ECLI:NL:RBZWB:2024:1418

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
AWB- 23_3714
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om openbaarmaking op grond van de Wet open overheid door het college van burgemeester en wethouders van Tilburg

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 26 februari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet open overheid (Woo) beoordeeld. Eiser had op 1 juli 2022 een verzoek ingediend om alle documenten met betrekking tot bijstandsuitkeringen die door de gemeente Tilburg zijn verstrekt en later teruggevorderd. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg heeft dit verzoek op 22 november 2022 afgewezen, met een beroep op de geheimhoudingsplicht uit artikel 65 van de Participatiewet.

De rechtbank oordeelt dat het college terecht het verzoek heeft afgewezen. De documenten waar eiser om heeft verzocht, bevatten persoonsgegevens en zijn daarmee onderhevig aan de geheimhoudingsplicht. Eiser betoogde dat de gegevens in niet-herleidbare vorm konden worden verstrekt, maar de rechtbank stelt vast dat de documenten naar hun aard persoonsgebonden zijn. De rechtbank wijst erop dat de geheimhoudingsplicht niet kan worden omzeild door gegevens te anonimiseren, omdat dit de bedoeling van de wetgever zou ondermijnen.

De rechtbank concludeert dat het college het verzoek om openbaarmaking op grond van de Woo terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 23/3714 WOO

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van het verzoek om openbaarmaking in de zin van de Wet open overheid (hierna: Woo).
1.2
Met het bestreden besluit van 16 mei 2023 op het bezwaar van eiser is het college bij dat besluit gebleven.
1.3
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4
De rechtbank heeft het beroep op 19 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en namens het college mr. G. Dellevoet en [naam] .

Beoordeling door de rechtbank

2 De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het verzoek om openbaarmaking van stukken. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
4.1
Eiser heeft op 1 juli 2022 een verzoek ingediend in de zin van de Woo. Hij heeft verzocht om alle documenten met betrekking tot de door de gemeente Tilburg verstrekte bijstandsuitkeringen, die door de gemeentelijke sociale dienst eerst zijn verstrekt en die nadien (gedeeltelijk) zijn teruggevorderd, van de periode van 1 januari 2017 tot en met 30 juni 2022.
4.2
Met de brief van 4 augustus 2022 heeft eiser toegelicht dat hij met “alle documenten” bedoelt alle documenten die relevant zijn. Hieronder verstaat hij niet alleen de beschikkingen en terugvorderingsbeschikkingen, maar ook de documenten waarin de staat van de terugbetalingen is opgenomen.
4.3
Het college heeft met de brief van 30 augustus 2022 een overzicht verstrekt van het aantal vorderingen en de termijnen dat een klant bezig is deze af te lossen.
4.4
Met het besluit van 22 november 2022 heeft het college het Woo-verzoek afgewezen door de openbaarmaking van de gevraagde documenten te weigeren.
4.5
Op 24 november 2022 heeft eiser hiertegen bezwaar gemaakt.
4.6
Met het bestreden besluit is het bezwaar ongegrond verklaard.
Heeft het college het verzoek terecht afgewezen?
5.1
Het college heeft openbaarmaking geweigerd met een beroep op artikel 8.8 van de Woo, vanwege de toepasselijkheid van artikel 65 van de Participatiewet. Volgens het college verbiedt de geheimhoudingsplicht uit artikel 65 van de Participatiewet als bijzondere wet openbaarmaking en gaat die wet voor de Woo. Eiser heeft betoogd dat de geheimhoudingsplicht uit artikel 65 van de Participatiewet niet van toepassing is, als de gegevens niet herleidbaar zijn tot individuele personen. De gegevens die hij heeft opgevraagd kan het college volgens eiser in niet-herleidbare vorm verstrekken nu het volgens informatie van het college gaat om 30.000 documenten over 3.000 personen. Het college misbruikt artikel 65 van de Participatiewet. Bovendien had het college het verzoek ruimer moeten opvatten, dan enkel een verzoek om openbaarmaking op grond van de Woo.
5.2
Artikel 65 van de Participatiewet is een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter die gaat voor de Woo. Om vast te stellen of de documenten onder de geheimhoudingsplicht van artikel 65 van de Participatiewet vallen, dient beoordeeld te worden of aangetroffen documenten betrekking hebben op hetgeen het bestuursorgaan uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van de Participatiewet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt medegedeeld.
5.3
De documenten waar eiser om heeft verzocht, bevatten informatie over personen die bij het college bekend zijn geworden bij de uitvoering van de Participatiewet. Deze documenten vallen daarmee naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht uit artikel 65 van de Participatiewet.
5.4
De geheimhoudingsplicht uit artikel 65 van de Participatiewet is gezien het tweede lid, onder c van dat artikel niet van toepassing als de gegevens niet herleidbaar zijn tot natuurlijke personen.
5.5
De aangetroffen documenten betreffen beschikkingen. Deze beschikkingen zijn naar hun aard persoonsgebonden en bevatten persoonsgegevens. De documenten bevatten daarmee gegevens die herleidbaar zijn tot natuurlijke personen. Anders dan eiser bepleit, veranderen die documenten niet van karakter als personalia op grond van de AVG worden geanonimiseerd. Als die stelling zou worden gevolgd, wordt de geheimhoudingsplicht uit artikel 65 van de Participatiewet in strijd met de bedoeling van de wetgever uitgehold. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college terecht het verzoek om openbaarmaking op grond van artikel 8.8 van de Woo heeft kunnen afwijzen. Overigens is het college eiser nog deels tegemoet gekomen door uit eigen beweging een overzicht op te stellen over de staat van terugbetalingen. Dit was echter geen bestaand document, zodat het formeel niet onder de reikwijdte van het Woo-verzoek valt.
5.6
Eiser heeft tijdens de zitting nog de stelling ingenomen dat zijn verzoek ruimer moest worden opgevat en ook moest worden gezien als een verzoek om openbaarmaking op grond van de Participatiewet. Voor zover het college zijn brief ook zo had moeten zien, oordeelt de rechtbank dat er geen reden is om een reactie op een dergelijke vraag aan te merken als een voor bezwaar en beroep vatbare beslissing. Deze stelling van eiser kan alleen al daarom niet leiden tot een gegrondverklaring van dit beroep.

Conclusie en gevolgen

6 Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het college terecht het verzoek om openbaarmaking van documenten heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 26 februari 2024 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet open overheid (Woo)
Artikel 4.1, eerste lid, van de Woo
Een ieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
Artikel 8.8 van de Woo
De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 zijn niet van toepassing op informatie waarvoor een bepaling geldt die is opgenomen in de bijlage bij deze wet.
Bijlage bij artikel 8.8 van de Woo
De artikelen 3.1, 3.3, 4.1, 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 van de Wet open overheid zijn niet van toepassing voor zover de volgende bepalingen gelden.
[…]
Participatiewet: artikel 65.
Participatiewet
Artikel 65 van de Participatiewet
1. Het is een ieder verboden hetgeen hem uit of in verband met enige werkzaamheid bij de uitvoering van deze wet over de persoon of zaken van een ander blijkt of wordt meegedeeld, verder bekend te maken dan voor de uitvoering van deze wet noodzakelijk is dan wel op grond van deze wet is voorgeschreven of toegestaan.
2. Het in het eerste lid vervatte verbod is niet van toepassing indien:
a. enig wettelijk voorschrift tot bekendmaking verplicht;
b. degene op wie de gegevens betrekking hebben schriftelijk heeft verklaard tegen de verstrekking van deze gegevens geen bezwaar te hebben;
c. de gegevens niet herleidbaar zijn tot individuele natuurlijke personen.
3. Ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek of statistiek kunnen desgevraagd gegevens aan derden worden verstrekt voorzover de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen daardoor niet onevenredig wordt geschaad.
4. Degene die op grond van de artikelen 63 tot en met 68 gegevens verstrekt dient na te gaan of degene aan wie de gegevens worden verstrekt redelijkerwijs bevoegd is te achten om die gegevens te verkrijgen.