ECLI:NL:RBZWB:2024:1443

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 februari 2024
Publicatiedatum
6 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_685
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verplichtingen verbonden aan de uitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de verplichtingen die het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers aan haar uitkering heeft verbonden. Eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door haar bewindvoerder, heeft bezwaar gemaakt tegen de voorwaarden die aan haar uitkering zijn gekoppeld, waaronder de verplichting om hulpverlening te aanvaarden en de verplichting om verblijf bij derden te melden. De rechtbank heeft de zaak op 31 januari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat Baanbrekers onterecht meer verplichtingen aan de uitkering heeft verbonden dan gerechtvaardigd. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 14 december 2022 voor zover het de verplichtingen betreft om de behandeling bij de GGZ voort te zetten, om medische adviezen op te volgen en om kortdurend verblijf van derden bij eiseres te melden. In plaats daarvan moet eiseres alleen de beëindiging van de behandeling bij de GGZ melden aan Baanbrekers. De rechtbank oordeelt dat de verplichtingen die aan de uitkering zijn verbonden, niet voldoende zijn onderbouwd door Baanbrekers.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat de verplichting om verblijf door derden te melden een te grote inbreuk op de privacy van eiseres vormt. De rechtbank heeft de verplichtingen van Baanbrekers herzien en bepaald dat de overige voorwaarden van de uitkering in stand blijven. Eiseres heeft ook recht op vergoeding van de proceskosten, die door Baanbrekers moeten worden betaald. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 1.750,- en het griffierecht van € 50,- moet eveneens door Baanbrekers aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/685

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 februari 2024 in de zaak tussen

[eiseres], uit [plaats] , eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door [bewindvoerder] ,
(gemachtigde: mr. B.W.P.M. van Orsouw),
en

Het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de verplichtingen die Baanbrekers aan de uitkering van eiseres heeft verbonden.
1.1.
Baanbrekers heeft met het besluit van 25 januari 2022 een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw) toegekend, en daaraan een aantal voorwaarden verbonden. Tegen deze beslissing heeft eiseres bezwaar gemaakt. Op 4 mei 2022 heeft Baanbrekers de verplichtingen aangepast. Ook hiertegen heeft eiseres bezwaar gemaakt. Op 2 november 2022 heeft zij ontheffing gekregen van de arbeidsverplichting. Met het bestreden besluit van 14 december 2022 op het bezwaar van eiseres heeft Baanbrekers de bezwaren deels ongegrond verklaard en deels ongegrond verklaard. Het beroep gaat over de (grond voor en duur van de) vrijstelling van de arbeidsverplichting, de verplichting hulpverlening te aanvaarden en de omvang van de verplichting om verblijf bij of van anderen te melden.
1.2.
Baanbrekers heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 31 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de bewindvoerder van eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van Baanbrekers.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of Baanbrekers de genoemde verplichtingen op goede gronden aan de uitkering heeft verbonden. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
3. De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante wet- en regelgeving
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Ontheffing arbeidsverplichting
5. Eiseres stelt dat de ontheffing van de arbeidsverplichting voor een langere tijd dan tot 7 september 2023 verleend had moeten worden, bij voorkeur voor onbepaalde tijd, eventueel met toepassing van art. 9a Pw. Eiseres heeft psychische klachten die naar verwachting langer duren. Het vooruitzicht weer te moeten gaan werken brengt onrust met zich mee en belemmert het herstel. Baanbrekers heeft onvoldoende gemotiveerd waarom geen ontheffing op grond van art. 9a Pw is verleend. De ontheffing had bovendien met terugwerkende kracht in moeten gaan vanaf de begindatum van de uitkering.
5.1
Baanbrekers is van mening dat een ontheffing op grond van art. 9a, eerste lid Pw niet aan de orde is, omdat dan alleen een ontheffing van de sollicitatieplicht geldt. Eiseres moet dan wel werken aan haar re-integratie en elke zes maanden opnieuw gekeurd worden. Ze is echter niet in staat te werken aan de re-integratie en de herkeuringen zullen bij haar veel onrust opleveren. Het is in het voordeel van eiseres dat ze een ontheffing op grond van art. 9, tweede lid van de Pw heeft gekregen.
Voor wat betreft de duur van de ontheffing heeft Baanbrekers ter zitting aangegeven dat het vast beleid is dat de verleende ontheffing voor maximaal een jaar wordt verleend. Na een jaar vindt een heroverweging plaats en kan de ontheffing worden verlengd. Baanbrekers kan nu niet beoordelen of de situatie over een jaar veranderd is en of een langere ontheffing passend is.
5.2
De rechtbank overweegt allereerst dat eiseres niet heeft onderbouwd dat een ontheffing op grond van artikel 9a, eerste lid Pw voor haar gunstiger zou zijn. In het licht van de toelichting van Baanbrekers, die niet onjuist is, is eiseres ook niet gebaat bij een ontheffing op deze grondslag. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
Ten aanzien van de duur van de verleende ontheffing overweegt de rechtbank dat het begrijpelijk is dat eiseres bij een heroverweging in het kader van een beslissing over de verlenging onzekerheid en spanning kan ervaren. Toch is er geen reden om het beleid van Baanbrekers op zichzelf onredelijk te achten en ook de toepassing ervan in dit geval, die resulteerde in een (inmiddels verlengde) vrijstelling voor één jaar, is niet onredelijk. Op voorhand staat immers niet vast dat eiseres over een jaar nog niet in staat is aan de sollicitatieplicht te voldoen. Eiseres stelt dat wel maar onderbouwd dat niet met objectieve gegevens. Eiseres heeft ter zitting erkend dat er geen procesbelang meer is bij het met terugwerkende kracht verlenen van de ontheffing. De rechtbank zal daarom niet meer ingaan op deze grond.
Mag Baanbrekers aan eiseres voorwaarden opleggen omtrent haar behandeling bij de GGZ?
6. Eiseres vindt het een ongerechtvaardigde inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer dat geëist wordt dat ze haar behandeling bij de GGZ voortzet en medische adviezen opvolgt. Artikel 55 van de Pw is gericht op arbeidsinschakeling en niet op persoonlijke medische doelen.
6.1
Baanbrekers stelt dat eiseres als gevolg van medische beperkingen niet in staat is om in haar levensonderhoud te voorzien of vrijwilligerswerk te doen. De belemmering die deze beperkingen nu met zich meebrengen moeten worden weggenomen om tot arbeidsinschakeling te kunnen komen. Dat rechtvaardigt de verplichting om behandeling bij de GGZ te volgen en voort te zetten en medische adviezen op te volgen. Baanbrekers verwijst ter onderbouwing naar een uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 13 februari 2020. [1]
6.2
Deze beroepsgrond slaagt. Baanbrekers heeft onvoldoende onderbouwd dát het voortzetten van de behandeling bij de GGZ en het opvolgen van de medische adviezen zal leiden tot inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en in welke mate dat het geval zal zijn. De op grond van art. 55 Pw op te leggen verplichtingen kunnen alleen worden gerechtvaardigd als het te bereiken resultaat (inzetbaarheid op de arbeidsmarkt) voldoende aannemelijk is. Nu onvoldoende duidelijk is dat de behandeling op zichzelf en de mogelijk nog onbepaalde (en voor Baanbrekers niet kenbare) adviezen bij zullen dragen aan inzetbaarheid van eiseres op de arbeidsmarkt, kunnen deze verplichtingen in deze vorm geen stand houden.
6.3
Ter zitting is besproken in welke vorm wel een verplichting zou kunnen worden opgelegd. Aan eiseres mag wel de voorwaarde worden opgelegd dat ze het stopzetten van de behandeling meldt aan Baanbrekers. opdat Baanbrekers naar aanleiding daarvan met eiseres in gesprek kan en kan beoordelen of dat een wijziging in de (voorwaarden van de) uitkering rechtvaardigt. Ter zitting is namens Baanbrekers aangegeven dat zij met dit alternatief kan instemmen. Uit het oogpunt van de finale geschilbeslechting zal de rechtbank de verplichtingen om behandeling bij de GGZ voort te zetten en medische adviezen op te volgen vervangen door de verplichting het te melden als de behandeling bij de GGZ wordt beëindigd.
Mag baanbrekers eiseres verplichten om verblijf door een derde bij haar te melden?
7. Eiseres vindt het te ver gaan dat ze het moet melden als een derde bij haar verblijft. Dat is een te grote inbreuk op haar privacy. Dit wordt pas relevant als er een gezamenlijke huishouding gevoerd wordt.
7.1
Baanbrekers wijst erop dat op grond van het bestreden besluit niet alleen een kort verblijf elders niet meer gemeld hoeft te worden, maar dat ook een kort verblijf door anderen bij eiseres niet meer gemeld hoeft te worden.
7.2
Deze beroepsgrond slaagt. In het bestreden besluit is niet expliciet opgenomen dat ook een kort verblijf door anderen bij eiseres niet meer gemeld hoeft te worden. Eiseres stelt dit terecht aan de orde. Uit het bestreden besluit in combinatie met het advies van de commissie bezwaarschriften blijkt dat het de bedoeling was om ook de verplichting om kort verblijf van anderen bij eiseres te melden, te laten vervallen. Baanbrekers heeft dit ter zitting bevestigd. Deze verplichting is echter niet expliciet herroepen. De rechtbank zal dat ambtshalve in haar uitspraak herstellen.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond, omdat Baanbrekers meer verplichtingen aan de uitkering heeft verbonden dan gerechtvaardigd is. De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen, voor zover het de verplichtingen betreft om de behandeling bij de GGZ voort te zetten, om medische adviezen op te volgen en om kortdurend verblijf van derden bij haar te melden. Met het oog op finale geschilbeslechting bepaalt de rechtbank dat eiseres in plaats daarvan beëindiging van de behandeling bij de GGZ moet melden aan Baanbrekers.
Het besluit om een uitkering toe te kennen en de overige aan het besluit verbonden verplichtingen en voorwaarden blijven in stand.
8.1
Eiseres heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten. Baanbrekers moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.750,- omdat de gemachtigde van eisers een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Ook het griffierecht van € 50,- moet Baanbrekers aan eiseres vergoeden.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 14 december 2022 voor zover het de verplichtingen betreft om de behandeling bij de GGZ voort te zetten, om medische adviezen op te volgen en om kortdurend verblijf van derden bij haar te melden;
- herroept de besluiten van 25 januari en 2 november 2022 voor zover het de verplichtingen betreft om de behandeling bij de GGZ voort te zetten, om medische adviezen op te volgen en om kortdurend verblijf van derden bij haar te melden;
- voorziet zelf in de zaak en bepaalt dat eiseres de eventuele beëindiging van de behandeling bij de GGZ binnen een week na die beëindiging aan Baanbrekers moet melden;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde gedeelte van dit besluit;
- bepaalt dat Baanbrekers het griffierecht van € 50,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt Baanbrekers in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. drs R.J. Wesel, griffier, op 29 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Participatiewet
Artikel 9. Verplichtingen
1. De belanghebbende van 18 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd is, vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht:
a. naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, te verkrijgen, deze te aanvaarden en te behouden, waaronder begrepen registratie als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, indien hem daartoe het recht toekomt op grond van artikel 30b, eerste lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
b. gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling, alsmede mee te werken aan een onderzoek naar zijn mogelijkheden tot arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a;
c. naar vermogen door het college opgedragen onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden te verrichten die worden verricht naast of in aanvulling op reguliere arbeid en die niet leiden tot verdringing op de arbeidsmarkt.
2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan het college in individuele gevallen tijdelijk ontheffing verlenen van een verplichting als bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en c. Zorgtaken kunnen als dringende redenen worden aangemerkt, voorzover hiermee geen rekening kan worden gehouden door middel van een voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a.
3. Indien bijstand wordt verleend aan gehuwden gelden de verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, voor ieder van hen.
4. De verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden geldt voor de alleenstaande ouder met kinderen tot 12 jaar slechts nadat het college zich genoegzaam heeft overtuigd van de beschikbaarheid van passende kinderopvang, de toepassing van voldoende scholing en de belastbaarheid van de betrokkene.
5. De verplichtingen, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, b en c, zijn niet van toepassing op de belanghebbende die volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is als bedoeld in artikel 4 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
6. De belanghebbende is verplicht zich te onthouden van zeer ernstige misdragingen jegens de met de uitvoering van deze wet belaste personen en instanties tijdens het verrichten van hun werkzaamheden.
7. De verplichting, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op de alleenstaande ouder die in het bezit is van een ontheffing als bedoeld in artikel 9a, eerste lid.
Artikel 55. Nadere verplichtingen
Naast de verplichtingen die ingevolge hoofdstuk 2 in elk geval aan de bijstand verbonden zijn, dan wel daaraan door het college verbonden worden, kan het college vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplichtingen opleggen die strekken tot arbeidsinschakeling, dan wel die verband houden met aard en doel van een bepaalde vorm van bijstand of die strekken tot zijn vermindering of beëindiging. Een verplichting kan, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.