In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, is de verdachte veroordeeld voor het medeplegen van valsheid in geschrift. De zaak betreft het gebruik van een valse werkgeversverklaring en een valse salarisstrook bij het aanvragen van een hypotheek. De verdachte, geboren in 1987, heeft in de periode van 31 januari 2018 tot en met 16 april 2018 samen met anderen deze documenten gebruikt om een hypotheek te verkrijgen voor de aankoop van een woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de hoogte was van de valsheid van de documenten, aangezien zij nooit voor het bedrijf dat de werkgeversverklaring had afgegeven had gewerkt. De verdediging stelde dat de verdachte niet betrokken was bij het vervalsen van de documenten, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wel degelijk verantwoordelijk was voor het indienen van de valse stukken.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van de hypotheekverstrekker en dat haar handelen schade had toegebracht aan het economische verkeer. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk was om herhaling van strafbare feiten te voorkomen. De uitspraak werd gedaan op 5 maart 2024, na een inhoudelijke behandeling van de zaak op verschillende zittingen in oktober en november 2023.