ECLI:NL:RBZWB:2024:1378
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2021
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 4 maart 2024, worden de beroepen van de belanghebbende beoordeeld die betrekking hebben op de voorlopige aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2021. De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 gelijktijdig behandeld, waarbij de gemachtigde van de belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst aanwezig waren. De inspecteur heeft ter zitting aangegeven dat hij, gelet op een eerder vonnis van de rechtbank Limburg, aanleiding ziet om de voorlopige aanslagen te vernietigen. De rechtbank oordeelt dat de voorlopige aanslagen IB/PVV en Zvw voor het jaar 2021 moeten worden vernietigd en dat de belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding voor de beroepsfase.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de inspecteur nog geen beslissing heeft genomen op het bezwaar van de belanghebbende tegen de herzieningsbeschikking die betrekking heeft op de voorlopige aanslag Zvw 2021. Partijen hebben ter zitting ingestemd met een direct beroep, waardoor de rechtbank het beroepschrift van de belanghebbende ook aanmerkt als beroepschrift tegen de afwijzende beslissing op het verzoek om herziening van de voorlopige aanslag Zvw 2021. De rechtbank heeft het zaaknummer BRE 24/1072 aangemaakt in verband met deze procedure.
De rechtbank wijst het verzoek van de belanghebbende om een proceskostenvergoeding voor de bezwaarfase af, omdat dit verzoek niet eerder is ingediend. De rechtbank stelt de proceskostenvergoeding voor de beroepsfase vast op € 1.750, omdat de belanghebbende recht heeft op vergoeding van de kosten die hij redelijkerwijs heeft moeten maken. De rechtbank bepaalt verder dat de inspecteur het griffierecht van € 50 aan de belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid tot hoger beroep.