ECLI:NL:RBZWB:2024:1362

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
4 maart 2024
Zaaknummer
418334 HA RK 24-11 (E)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • mr. Peters
  • mr. Zander
  • mr. De Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de rechter in bestuursrechtelijke procedure

Op 1 maart 2024 heeft de Wrakingskamer van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een verzoek tot wraking van de rechter in een bestuursrechtelijke procedure ongegrond verklaard. Het wrakingsverzoek was ingediend door de gemachtigde van verzoeker, mr. A. Bakker, naar aanleiding van opmerkingen van de rechter tijdens een zitting op 24 januari 2024. Tijdens deze zitting werd de gemachtigde verzocht om respectvol te spreken en geen waardeoordelen te geven over de proceshouding van de heffingsambtenaar. De gemachtigde voelde zich hierdoor benadeeld en stelde dat de schijn van partijdigheid was gewekt.

De rechter, mr. Dondorp-Loopstra, heeft in haar schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat haar opmerkingen bedoeld waren om een zakelijk en doelmatig proces te waarborgen. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter op basis van haar aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn en dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die deze onpartijdigheid in twijfel trokken. De gemachtigde van verzoeker was niet aanwezig tijdens de zitting van de wrakingskamer, waardoor hij zijn verzoek niet kon toelichten.

De wrakingskamer concludeerde dat de opmerkingen van de rechter, hoewel mogelijk als belerend ervaren, niet duiden op partijdigheid of vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd daarom ongegrond verklaard, en de behandeling van de onderliggende zaak met nummer BRE 22/222 zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie Breda
zaaknummer C/02/418334 HA RK 24-11
beslissing van 1 maart 2024 inzake het wrakingsverzoek ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van:
[verzoeker],
verder te noemen: verzoeker,
gemachtigde: mr. A. Bakker, werkzaam te Rotterdam

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt onder meer uit:
  • de processtukken zoals opgenomen in het procesdossier met nummer BRE 22/222;
  • het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2024 waar tijdens de behandeling door de gemachtigde van verzoeker een wrakingsverzoek is gedaan;
  • het e-mailbericht van 2 februari 2024 van mr. Dondorp-Loopstra, hierna te noemen de rechter, waarin zij kenbaar heeft gemaakt niet in het wrakingsverzoek te berusten en waar zij als bijlage haar schriftelijke reactie heeft toegevoegd.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter, belast met de behandeling van de zaak met nummer BRE 22/222.
2.2.
De rechter berust niet in het wrakingsverzoek.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1.
In het proces-verbaal van de zitting van 24 januari 2024 is het volgende opgenomen:
“(…) De gemachtigde vervolgt zijn betoog en verklaart:
- -
-De grond van de buurman komt maar een keer te koop. Je kunt niet zeggen dat € 35
per m2 de waarde is van agrarische grond. De grond is in dit geval niet gekocht op
de vrije markt. Die transacties kunnen dus niet worden gebruikt.
- -
- De koper kijkt ook helemaal niet naar de grote tuin, maar juist naar de bestemming
van de grond. Een agrarische bestemming is een behoorlijke beperking. De koper
krabt zich wel degelijk twee keer achter de oren als hij ziet dat er twee verschillende
percelen zijn met verschillende bestemmingen. Het perceel met de bestemming
wonen biedt veel meer mogelijkheden dan het perceel met de bestemming agrarisch.
Zeker met het oog op bijvoorbeeld het bouwen van opstallen en het verkrijgen van
vergunningen.
- - -
Wat de heffingsambtenaar hier heeft betoogd is beneden alle peil. Zo doe je dat niet.
De rechtbank verzoekt de gemachtigde om zijn woorden zorgvuldig te kiezen, wijst op het
eerder voorgehouden kader van respectvol luisteren en respectvol spreken, en vraagt
gemachtigde om geen waardeoordeel te geven over de procesopstelling van de
heffingsambtenaar. De rechtbank houdt de gemachtigde voor dat de heffingsambtenaar
gewoon zijn werk doet. De rechtbank verzoekt de gemachtigde inhoudelijk aan te geven of
en waarom hij het eens of oneens is met het betoog van de heffingsambtenaar.
De gemachtigde verklaart:
-Dan wraak u.
De rechtbank licht toe dat het gebruik van die woorden meebrengt dat de behandeling van
het dossier wordt stilgelegd en vraagt belanghebbende om een toelichting op de wraking.
De gemachtigde verklaart:
- Ik mag de uitdrukking beneden alle peil gewoon gebruiken. Ik bedoel daar mee dat
moet worden uitgegaan van de bestemming. Je mag toch gewoon zeggen dat je iets als tuin ziet?(…)”
3.2.
De wrakingskamer begrijpt uit het proces-verbaal van 24 januari 2024 dat verzoeker aanvoert dat de schijn van partijdigheid of objectief gerechtvaardigde vrees van vooringenomenheid van de rechter is gewekt door de opmerking van de rechter dat verzoeker de woorden ‘beneden alle peil’ niet mag gebruiken.

4.De reactie van de rechter

De rechter heeft toegelicht dat zij tijdens de zitting met professionele gemachtigden de doelstelling heeft om zakelijk, doelmatig en een op de inhoud gericht partijdebat te voeren.
Op twee momenten tijdens de zitting heeft zij benadrukt dat zij het, in het licht van de hiervoor genoemde doelstelling, van belang acht om respectvol te spreken en respectvol te luisteren. De tweede regieaanwijzing heeft zij gedaan in reactie op de woorden die de gemachtigde bezigde. De zitting bevond zich op dat moment in het eindstadium, er was sprake van een tijdsoverschrijding en gelet op alle te wegen belangen was er geen ruimte meer voor nieuwe stellingen. Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft de rechter nader toegelicht dat de proceshouding van de gemachtigde niet professioneel was. Zo was de gemachtigde te laat en nam hij volgens haar geen zakelijke proceshouding aan door een gefrustreerde houding aan te nemen en dit te uiten in woorden en gebaren. Dit is echter niet als zodanig opgenomen in het proces-verbaal van de zitting, omdat een proces-verbaal een zakelijke weergave is van wat er op een zitting is gezegd.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
5.2.
De wrakingskamer stelt het volgende voorop. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van een rechter geldt het uitgangspunt, dat een rechter op grond van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn. Een uitzonderlijke omstandigheid kan een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter ten aanzien van een procespartij een vooringenomenheid koestert, of dat een bij een partij bestaande vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is.
5.3.
De wrakingskamer moet daarom onderzoeken of de door verzoeker aangevoerde specifieke feiten en omstandigheden een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert of dat de door verzoeker geuite vrees daarvoor – objectief – gerechtvaardigd is.
5.4.
Verzoeker, noch zijn gemachtigde zijn op de zitting van de wrakingskamer verschenen. Hierdoor heeft hij het verzoek niet kunnen toelichten en ook geen vragen van de wrakingskamer kunnen beantwoorden. De wrakingskamer is van oordeel dat uit de twee regieaanwijzingen van de rechter niet kan worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. De rechter heeft tijdens de zitting nader toegelicht dat haar tweede regieaanwijzing gegeven is door een combinatie van factoren zoals het te laat komen van de gemachtigde van verzoeker op de zitting, het hoog in emotie zitten van deze gemachtigde, dit uitdragen en een geïrriteerde houding aannemen tijdens de zitting. Naar het oordeel van de wrakingskamer kan de opmerking van de rechter overkomen als belerend, echter volgt hier niet uit dat de rechter partijdig of vooringenomen is.
5.5.
Gelet op het voorgaande kan niet worden geconcludeerd dat de rechter ten aanzien van verzoeker vooringenomen is of dat zijn vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarom is de wrakingskamer van oordeel dat het wrakingsverzoek ongegrond moet worden verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het verzoek tot wraking ongegrond;
  • bepaalt dat de behandeling van de zaak met nummer BRE 22/222 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens indiening van het verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 1 maart 2024 door mr. Peters, mr. Zander en mr. De Roos en op dezelfde dag uitgesproken in tegenwoordigheid van
mr. Rockx, griffier. De beslissing wordt openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De voorzitter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.