeente Schouwen-Duiveland. Tijdens de zitting op 28 februari 2024 werden de standpunten van de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging besproken. De kantonrechter oordeelde dat de verdachte zich gedurende zes minuten agressief en gevaarlijk in het verkeer had gedragen, wat leidde tot een ernstige verkeersruzie met een andere bestuurder, [betrokkene]. De beelden van de dashcam toonden aan dat de verdachte herhaaldelijk te dicht op de voorganger reed en met groot licht knipperde, wat als intimiderend werd ervaren. De kantonrechter achtte het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen en legde een geldboete van € 1.000,00 op, evenals een voorwaardelijke rijontzegging van acht maanden. De rechter benadrukte dat het gedrag van de verdachte, die in privé-tijd handelde, niet te rechtvaardigen was en dat hij onvoldoende inzicht had in de gevolgen van zijn rijgedrag. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter mr. J.C. Gillesse, in aanwezigheid van griffier A.S.S. Fanis.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/151734-23
vonnis van de kantonrechter van 6 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. N.P.C.C. Langenberg, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 28 februari 2024, waarbij de officier van justitie, mr. M. Nieuwenhuis, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

hij op of omstreeks 12 februari 2022 te Nieuwerkerk en/of Duiveland en/of
Bruinisse, in elk geval binnen de gemeente Schouwen-Duiveland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N-59
- bij voortduring hinderlijk achter en met korte tussenafstand blijven rijden en/of
hinderlijk volgen met veel te hoge snelheden van ongeveer tussen de 90 en/of 163
kilometer per uur, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80
kilometer per uur meermalen, althans éénmaal heeft overschreden, in elk geval met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid/snelheden dat voor hem rijdende motorrijtuig hinderlijk is blijven volgen en/of op korte afstand is blijven rijden, in ieder geval, achter een ander motorrijtuig, zijnde een personenauto merk Ford voorzien van het [kenteken] is gaan rijden en/of blijven rijden (bumper kleven) en/of
- meermalen, althans éénmaal (blijvend) knipperend met groot licht achter dat voor hem rijdend motorrijtuig (personenauto merk Ford voorzien van het [kenteken] ) is blijven rijden en/of
- terwijl ter plaatse een doorgetrokken streep was aangebracht op het wegdek
(aanduidende: bestuurders mogen de streep niet naar links overschrijden en zich niet links van de streep bevinden), een voor hem op die weg rijdend voertuig (personenauto) over het weggedeelte bestemd voor het hem tegemoetkomende verkeer heeft ingehaald, althans is gaan inhalen, op het moment dat een hem tegemoetkomend voertuig (personenauto) het punt waar hij, verdachte, inhaalde, althans ging inhalen, reeds had bereikt, althans op korte afstand was genaderd, waarbij hij, verdachte, met zijn voertuig ter voorkoming van botsing of aanrijding met het tegemoetkomende voertuig (vrachtauto), naar rechts is uitgeweken en/of
- meermalen, althans éénmaal de doorgetrokken streep heeft overschreden en/of
- op de rechter voorsorteerstrook voor het rechts afslaand verkeer met zijn voertuig deze kruising of splitsing is opgereden, en toen niet naar rechts zijn weg heeft vervolgd maar rechtdoor is gaan rijden, en/of
- een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid/snelheden dat
voor hem rijdende personenauto (merk Ford voorzien van het [kenteken] )
hinderlijk is blijven volgen en/of op korte afstand is blijven rijden, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De kantonrechter is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht
4.1.2
De bewijsoverwegingen
In de avond van 12 februari 2022 heeft tussen verdachte en zijn voorligger, [betrokkene] , op de N59 op Schouwen en Duiveland een zogenaamde verkeersruzie plaatsgevonden. [betrokkene] had in zijn auto zowel een dashcam die naar voren was gericht als een dashcam die naar achteren was gericht. De beelden van nagenoeg het gehele traject, een kleine zes minuten (van 20.22 tot 20.28), zijn in het dossier gevoegd. Hierop is het volgende te zien.
Verdachte komt bij Zierikzee op de N59 (een tweebaansweg met dubbele doorgetrokken streep) achter [betrokkene] te rijden met een snelheid van ongeveer 85 km/uur. Op de dashcam is te zien dat verdachte vervolgens 4 kilometer lang op ongeveer 10-20 meter achter [betrokkene] rijdt. Bij het naderen van de verkeerslichten bij afslag Nieuwerkerk vanaf en vlak na het knipperlicht 300 meter voor het dan nog rode stoplicht remt [betrokkene] langzaam af (20.25.19) tot een snelheid van 73 km/uur (20.25.23) waarbij verdachte onverminderd kort op [betrokkene] blijft rijden. [betrokkene] remt dan ongeveer 150 meter voor het rode stoplicht binnen 1-2 seconden fors af tot ongeveer 42 km/uur. Te zien is dat verdachte, die toch al kort op [betrokkene] reed, [betrokkene] tot op een paar meter nadert. [betrokkene] trekt dan, nadat het stoplicht op groen is gesprongen, weer wat op tot ruim 50 km/uur. Verdachte seint direct met zijn groot licht. [betrokkene] trekt in verband met het inmiddels op groen gesprongen verkeerslicht weer op en verdachte blijft ruim tien seconden met een enkele knipperende onderbreking kort op [betrokkene] constant groot licht voeren, totdat [betrokkene] na het verkeerslicht (niet heel abrupt) stopt. Verdachte stopt een paar meter achter [betrokkene] , waarna [betrokkene] weer verder rijdt (20.25.43). Verdachte rijdt weer achter [betrokkene] aan. Verdachte houdt ruim afstand en begint (20.26.01) weer met zijn groot licht te knipperen. [betrokkene] stopt dan weer, verdachte rijdt met zijn auto over de doorgetrokken streep en komt op de weghelft voor de tegenliggers schuin voor [betrokkene] te staan. [betrokkene] trekt weer op en verdachte volgt op ruime afstand onder herhaaldelijk gebruik van zijn groot licht. [betrokkene] vermindert dan vaart tot ongeveer 60 km/uur en vervolgens komt verdachte (20.26.59) ongeveer 20 tellen over een dubbele doorgetrokken streep op de weghelft voor tegenliggers naast [betrokkene] rijden. Daarna gaat verdachte weer kort achter [betrokkene] rijden en naast het regelmatig gebruik van zijn groot licht geeft hij ook richting voor rechts aan, hij gaat rijden op de uitvoegstrook maar vervolgt zijn weg toch weer rechtdoor achter [betrokkene] aan. [betrokkene] verhoogt zijn snelheid dan direct waarna verdachte aanvankelijk ook duidelijk zijn snelheid zodanig verhoogt (20.27.44) dat de afstand tussen verdachte en [betrokkene] bij 140 km/uur nog redelijk gelijk blijft. Pas als [betrokkene] zijn snelheid verhoogt tot 150 km/uur en later zelfs tot 180 km/uur raakt verdachte langzaam uit het zicht van de achterste dashcam. Te zien is nog dat verdachte (20.28.02) op de baan voor links afslaand verkeer ternauwernood een auto uit tegengestelde richting op zijn voorsorteervak naar links mist. Op 20.28.19 stoppen de opnamen.
[betrokkene] blijkt mede door zijn hoge snelheid en een passeerbeweging de controle over zijn stuur te hebben verloren en is, nadat hij een andere auto heeft geraakt, over de kop gevlogen. Dat ongeval heeft plaatsgevonden kort nadat de achterste dashcambeelden (vanwege het ongeval) stoppen en de lichten van verdachte op de camerabeelden van de achterste dashcam nog net zichtbaar zijn.
Verdachte heeft tegen het tenlastegelegde geen verweer gevoerd.
De kantonrechter acht het tenlastegelegde op grond van bovenstaande wettig en overtuigend bewezen.
4.2
De bewezenverklaring
De kantonrechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op of omstreeks 12 februari 2022 binnen de gemeente Schouwen-Duiveland, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Provincialeweg N-59
- bij voortduring hinderlijk achter en met korte tussenafstand blijven rijden en
hinderlijk volgen met veel te hoge snelheden, in elk geval de aldaar toegestane maximumsnelheid van 80 kilometer per uur heeft overschreden, in elk geval met een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid dat voor hem rijdende motorrijtuig hinderlijk is blijven volgen en op korte afstand is blijven rijden, in ieder geval, achter een ander motorrijtuig, zijnde een personenauto merk Ford voorzien van het [kenteken] is blijven rijden (bumper kleven) en
- meermalenknipperend met groot licht achter dat voor hem rijdend motorrijtuig (personenauto merk Ford voorzien van het [kenteken] ) is blijven rijden
- terwijl ter plaatse een doorgetrokken streep was aangebracht op het wegdek
(aanduidende: bestuurders mogen de streep niet naar links overschrijden en zich niet links van de streep bevinden), meermalen de doorgetrokken streep heeft overschreden en
- een gelet op de verkeerssituatie ter plaatse (veel) te hoge snelheid dat
voor hem rijdende personenauto (merk Ford voorzien van het [kenteken] )
hinderlijk is blijven volgen door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd.
De kantonrechter acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een geldboete ter hoogte van 500,00 euro en daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is als argument voor strafmatiging aangevoerd dat verdachte agent is en dat hij bij zijn voorganger vreemd rijgedrag constateerde. Dat is de reden voor het knipperen en het naast zijn voorligger gaan rijden om deze op die manier voor artikel 5 WVW en artikel 13 aan te houden.
6.3
Het oordeel van de kantonrechter
Verdachte heeft ongeveer vier kilometer met een tijdsverschil van slechts ongeveer een halve seconde achter [betrokkene] gereden. Inclusief reactietijd was dat veel te kort om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kon overzien en waarover deze vrij was. Tijdens de zitting heeft verdachte verklaard dat hij zich daar toen niet bewust van was. Op de vraag van de kantonrechter of verdachte nu wèl op de hoogte is van enige standaard- of vuistregel voor de minimale afstand die je als automobilist van je voorganger moet houden heeft verdachte verklaard dat hij dat zo niet paraat had.
Bij het naderen van de verkeerslichten (die op rood stonden) bij Nieuwerkerk is te zien dat [betrokkene] eerst een viertal seconden langzaam snelheid heeft geminderd en vervolgens fors remt. Verdachte heeft toen ook plotseling moeten remmen en voorstelbaar is dat hij daarvan is geschrokken. Aan de andere kant is het zo dat als er voldoende afstand wordt gehouden plotseling remmen geen probleem is of iets is om van te schrikken.
Verdachte heeft hierover verklaard dat hij dit vreemd rijgedrag van [betrokkene] vond en dat hij gelet op zijn functie als agent [betrokkene] aan de kant wilde zetten. De kantonrechter merkt hierover op dat verdachte in zijn privé-auto reed en op geen enkele wijze voor [betrokkene] kenbaar kan zijn geweest dat verdachte agent was.
Ook bevreemdt het de kantonrechter dat het niet bij verdachte is opgekomen dat het plotselinge remmen van [betrokkene] (dat op zichzelf ook niet goed is) het gevolg is geweest van het rijgedrag van verdachte zelf. Daarbij speelt in dit geval ook nog een rol dat al die tijd daarvoor [betrokkene] enigszins boven de maximum snelheid reed, het donker was en ver voor en achter beide auto’s nauwelijks enig verkeer aanwezig was. Bumperkleven is een van de grootste ergernissen in het verkeer en zeker in het donker vermindert dat door verblinding het zicht sterk van degene die voorop rijdt. Een veel voorkomende en algemeen bekende reactie op bumperkleven of verblinding is dat de voorganger door het gebruik van de remlichten en/of te remmen te kennen geeft daar niet van gediend te zijn. Dat verdachte, zeker gelet op zijn functie, zo weinig inzicht heeft in verkeersgedrag van zowel zichzelf als van een mogelijk motief van zijn voorligger acht de kantonrechter ongeloofwaardig.
Verdachte heeft vervolgens ongeveer tien seconden met groot licht kort achter [betrokkene] gereden. Gelet op de omstandigheid dat verdachte in burger was en op geen enkele manier zichtbaar was dat hij politie was valt niet in te zien hoe dit een poging kan zijn geweest om [betrokkene] ”aan de kant te zetten”. De kantonrechter merkt deze actie zonder meer aan als een daad van verkeersagressie.
Als [betrokkene] vervolgens na het stoplicht weer stopt gaat verdachte een seconde, over de doorgetrokken streep, op de weghelft van tegenliggers naast de auto van [betrokkene] staan en rijdt als [betrokkene] weer zijn weg vervolgd weer kort achter hem aan. Ook dat acht de kantonrechter intimiderend jegens [betrokkene] . Fatsoenlijk weggebruik brengt met zich mee dat men ofwel (ruim) achter zijn voorligger blijft of na het passeren de weg vervolgt. De verklaring van verdachte daar hij op dat moment vanwege de tweede remactie van [betrokkene] moest uitwijken naar de andere weghelft blijkt niet uit de beelden en als dat al zo zou zijn dan nog was het verdachte die op dat moment weer te weinig afstand hield.
Op het moment dat [betrokkene] vervolgens zijn snelheid vermindert tot ongeveer 60 kilometer per uur gaat verdachte geruime tijd (ongeveer 20 seconden) over de doorgetrokken streep op de weghelft voor tegenliggers naast [betrokkene] rijden. Gelet ook op de onherkenbaarheid van verdachte als agent merkt de kantonrechter dit ook aan als erg beangstigend en intimiderend gedrag jegens [betrokkene] .
Vervolgens gaat verdachte weer achter [betrokkene] rijden en geeft dan met zijn knipperlicht bij een uitvoegstrook richting aan en knippert met zijn groot licht. Als [betrokkene] dan rechtdoor rijdt slaat verdachte toch niet af maar vervolgt verdachte zijn weg weer achter [betrokkene] aan. Afgezien van het gebruik van het groot licht acht de kantonrechter deze actie geen overtreding van artikel 5 WVW. Het heeft echter wel bijgedragen aan de angst die bij [betrokkene] is ontstaan.
Als [betrokkene] daarna zijn snelheid sterk vermeerdert om, naar zijn zeggen, voor verdachte op de vlucht te gaan, gaat verdachte daar vervolgens met volle snelheid achteraan waarbij hij op de helft van het tegemoetkomend verkeer met een snelheid van ongeveer 140 km per uur bijna een tegenligger raakt. Pas daarna vermindert verdachte zijn snelheid. Een kort moment hierna botst [betrokkene] op een andere auto en slaat zelf over de kop. Verdachte is hier langsgereden maar is doorgereden omdat hij zegt niets gezien te hebben. De kantonrechter acht dat volstrekt ongeloofwaardig. Uit het voorgaande blijkt immers dat verdachte zeer gespitst was op zijn voorligger. Daarnaast verklaren verbalisanten die bij het ongeval assistentie hebben verleend dat de weg bezaaid lag met brokstukken en uit het dossier blijkt voorts dat links naast de weg een zwaar beschadigde auto stond en rechts naast de weg de auto van [betrokkene] op zijn kop lag en van beide beschadigde auto’s de lichten nog aanstonden.
Voor wat betreft de ongeloofwaardigheid van de verklaring van verdachte neemt de kantonrechter mede in aanmerking dat verdachte aanvankelijk bij de politie op punten wezenlijk anders heeft verklaard dan op de beelden te zien is.
Op grond van bovenstaande kan worden vastgesteld dat verdachte gedurende zes minuten in het donker en zonder enige noodzaak of rechtvaardiging:
  • Te weinig afstand van zijn voorligger heeft gehouden;
  • Zijn groot licht vele malen op zijn voorganger heeft aangestraald;
  • Meerder malen en langere tijd op de weghelft voor tegenliggers heeft gereden;
  • De maximum snelheid met ongeveer 50-60 kilometer per uur heeft overschreden;
Al deze gedragingen vormen zowel op zichzelf, maar zeker in combinatie met elkaar, een ernstige overtreding van artikel 5 Wegenverkeerswet.
Verdachte heeft zich daarmee zodanig agressief in het verkeer gedragen dat daardoor op zeker twee momenten de verkeersveiligheid ernstig in gevaar is gebracht. De rechtbank acht voorts strafverzwarend dat er bij verdachte ook na twee jaar nog maar beperkt sprake is van inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen. Verdachte weet nog steeds niet wat bumperkleven is of blijft daar van weg om zijn verantwoordelijkheid daarvoor niet onder ogen te hoeven zien. Daarnaast probeert verdachte zijn rijgedrag uit hoofde van zijn functie als agent te rechtvaardigen, terwijl zeker aanvankelijk evident sprake is van zeer agressief rijgedrag jegens [betrokkene] . Verdachte acht zich nog steeds niet verantwoordelijk voor het ongeval terwijl duidelijk is dat zonder het gedrag van verdachte het ongeval niet had plaatsgevonden ook al is dat primair te wijten aan [betrokkene] .
Verdachte heeft geen blijk gegeven van voldoende inzicht in verantwoord verkeersgedrag en ook geen inzicht getoond in hoe hij particuliere ergernis moet scheiden van de bevoegdheden die hij heeft als opsporingsambtenaar. Deze omstandigheden en de meerdere ernstige overtredingen jegens [betrokkene] vormen de reden dat er niet kan worden volstaan met de straf die door de officier is geëist. De kantonrechter hoopt dat met de hierna op te leggen straf met name voortschrijdend (zelf)inzicht bij verdachte wordt bewerkstelligd.
De kantonrechter heeft bij het bepalen van de strafmaat tevens rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn en de omstandigheid dat verdachte voor zijn werk zijn rijbevoegdheid niet kan missen.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994 zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De kantonrechter:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van € 1.000,00;
- beveelt dat bij niet betaling van deze geldboete, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 20 dagen;
Bijkomende straf
- veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter: mr. J.C. Gillesse, in tegenwoordigheid van A.S.S. Fanis, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 maart 2024.
De griffier is niet in de gelegenheid dit proces-verbaal mede te ondertekenen.