ECLI:NL:RBZWB:2024:1375

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
02-259902-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar het voorhanden hebben van een vuurwapen en witwassen met een gevangenisstraf als gevolg

Op 5 maart 2024 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het medeplegen van witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 30 oktober en 6 en 7 november 2023. De verdachte werd ervan beschuldigd op 11 oktober 2022 samen met een ander een vuurwapen voorhanden te hebben gehad en ongeveer € 13.000,- te hebben gewitgewassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn medeverdachte het vuurwapen in hun gezamenlijke woning hadden en dat er voldoende bewijs was voor het medeplegen van het witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 6 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat er geen reden was om de straf te verlagen, gezien de ernst van de feiten en de impact op de samenleving. De in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en het geldbedrag, werden onttrokken aan het verkeer.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-259902-22
vonnis van de meervoudige kamer van 5 maart 2024
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1964
wonende te [woonadres]
raadsvrouw mr. D.J. Troost, advocaat te Rotterdam

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 oktober 2023 en 6 en 7 november 2023, waarbij de officieren van justitie, mr. E.H. Smale en mr. S. Massier, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek is gesloten op 5 maart 2024.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1: op 11 oktober 2022 samen met een ander een vuurwapen voorhanden heeft gehad;
2: op 11 oktober 2022 samen met een ander ongeveer € 13.000,- heeft witgewassen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officieren van justitie zijn ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officieren van justitie
De officieren van justitie achten wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] het vuurwapen voorhanden heeft gehad, gelet op de verklaring van verdachte en de bevindingen van de politie met betrekking tot het aantreffen van het vuurwapen en het aantreffen van het DNA van verdachte op het wapen.
Daarnaast achten zij ook het medeplegen van witwassen wettig en overtuigend bewezen, gelet op de bevindingen met betrekking tot het aantreffen van het geld en het uitblijven van een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het voorhanden hebben van het vuurwapen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het witwassen. Zij wijst daarbij op het feit dat er door verdachte een verklaring is gegeven voor de herkomst van het aangetroffen geld en niet uitgesloten kan worden dat het geld een legale herkomst heeft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
4.3.2.1
Feit 1: voorhanden hebben vuurwapen
Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen volgt dat er op 11 oktober 2022 een doorzoeking heeft plaatsgevonden in de woning van verdachte en [medeverdachte] . De verbalisanten hebben tijdens de doorzoeking gevraagd of er zich in de woning wapens bevonden. Verdachte heeft dit bevestigd, maar kon zelf het vuurwapen niet aanwijzen. Uit de bevindingen van de verbalisanten blijkt dat verdachte vervolgens tegen [medeverdachte] heeft gezegd dat hij het wapen niet kon vinden. Hierop is door [medeverdachte] geantwoord dat het wapen in de kast lag. Zij wees hierbij naar een inloopkast en meldde dat de doos met het vuurwapen in de hoek lag. Op die plaats hebben de verbalisanten vervolgens ook een wapen aangetroffen. Dit wapen is onderzocht. Het bleek te gaan om een Glock model 17 kaliber 9 mm. Dit is een vuurwapen van categorie III.
BeoordelingDe rechtbank is van oordeel dat op basis van voornoemde feiten en omstandigheden vast is komen te staan dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad. Hij wist van de aanwezigheid van het wapen in de woning en had daarover ook de beschikkingsmacht.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van medeplegen. Uit de feiten en omstandigheden volgt dat ook [medeverdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van het vuurwapen. Ook zij kon over het vuurwapen beschikken nu zij precies wist waar de doos met het vuurwapen zich in de gezamenlijke woning bevond. De rechtbank is van oordeel dat hieruit voldoende blijkt dat verdachten in vereniging het vuurwapen voorhanden hebben gehad.
ConclusieAlles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen uit categorie III.
4.3.2.2
Feit 2: witwassen
Feiten en omstandigheden
Uit de bewijsmiddelen volgt dat bij de doorzoeking op 11 oktober 2022 in de woning van verdachte en [medeverdachte] ook een bedrag van € 12.905,- is aangetroffen. Dit geldbedrag lag in een doosje in een kast op de zolder. Deze zolder was ingericht als kantoorruimte. Bij de aangetroffen biljetten bevonden zich ook 9 biljetten van € 100,-.
Er is onderzoek gedaan naar de financiële situatie van verdachte en [medeverdachte] . Hieruit volgt, kort gezegd, dat zowel verdachte als [medeverdachte] in de periode van 2018 tot en met 2022 nauwelijks legale inkomsten hadden.
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de politie verklaard dat het geld spaargeld was. Het was afkomstig uit inkomsten uit de periode dat hij als marktkoopman werkte. [medeverdachte] heeft tijdens haar verhoor bij de politie gezwegen over de herkomst van het geld.
Toetsingskader
Verdachte wordt het witwassen verweten. Van witwassen is kort gezegd sprake wanneer iemand geld of goederen uit criminele feiten voorhanden heeft of bijvoorbeeld heeft uitgegeven of verstopt. Hierbij hoeft niet duidelijk te zijn met welk strafbaar feit dat geld of die goederen zijn verdiend. Voor de beoordeling van de zaken zonder bekend gronddelict heeft het Gerechtshof Amsterdam in de uitspraak met kenmerk ECLI:NL:GHAMS:2013:BY8481 een toetsingskader gegeven met daarin zes stappen.
Beoordeling
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak niet is gebleken dat het aangetroffen geldbedrag is verkregen uit een specifiek strafbaar feit. Om die reden beoordeelt zij de feiten en omstandigheden aan de hand van het toetsingskader dat hiervoor genoemd is.
Uit de feiten en omstandigheden blijkt dat in de woning van verdachte en [medeverdachte] € 12.905,- contant geld aanwezig was. Dit geld zat niet in een portemonnee of spaarpot, maar in een doosje op zolder. Bij dit bedrag waren ook biljetten van € 100,- aanwezig, terwijl dergelijke biljetten niet meer kunnen worden gepind. Daarnaast is uit onderzoek naar de financiën van verdachte en medeverdachte niet gebleken dat zij in de jaren voor het aantreffen van het geldbedrag beschikten over inkomsten die een dergelijk geldbedrag kunnen verklaren. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat er een contant geldbedrag als stakingswinst is opgegeven toen verdachte in 2017 zijn werkzaamheden als marktkoopman beëindigde. De rechtbank is van oordeel dat deze feiten en omstandigheden van zodanige aard zijn, dat er sprake is van een vermoeden van witwassen.
Verdachte heeft verklaard dat het geld afkomstig was van zijn werkzaamheden op de markt. Hij verkocht stoffen. De verdediging heeft opgemerkt dat het betalen in contanten gebruikelijk was op de markt. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring niet concreet of verifieerbaar is. De enkele stelling dat het geldbedrag op de markt is verdiend, biedt onvoldoende aanknopingspunten voor de officieren van justitie om nader onderzoek te doen. Ter zitting is de verklaring van verdachte aangevuld met een belastingaangifte over 2020 en 2021. Een enkele belastingaangifte, zeker een aangifte jaren na het staken van een onderneming - en overigens ook na het aantreffen door de politie van het geld -, vormt onvoldoende (objectieve) bevestiging van de gestelde herkomst van het contante geldbedrag. Door het ontbreken van onderliggende stukken en de aangiftes van 2018 en 2019, zijn ook deze stukken onvoldoende concreet en verifieerbaar. Om deze reden is er geen sprake van een verklaring waarnaar door het Openbaar Ministerie onderzoek moet worden gedaan.
Doordat er geen onderzoek kan worden gedaan naar de herkomst van het geld door het uitblijven van een concrete en verifieerbare verklaring van verdachte, kan de rechtbank niet vaststellen dat het geldbedrag een legale herkomst heeft. Om die reden kan de enige verklaring zijn dat het geldbedrag een criminele herkomst heeft. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er sprake is van witwassen.
De rechtbank is van oordeel dat er ook sprake is van medeplegen van het witwassen. Het geldbedrag is immers aangetroffen in de gezamenlijke woning van verdachte en [medeverdachte] . Het lag op een plaats in het kantoor van [medeverdachte] waar iedereen in de woning van kon weten. De rechtbank is van oordeel dat hieruit volgt dat beide verdachten het geldbedrag in een nauwe en bewuste samenwerking hebben witgewassen. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte en medeverdachte ook beide beschikkingsmacht over het geldbedrag hadden.
Conclusie
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Het gaat hierbij specifiek om een bedrag van € 12.905,-.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
op 11 oktober 2022 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een
pistool, van het merk Glock, model 17, kaliber 9mm zijnde een vuurwapen in de
vorm van een pistool voorhanden heeft gehad;
2
op 11 oktober 2022 te [plaats] ,
tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag van € 12.905,-, voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist, dat dit geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officieren van justitie
De officieren van justitie vorderen aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte al in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt te volstaan met een taakstraf en een (al dan niet forse) voorwaardelijke gevangenisstraf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt veroordeeld voor het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. Hoewel het voorhanden hebben van munitie niet ten laste is gelegd, stelt de rechtbank vast dat het vuurwapen een patroonmagazijn bevatte waarin 11 kogels aanwezig waren. Verdachte heeft verklaard dat hij zelf het magazijn in het vuurwapen heeft geplaatst. Het vuurwapen was dan ook door hem klaargemaakt om te gebruiken. Hiermee hebben verdachte en zijn medeverdachte een potentieel dodelijk wapen tot hun beschikking gehad. Vanwege het gevaar dat daarvan uitgaat en het leed dat met een dergelijk vuurwapen veroorzaakt kan worden, wordt het voorhanden hebben van een vuurwapen gezien als een ernstig strafbaar feit.
Daarnaast wordt verdachte veroordeeld voor het medeplegen van het witwassen van
€ 12.905,-. Het witwassen van gelden en goederen vormt een ernstige bedreiging voor de legale economie. Met het witgewassen geld wordt bovendien vaak ander strafbaar handelen gefaciliteerd. Daarnaast worden door witwassen onderliggende strafbare feiten dan wel illegale handel afgedekt en wordt de mogelijkheid gecreëerd van een geldelijke beloning voor strafbare gedragingen.
Bij de bepaling van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht ten aanzien van wapens en fraude. Bij het voorhanden hebben van een vuurwapen noemen de oriëntatiepunten een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden. De omstandigheid dat het wapen geladen was, kan hier bovenop nog strafverhogend wegen. Bij een fraudezaak ten aanzien van een bedrag van € 12.905,- is een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden het uitgangspunt.
De rechtbank stelt vast dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. De verdediging heeft verzocht om te volstaan met het opleggen van een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft medische stukken van verdachte ontvangen. Zij begrijpt dat de medische problemen van verdachte hem zwaar vallen. De rechtbank weegt in het voordeel van verdachte mee dat hij direct eerlijk is geweest over de aanwezigheid van het vuurwapen en de politie het vuurwapen (met tussenkomst van [medeverdachte] ) heeft aangewezen. Om voornoemde redenen zal de rechtbank zal de rechtbank de strafverzwarende omstandigheid dat er sprake was van een geladen wapen niet meewegen. Zij sluit aan bij de oriëntatiepunten voor het genoemde fraudebedrag en het enkele voorhanden hebben van het vuurwapen.
Alles overwegende legt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op voor de duur van 6 maanden. De rechtbank bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf. Naar het oordeel van de rechtbank is er, gelet op de ernst van beide bewezen feiten, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot deze voorwerpen. Verder zijn de voorwerpen van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan
in strijd is met de wet en het algemeen belang.
7.2
De overige (beslag)overwegingen
Zoals eerder overwogen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met een ander een bedrag van € 12.905,- heeft witgewassen. De rechtbank stelt vast dat dit geldbedrag in beslag is genomen in de woning van verdachte en [medeverdachte] . Hierbij is [medeverdachte] als beslagene geregistreerd. Hoewel verdachte heeft verklaard dat hij de eigenaar van het geldbedrag is, is dit naar het oordeel van de rechtbank op basis van het dossier onvoldoende komen vast te staan. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de beslagene als redelijkerwijs rechthebbende op het geldbedrag moet worden aangemerkt.
Het bedrag van € 12.905,- is in de hoofdzaak van [medeverdachte] verbeurdverklaard. De rechtbank heeft in die zaak vastgesteld dat er sprake is van een voorwerp met betrekking tot welk voorwerp het feit is begaan. Het feit dat er sprake is van conservatoir beslag op het geldbedrag, staat deze verbeurdverklaring niet in de weg. Nu in de zaak van medeverdachte reeds is besloten over dit geldbedrag, ziet de rechtbank geen ruimte voor een beslissing met betrekking tot het geldbedrag in onderhavige zaak.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 47, 57, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en 26 en 55 van de Wet wapens en munitie zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
Feit 2:medeplegen van witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 6 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Pistool (Omschrijving: G6464619, Zwart, merk: Glock 17);
* 1 STK Patroonhouder (Omschrijving: G6464620, Glock 17);
* 11 STK Munitie (Omschrijving: G6464683).
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. M.H.M. Collombon en
mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. van Eekelen en
mr. C.J.M. van de Vrede, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 maart 2024.